Het donkerste uur
concord, massachusetts, 31 oktober 1902
Poppet en Widget staan bij het hek van het circus, vlak naast de kassa. De rij voor kaartjes is op dit late tijdstip geslonken. De sterrentunnel is al weggehaald, vervangen door een enkel gestreept gordijn. Achter hen slaat de Wunschtraum-klok driemaal. Widget eet popcorn met een laagje chocola uit een zak.
‘Fou jij op hem wafte?’ vraagt hij met zijn mond bijna vol.
‘Ik heb het zo goed mogelijk proberen uit te leggen,’ zegt Poppet. ‘Volgens mij heb ik het vergeleken met taart.’
‘Nou, dat zal wel gewerkt hebben,’ zegt Widget. ‘Wie houdt er nou niet van een vergelijking met taart?’
‘Ik weet niet zeker of het wel ergens op sloeg. Volgens mij was hij vooral van streek dat ik hem gevraagd heb niet meer te komen als hij niet met ons meeging. Ik wist niet wat ik anders moest zeggen, ik probeerde er alleen maar voor te zorgen dat hij begreep dat het belangrijk was.’ Poppet zucht en leunt tegen het ijzeren hek. ‘En ik heb hem gezoend,’ voegt ze er nog aan toe.
‘Dat weet ik,’ zegt Widget.
Poppet staart hem aan, en ze loopt bijna net zo rood aan als haar haar.
‘Het was niet m’n bedoeling,’ zegt Widget, en hij haalt zijn schouders op. ‘Je verbergt het niet goed. Je moet meer oefenen als je niet wilt dat ik dingen zie. Heeft Celia je dat niet geleerd?’
‘Waarom zie jij steeds meer en ik steeds minder?’ vraagt Poppet.
‘Puur geluk?’
Poppet slaat haar blik ten hemel. ‘Heb je Celia gesproken?’ vraagt ze.
‘Ja. Ik zei tegen haar dat jij zei dat Bailey met ons mee moet komen. Ze zei alleen maar dat ze niets zou doen om je tegen te houden.’
‘Nou, dat is tenminste iets.’
‘Ze is afgeleid,’ zegt Widget, en hij schudt met zijn zak popcorn. ‘Ze vertelt me niets, en ze luisterde amper naar me toen ik probeerde uit te leggen wat we vroegen. Ik had net zo goed kunnen zeggen dat we een vliegend nijlpaard wilden meenemen als huisdier, dan zou ze nog steeds hebben gezegd dat het goed was. Maar Bailey komt niet alleen voor de lol mee, hè?’
‘Dat weet ik niet,’ zegt Poppet.
‘Wat weet je wel?’
Poppet kijkt omhoog naar de nachthemel. Donkere wolken onttrekken de meeste sterren aan het zicht, maar her en der glijdt er een zacht twinkelend groepje in haar blikveld.
‘Weet je nog dat we in de Sterrenkijker zaten en ik iets fels zag, maar ik wist niet wat het was?’
Widget knikt.
‘Het was de binnenplaats. De hele binnenplaats, niet alleen het vuur. Fel brandend en heet. En toen… Ik weet niet wat er gebeurde, maar Bailey was erbij. Dat weet ik zeker.’
‘En dit gaat binnenkort gebeuren?’ vraagt Widget.
‘Heel binnenkort, denk ik.’
‘Moeten we hem ontvoeren?’
‘Kom op nou, Widge.’
‘Nee, ik meen het. Dat zouden we kunnen doen. We kunnen zijn huis binnenglippen, hem met iets zwaars neerslaan en hem hier onopvallend heen sleuren. Dan kunnen we hem hier ergens tegen een tent zetten en mensen zullen denken dat hij een plaatselijke dronkenlap is. Hij kan al in de trein zitten voordat hij bijkomt, en dan heeft hij geen keuze meer. Snel en pijnloos. Nou ja, pijnloos voor ons, op dat sleuren na dan.’
‘Ik geloof niet dat dat een goed idee is, Widge,’ zegt Poppet.
‘O kom op, het wordt leuk,’ zegt Widget.
‘Ik denk het niet. Ik denk dat we al gedaan hebben wat we konden, en nu moeten we afwachten.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Nee,’ zegt Poppet zachtjes.
Na een tijdje gaat Widget op zoek naar nog iets te eten. Poppet blijft alleen bij het hek wachten en zo nu en dan werpt ze een blik over haar schouder op de klok om te kijken hoe laat het is.