Uitweg
concord en boston, 31 oktober 1902
Bailey loopt een tijdje rond over het lege veld voordat hij zichzelf ervan kan overtuigen dat het circus echt weg is. Er is helemaal niets meer, nog geen geknakt grassprietje dat erop wijst dat er enkele uren eerder op de plek iets gestaan heeft.
Met zijn hoofd in zijn handen gaat hij op de grond zitten. Hoewel hij als klein jongetje al op deze velden speelde, voelt hij zich volkomen verloren.
Hij herinnert zich dat Poppet het over een trein had.
Een trein zou eerst naar Boston moeten gaan als die vervolgens een verdere bestemming wil bereiken.
Bijna direct nadat de gedachte bij hem opkomt, springt Bailey op, en hij rent zo snel als hij kan naar het spoorwegstation.
Er is geen trein te zien als hij er aankomt, buiten adem en met een zere rug door de tas die er voortdurend tegenaan slaat. Hij had gehoopt dat de circustrein waarvan hij niet eens zeker wist of hij wel bestond, er nog zou staan, maar in plaats daarvan is het station zo goed als verlaten. Er zitten slechts twee mensen op de bankjes langs een perron, een man en een vrouw in een zwarte jas.
Het duurt even voordat het tot Bailey doordringt dat ze allebei een rode sjaal dragen.
‘Gaat het?’ vraagt de vrouw als hij het perron op komt rennen. Bailey kan haar accent niet helemaal plaatsen.
‘Zijn jullie hier voor het circus?’ vraagt Bailey, naar adem happend.
‘Inderdaad,’ zegt de man met een vergelijkbaar zangerig accent. ‘Hoewel het al vertrokken is, zoals je ongetwijfeld hebt gezien.’
‘En het is voortijdig dichtgegaan, maar dat is niet ongebruikelijk,’ voegt de vrouw eraan toe.
‘Kennen jullie Poppet en Widget?’ vraagt Bailey.
‘Wie?’ vraagt de man. De vrouw houdt haar hoofd schuin alsof ze de vraag niet goed heeft begrepen.
‘Een tweeling, ze doen een voorstelling met jonge poesjes,’ legt Bailey uit. ‘Dat zijn vrienden van me.’
‘De tweeling!’ roept de vrouw uit. ‘En hun geweldige poesjes! Hoe ben je in vredesnaam bevriend geraakt met ze?’
‘Dat is een lang verhaal,’ zegt Bailey.
‘Dan moet je ons dat vertellen terwijl we wachten,’ zegt ze met een glimlach. ‘Jij bent ook op weg naar Boston, of niet?’
‘Dat weet ik niet,’ zegt Bailey. ‘Ik probeerde het circus te volgen.’
‘Dat is precies wat wij doen,’ zegt de man. ‘Hoewel we Le Cirque pas kunnen volgen als we weten waar het naartoe is. Dat duurt ongeveer een dag.’
‘Ik hoop dat het opduikt op een plek die haalbaar is,’ zegt de vrouw.
‘Hoe weten jullie waar het heen gaat?’ vraagt Bailey enigszins ongelovig.
‘Wij rêveurs hebben zo onze methodes,’ zegt de vrouw met een glimlach. ‘We moeten nog een tijdje wachten, er is tijd genoeg om verhalen uit te wisselen.’
De man heet Victor, en zijn zus Lorena. Ze zijn op wat ze een uitgebreide circusvakantie noemen, waarbij ze Le Cirque des Rêves naar zo veel mogelijk locaties volgen. Gewoonlijk doen ze dat alleen in Europa, maar voor deze vakantie hebben ze besloten het circus aan de andere kant van de Atlantische Oceaan achterna te reizen. Hiervóór zijn ze in Canada geweest.
Bailey vertelt in een notendop hoe hij bevriend is geraakt met Poppet en Widget. De merkwaardigste details laat hij achterwege.
Als de dageraad aanbreekt worden ze vergezeld door een andere rêveur, een vrouw die Elizabeth heet. Ze heeft in de plaatselijke herberg geslapen en gaat nu het circus vertrokken is ook op weg naar Boston. Ze wordt hartelijk begroet en ze lijken goede vrienden te zijn, hoewel Lorena zegt dat ze elkaar pas een paar dagen geleden hebben leren kennen. Terwijl ze op de trein wachten pakt Elizabeth haar breinaalden en een bol donkerrode wol.
Lorena stelt Bailey aan haar voor als een sjaalloze jonge rêveur.
‘Ik ben niet echt een rêveur,’ zegt Bailey. Hij weet nog steeds niet helemaal zeker of hij de term wel begrijpt. Elizabeth kijkt hem over haar breiwerk aan. Ze neemt hem op met toegeknepen ogen die hem aan zijn strengste leraren doen denken, ook al is hij veel groter dan zij. Samenzweerderig buigt ze naar hem toe. ‘Hou je van Le Cirque des Rêves?’
‘Ja,’ zegt hij zonder aarzeling.
‘Meer dan wat ook ter wereld?’
‘Ja,’ zegt Bailey. Ondanks haar serieuze toon en de zenuwen die er nog steeds voor zorgen dat zijn hart onregelmatig klopt, kan hij een glimlach niet onderdrukken.
‘Dan ben je een rêveur,’ deelt Elizabeth mee. ‘Wat je ook draagt.’
Ze vertellen hem verhalen over het circus en over andere rêveurs. Over een soort netwerk dat de locaties van het circus bijhoudt en andere rêveurs op de hoogte brengt, zodat zij reisplannen kunnen maken. Victor en Lorena volgen het circus al jaren zo vaak als ze kunnen, terwijl Elizabeth in de regel alleen de plekken rond New York bezoekt. Dit is een lange reis voor haar, hoewel er in New York een informeel groepje rêveurs is dat zo nu en dan bijeenkomt om in contact te blijven als het circus er niet is.
De trein arriveert vlak nadat de zon volledig opgekomen is, en onderweg naar Boston gaan de verhalen verder, terwijl Elizabeth breit en Lorena haar hoofd slaperig tegen haar arm vleit.
‘Waar logeer je in Boston?’ vraagt Elizabeth.
Daar heeft Bailey nog niet over nagedacht. Hij gaat stap voor stap te werk en probeert zich geen zorgen te maken over wat er gebeurt als ze Boston eenmaal bereiken. ‘Dat weet ik nog niet. Waarschijnlijk blijf ik op het station tot ik weet waar ik heen moet.’
‘Nonsens,’ zegt Victor. ‘Je blijft bij ons. We hebben bijna een hele verdieping in het Parker House Hotel. Je kunt de kamer van August krijgen. Die is gisteren teruggegaan naar New York en ik heb het hotel nog niet verteld dat er een kamer vrij is.’
Bailey wil bezwaar maken, maar Lorena houdt hem tegen. ‘Hij is vreselijk koppig,’ fluistert ze. ‘Als hij iets heeft besloten wil hij van geen nee horen.’
En inderdaad, bijna meteen nadat ze zijn uitgestapt wordt Bailey mee hun rijtuig in genomen. Als ze het hotel bereiken wordt zijn tas meegenomen met Elizabeths bagage.
‘Is er iets?’ vraagt Lorena als hij in de weelderige lobby openlijk rondstaart.
‘Ik voel me net een meisje in een spookje, een meisje dat nog te arm is om schoenen te hebben en dan op de een of andere manier naar een bal in het kasteel mag,’ fluistert Bailey, en Lorena lacht zo hard dat verscheidene mensen zich omdraaien en naar hen kijken.
Bailey wordt meegenomen naar een kamer die half zo groot is als zijn huis, maar hij merkt dat hij ondanks de dikke gordijnen die het zonlicht weren niet kan slapen. Hij ijsbeert zo lang door de kamer dat hij bang is dat hij het tapijt beschadigt. Hij gaat in het raam zitten en kijkt naar de mensen beneden.
Hij is opgelucht als er rond drie uur op zijn deur wordt geklopt.
‘Weten jullie al waar het circus is?’ vraagt hij nog voordat Victor iets kan zeggen.
‘Nog niet, jongen. Soms krijgen we vooraf te horen waar het heen gaat, maar de laatste tijd niet meer. Ik neem aan dat we aan het einde van de dag meer weten, en als we geluk hebben kunnen we morgenochtend vroeg vertrekken. Heb je een pak?’
‘Niet bij me,’ zegt Bailey, en hij herinnert zich het pak dat thuis in een koffer ligt en alleen voor bijzondere gelegenheden tevoorschijn werd gehaald. Hij bedenkt dat hij het intussen wel ontgroeid zou zijn en herinnert zich niet wat de laatste gelegenheid was waarbij hij een pak had moeten dragen.
‘Dan regelen we er eentje voor je,’ zegt Victor, alsof het net zo eenvoudig is als een krant kopen.
Ze treffen Lorena aan in de lobby, en de twee nemen hem op sleeptouw de stad door voor een aantal boodschappen, waaronder een bezoek aan een kleermaker voor zijn pak.
‘Nee, nee,’ zegt Lorena terwijl ze verschillende stoffen bekijken. ‘Deze passen absoluut niet bij zijn huidskleur. Hij heeft een grijs pak nodig. Een mooi donkergrijs pak.’
Na geruime tijd afspelden en meten heeft Bailey uiteindelijk een mooier pak dan hij ooit in zijn leven heeft gehad, mooier nog dan het beste pak van zijn vader, in antraciet. Ondanks zijn tegenwerpingen koopt Victor ook glimmende schoenen en een nieuwe hoed voor hem.
Het spiegelbeeld ziet er zo anders uit dan hij gewend is dat Bailey nauwelijks kan geloven dat hij het echt is.
Ze keren terug naar het hotel met een grote hoeveelheid tassen, en ze zijn amper lang genoeg in hun kamer om even te gaan zitten als Elizabeth hen komt halen om beneden te eten.
Tot Baileys verrassing worden ze in het restaurant opgewacht door een stuk of tien rêveurs. Enkelen van hen zullen het circus achternareizen en anderen blijven in Boston.
Bailey voelt zich aanvankelijk ongemakkelijk in het luxerestaurant, maar het ontspannen, rumoerige gedrag van de groep stelt hem al snel op zijn gemak. Geheel in stijl is iedereen bijna helemaal in het zwart, wit en grijs gekleed, met een stropdas of pocket als felrood accent.
Als Lorena beseft dat Bailey geen rood draagt, haalt ze heimelijk een roos uit een bloemstuk en steekt die in zijn revers.
Tijdens het diner worden er talloze verhalen over het circus verteld en ze praten over tenten die Bailey nooit heeft gezien en over landen waarvan hij nog nooit heeft gehoord. Bailey luistert voornamelijk, nog steeds verbijsterd over het feit dat hij op een groep mensen is gestuit die net zo veel van het circus houden als hij.
‘Denken… denken jullie dat er iets aan de hand is met het circus?’ vraagt Bailey zachtjes, als de rest van de tafel met elkaar in gesprek is. ‘De laatste tijd, bedoel ik?’
Victor en Lorena kijken elkaar aan alsof ze inschatten wie er moet antwoorden, maar het is Elizabeth die het woord neemt. ‘Het is niet meer hetzelfde sinds Herr Thiessen is omgekomen,’ zegt ze.
Victor fronst zijn wenkbrauwen als Lorena instemmend knikt.
‘Wie is Herr Thiessen?’ vraagt Bailey. De drie kijken hem aan, enigszins verbaasd over zijn onwetendheid.
‘Friedrick Thiessen was de eerste rêveur,’ zegt Elizabeth. ‘Hij was een klokkenmaker, hij heeft de klok bij de ingang gemaakt.’
‘Is die klok gemaakt door iemand van buiten het circus? Echt?’ Het was nooit bij hem opgekomen Poppet en Widget daarnaar te vragen. Hij had aangenomen dat het iets was wat was voortgekomen uit het circus zelf. Elizabeth knikt.
‘Hij was ook schrijver,’ zegt Victoria. ‘Zo hebben we hem jaren geleden ontmoet. Ik las een artikel dat hij geschreven had over het circus, stuurde hem een brief, hij schreef terug, enzovoort. Dat was nog voordat we rêveurs werden genoemd.’
‘Hij heeft voor ons een klok gemaakt die eruitziet als de Carrousel,’ zegt Lorena, en ze kijkt weemoedig. ‘Met kleine figuurtjes die rond wolken en zilveren radertjes gaan. Hij is prachtig, ik wou dat ik hem overal mee naartoe kon nemen. Maar het is fijn om thuis een aandenken aan het circus te hebben.’
‘Ik hoorde dat hij een geheime romance met de illusionist had,’ merkt Elizabeth op, met een glimlach boven haar wijnglas.
‘Roddels en onzin,’ snuift Victor.
‘In zijn brieven was hij altijd erg op haar gesteld,’ zegt Lorena, alsof ze zich afvraagt of het mogelijk zou zijn.
‘Hoe kan iemand nu níét op haar gesteld zijn?’ vraagt Victor. Lorena draait zich om en kijkt hem vragend aan. ‘Ze is heel erg getalenteerd,’ mompelt hij, en Bailey ziet dat Elizabeth moeite moet doen haar lachen in te houden.
‘En het circus is niet hetzelfde zonder deze Herr Thiessen?’ vraagt Bailey. Hij vraagt zich af of dit iets te maken heeft met wat Poppet tegen hem zei.
‘Voor ons is het natuurlijk anders zonder hem,’ zegt Lorena. Ze denkt even na voordat ze verdergaat. ‘Het circus zelf lijkt ook niet helemaal hetzelfde. Het is niet iets in het bijzonder, het is alleen…’
Victor komt tussenbeide. ‘Er is iets niet helemaal in orde. Als een klepel die niet goed slingert.’
‘Wanneer is hij omgekomen?’ vraagt Bailey. Hij kan zich er niet toe brengen te vragen hoe.
‘Nu je het zegt, het is vanavond een jaar geleden,’ antwoordt Victor.
‘O, daar had ik niet bij stilgestaan,’ zegt Lorena.
‘Laten we drinken op Herr Thiessen,’ stelt Victor voor, zo luid dat de hele tafel het hoort, en hij heft zijn glas. Rondom de tafel worden glazen geheven, en Bailey doet mee.
De verhalen over Herr Thiessen gaan door tijdens het dessert en worden slechts onderbroken door een discussie over de vraag waarom de taart een pastei heet terwijl het duidelijk een taart is. Victor verontschuldigt zich na de koffie en weigert zich in de taartkwestie te mengen.
Als hij terugkeert bij de tafel heeft hij een telegram in zijn hand. ‘We gaan op weg naar New York, vrienden.’