In liefdevolle nagedachtenis van Tara Burgess

glasgow, april 1895

Ondanks het aantal bezoekers is het een stille begrafenis. Er wordt niet gesnikt of met zakdoeken gezwaaid. In de zee van traditioneel zwart is her en der een vleugje kleur te zien. Zelfs de lichte regen kan al het zwart niet laten wegzinken in een moeras van wanhoop. In plaats daarvan blijft het hangen in een sfeer van beschouwende melancholie.

Misschien komt het doordat het niet voelt alsof Tara Burgess er helemaal niet meer is terwijl haar zus er levend en wel bij zit. Eén helft van het paar dat nog ademt en in leven is.

En tegelijkertijd lijkt er iets absoluut niet te kloppen voor iedereen die de overlevende zus die dag ziet. Iets waar ze hun vinger niet helemaal achter weten te krijgen. Er is iets uit evenwicht.

Zo nu en dan rolt er een traan over de wang van Lainie Burgess, maar ze begroet elke bezoeker met een glimlach en een woord van dank voor hun komst. Ze maakt grapjes die Tara zelf gemaakt zou hebben als ze niet in de glimmende houten kist had gelegen. Er zijn geen andere familieleden aanwezig, hoewel enkele minder goede kennissen ervan uitgaan dat de witharige vrouw en de bebrilde man die nauwelijks van Lainies zijde wijken respectievelijk haar moeder en echtgenoot zijn. Ze hebben het mis, maar Mme Padva noch Mr Barris heeft moeite met die vergissing.

Er zijn talloze rozen. Rode rozen, witte rozen, roze rozen. Er ligt zelfs een enkele zwarte roos tussen de bloemen, hoewel niemand weet waar die vandaan komt. Chandresh meldt slechts dat hij de witte bloemen heeft geregeld. Een ervan houdt hij op zijn revers gespeld en hij frunnikt er tijdens de dienst afwezig aan.

Als Lainie over haar zus spreekt, worden haar woorden begroet met hoorbare zuchten en treurige glimlachen.

‘Ik rouw niet om het verlies van mijn zus, omdat ze in mijn hart altijd bij me zal zijn,’ zegt ze. ‘Ik vind het echter nogal vervelend dat mijn Tara me heeft achtergelaten, waardoor ik jullie nu in mijn eentje moet verduren. Zonder haar zie ik niet zo goed. Zonder haar hoor ik niet zo goed. Zonder haar voel ik niet zo goed. Ik zou beter af zijn zonder een hand of een been dan zonder mijn zus. Dan zou ze in elk geval hier zijn om zich vrolijk te maken over mijn verschijning en zeggen dat zij voor de verandering eens de knapste was. We zijn allemaal onze Tara kwijtgeraakt, maar ik ben ook een deel van mezelf kwijtgeraakt.’

Op de begraafplaats bevindt zich één artiest die zelfs de bezoekers die geen deel uitmaken van Le Cirque des Rêves herkennen, ook al heeft de vrouw die van top tot teen in sneeuwwitte kleding is gehuld vleugels toegevoegd aan haar kostuum. Ze hangen aan haar rug en wapperen zachtjes in de wind, ook als ze zelf stokstijf blijft staan. Veel aanwezigen zijn verrast over haar aanwezigheid, maar ze volgen het voorbeeld van Lainie, die verrukt is bij de aanblik van de levende engel bij het graf van haar zus.

Het waren immers de gezusters Burgess die in het circus de traditie van dergelijke levende beelden in het leven hebben geroepen. Artiesten met uitbundige kostuums en een beschilderde huid die stokstijf stil staan op plateaus die zijn opgesteld op plekken tussen de tenten waar je ze niet zou verwachten.

Als je urenlang naar ze kijkt, veranderen ze soms geheel van positie, maar de beweging zal tergend langzaam zijn, zozeer dat veel toeschouwers volhouden dat het slim gemaakte automaten en geen echte mensen zijn.

Het circus kent verscheidene van zulke artiesten. De met sterren bezaaide Keizerin van de Nacht. De aardedonkere Zwarte Piraat. De vrouw die nu over Tara Burgess waakt wordt doorgaans de Sneeuwkoningin genoemd.

Er klinkt uiterst zacht gesnik als de kist in de grond wordt neergelaten, maar het is moeilijk vast te stellen van wie het komt, of dat het een collectief geluid is van vermengde zuchten, wind en schuifelende voeten. Het begint harder te regenen en paraplu’s schieten als paddenstoelen op tussen de graven. De vochtige aarde verandert al snel in modder en de rest van de begrafenis wordt door het weer bespoedigd.

De ceremonie gaat uit als een nachtkaars in plaats van abrupt te eindigen, en de bezoekers veranderen ongemerkt van keurige rijen tot een menigte die zich verspreidt. Velen blijven hangen om Lainie nogmaals te condoleren, hoewel sommigen weggaan om een plek te zoeken waar ze kunnen schuilen voor de regen voordat de laatste aarde op de kist is neergedaald.

Isobel en Tsukiko staan een eindje van Tara’s graf naast elkaar. Ze delen een grote zwarte paraplu die Isobel met een zwarte handschoen boven hun hoofd houdt. Tsukiko beweert dat ze de regen niet erg vindt, maar Isobel beschermt haar er evengoed tegen, dankbaar als ze is voor het gezelschap.

‘Hoe is ze om het leven gekomen?’ vraagt Tsukiko. Het is een vraag die anderen de hele middag op gedempte toon hebben gesteld en die op verscheidene manieren is beantwoord, waarvan er maar weinig bevredigend waren. Degenen die de details kennen zijn niet erg toeschietelijk.

‘Ik heb gehoord dat het een ongeluk was,’ zegt Isobel zacht. ‘Ze is geraakt door een trein.’

Tsukiko knikt bedachtzaam. Ze haalt een zilveren sigarettenpijpje en bijpassende aansteker uit haar jaszak. ‘Hoe is ze echt om het leven gekomen?’ vraagt ze.

‘Hoe bedoel je?’ zegt Isobel. Ze kijkt om zich heen om te zien of iemand dichtbij genoeg staat om hun gesprek te kunnen afluisteren, maar de meeste bezoekers hebben zich met hun paraplu verspreid in de regen. Er resteert slechts een handjevol gasten, onder wie Celia Bowen en Poppet Murray, die zich vastklampt aan haar jurk. Het meisje lijkt eerder boos dan verdrietig.

Lainie en Mr Barris staan naast Tara’s graf, en de engel zweeft zo dicht bij hen dat ze haar handen op hun hoofd zou kunnen leggen.

‘Je hebt dingen gezien die niet te geloven zijn, toch?’ vraagt Tsukiko.

Isobel knikt.

‘Denk je dat het moeilijker is om je bij zulke dingen neer te leggen als je er zelf geen deel van uitmaakt? Misschien tot je er gek van wordt? Hersens zijn heel gevoelig.’

‘Ik geloof niet dat ze met opzet voor die trein is gestapt,’ zegt Isobel, en ze probeert zo zacht mogelijk te praten.

‘Misschien niet,’ zegt Tsukiko. ‘Ik beweer alleen maar dat het op zijn minst een mogelijkheid is.’ Ze steekt haar sigaret op, en ondanks de vochtigheid van de lucht gaat hij meteen aan.

‘Het kan een ongeluk geweest zijn,’ zegt Isobel.

‘Heb jij de laatste tijd nog ongelukken gehad? Botbreuken, brandwonden, wat dan ook?’ vraagt Tsukiko.

‘Nee,’ zegt Isobel.

‘Ben je ziek geweest? Ook maar de geringste verkoudheid gehad?’

‘Nee.’ Isobel pijnigt zich de hersens over wanneer ze zich voor het laatst niet lekker heeft gevoeld, maar ze komt niet verder dan een verkoudheid in de winter voordat ze Marco leerde kennen, tien jaar geleden.

‘Volgens mij is niemand van ons ziek geweest sinds het circus open is gegaan,’ zegt Tsukiko.

‘En tot nu toe is er niemand gestorven. En sinds Poppet en Widget Murray is er ook niemand geboren. Hoewel dat niet aan sommige acrobaten ligt.’

‘Ik…’ Isobel kan haar zin niet afmaken. Het is te veel voor haar om te bevatten en ze weet niet zeker of ze het wel wíl begrijpen.

‘We zijn vissen in een kom, lieverd,’ zegt Tsukiko tegen haar, en haar sigarettenpijpje bungelt vervaarlijk aan haar lip. ‘Nauwkeurig gadegeslagen vissen. Van alle kanten bekeken. Als een van ons naar boven drijft is dat geen toeval. En als het een ongeluk was, ben ik bang dat de toeschouwers niet zo waakzaam zijn als ze zouden moeten zijn.’

Isobel blijft zwijgen. Ze zou willen dat Marco met Chandresh was meegekomen. Ze betwijfelt echter of hij haar vragen zou beantwoorden, áls hij al bereid zou zijn geweest om haar te woord te staan. Elke kaartlegging over de kwestie die ze onder vier ogen heeft gedaan is ingewikkeld, maar van zijn kant is er altijd een sterke emotie aanwezig. Ze weet dat hij om het circus geeft, ze heeft nooit reden gehad daaraan te twijfelen.

‘Heb je ooit je kaarten gelezen voor iemand die niet kon begrijpen waar diegene mee te maken had, ook al was het voor jou al duidelijk na een kort gesprek en een paar illustraties op papier?’ vraagt Tsukiko.

‘Ja,’ zegt Isobel. Ze heeft ze honderden keren gezien: bezoekers die de dingen niet konden zien zoals ze waren. Blind voor bedrog en hartzeer, en altijd koppig, hoe voorzichtig ze het ook probeerde uit te leggen.

‘Het is moeilijk om een situatie onder ogen te zien als je je er middenin bevindt,’ zegt Tsukiko. ‘Het is te vertrouwd. Te comfortabel.’ Ze zwijgt. De rook van haar sigaret kringelt langs haar hoofd de vochtige lucht in, waar hij tussen de regendruppels door glijdt. ‘Misschien bevond wijlen juffrouw Burgess zich zo dicht bij de rand dat ze het anders kon zien,’ zegt ze.

Isobel fronst haar wenkbrauwen en kijkt om naar Tara’s graf. Lainie en Mr Barris hebben zich omgedraaid en lopen langzaam weg, hij met zijn arm om haar schouder.

‘Ben je ooit verliefd geweest, Kiko?’ vraagt Isobel.

Tsukiko’s schouders verstrakken als ze langzaam uitademt. Even denkt Isobel dat haar vraag onbeantwoord zal blijven, maar dan reageert ze. ‘Ik heb affaires gehad die tientallen jaren duurden en andere die uren duurden. Ik heb van prinsen en boerenknechten gehouden, en ik neem aan dat ze elk op hun eigen manier ook van mij hielden.’

Dat is een typisch antwoord voor Tsukiko, eentje dat de vraag niet echt beantwoordt. Isobel dringt niet aan.

‘Het zal uiteenvallen,’ zegt Tsukiko na geruime tijd. Isobel hoeft niet te vragen wat ze bedoelt. ‘De scheurtjes beginnen zich al te vertonen. Vroeg of laat moet het stukgaan.’ Ze zwijgt even voor de laatste haal van haar sigaret. ‘Voer jij nog steeds aanpassingen uit?’

‘Ja,’ zegt Isobel. ‘Maar ik geloof niet dat het helpt.’

‘Het is moeilijk om de effecten van dergelijke zaken waar te nemen, hoor. Jouw perspectief is immers van binnenuit. De kleinste bezweringen kunnen het meest effectief zijn.’

‘Ze lijken niet erg effectief te zijn.’

‘Misschien beheersen ze meer de chaos erin dan die erbuiten.’

Isobel geeft geen antwoord. Tsukiko haalt haar schouders op en zwijgt.

Even later draaien ze zich om en zonder nog een woord te zeggen vertrekken ze.

Alleen de sneeuwwitte engel blijft met een enkele zwarte roos in haar hand achter bij het verse graf van Tara Burgess. Ze verroert zich niet en knippert zelfs niet met haar ogen. Haar bepoederde gezicht blijft verstard in verdriet.

De regen, die steeds harder valt, trekt hier en daar een veer uit haar vleugels en pint die vast in de modder.

Het nachtcircus
x97890234663071.xhtml
x97890234663072.xhtml
x97890234663073.xhtml
x97890234663074.xhtml
x97890234663075.xhtml
x97890234663076.xhtml
x97890234663077.xhtml
x97890234663078.xhtml
x97890234663079.xhtml
x978902346630710.xhtml
x978902346630711.xhtml
x978902346630712.xhtml
x978902346630713.xhtml
x978902346630714.xhtml
x978902346630715.xhtml
x978902346630716.xhtml
x978902346630717.xhtml
x978902346630718.xhtml
x978902346630719.xhtml
x978902346630720.xhtml
x978902346630721.xhtml
x978902346630722.xhtml
x978902346630723.xhtml
x978902346630724.xhtml
x978902346630725.xhtml
x978902346630726.xhtml
x978902346630727.xhtml
x978902346630728.xhtml
x978902346630729.xhtml
x978902346630730.xhtml
x978902346630731.xhtml
x978902346630732.xhtml
x978902346630733.xhtml
x978902346630734.xhtml
x978902346630735.xhtml
x978902346630736.xhtml
x978902346630737.xhtml
x978902346630738.xhtml
x978902346630739.xhtml
x978902346630740.xhtml
x978902346630741.xhtml
x978902346630742.xhtml
x978902346630743.xhtml
x978902346630744.xhtml
x978902346630745.xhtml
x978902346630746.xhtml
x978902346630747.xhtml
x978902346630748.xhtml
x978902346630749.xhtml
x978902346630750.xhtml
x978902346630751.xhtml
x978902346630752.xhtml
x978902346630753.xhtml
x978902346630754.xhtml
x978902346630755.xhtml
x978902346630756.xhtml
x978902346630757.xhtml
x978902346630758.xhtml
x978902346630759.xhtml
x978902346630760.xhtml
x978902346630761.xhtml
x978902346630762.xhtml
x978902346630763.xhtml
x978902346630764.xhtml
x978902346630765.xhtml
x978902346630766.xhtml
x978902346630767.xhtml
x978902346630768.xhtml
x978902346630769.xhtml
x978902346630770.xhtml
x978902346630771.xhtml
x978902346630772.xhtml
x978902346630773.xhtml
x978902346630774.xhtml
x978902346630775.xhtml
x978902346630776.xhtml
x978902346630777.xhtml
x978902346630778.xhtml
x978902346630779.xhtml
x978902346630780.xhtml
x978902346630781.xhtml
x978902346630782.xhtml
x978902346630783.xhtml
x978902346630784.xhtml
x978902346630785.xhtml
x978902346630786.xhtml
x978902346630787.xhtml
x978902346630788.xhtml
x978902346630789.xhtml