Boekhouding

londen, maart 1900

Chandresh Christophe Lefèvre zit aan het grote mahoniehouten bureau in zijn studeerkamer met een nagenoeg lege fles cognac voor zich. Eerder die avond had hij nog een glas, maar dat is hij uren geleden al kwijtgeraakt. Het is een gewoonte geworden om van kamer naar kamer te dwalen, veroorzaakt door slapeloosheid en verveling. Ook zijn jasje heeft hij achtergelaten in een kamer waar hij doorheen is gekuierd. Dat zal de volgende ochtend zonder commentaar worden opgepakt door een diplomatieke dienstmeid.

In de studeerkamer probeert hij, tussen slokjes cognac uit de fles door, te werken. Zijn pogingen bestaan voornamelijk uit gekrabbel met een vulpen op verscheidene stukjes papier. Hij heeft al in jaren niet echt gewerkt. Geen nieuwe ideeën, geen nieuwe producties. De cyclus van een project opzetten, uitvoeren en overgaan op iets nieuws is piepend tot stilstand gekomen, en hij weet niet waarom.

Hij snapt het niet. Vannacht niet en geen enkele nacht, hoeveel cognac zich ook nog in de fles bevindt. Dit is niet zoals het hoort te gaan. Een project wordt opgestart, ontwikkeld en de wereld in gestuurd, en dan gaat het vaker wel dan niet op eigen kracht verder, waarna hij niet langer nodig is. Dat is niet altijd een aangename positie om in te verkeren, maar zo gaan die dingen nu eenmaal, en Chandresh kent het proces maar al te goed. Je bent trots, je haalt je recette binnen en ook al ben je een beetje weemoedig, je gaat verder.

Het circus liet hem achter en stevende door, en toch blijft hij aan de kust staan kijken. Er is meer dan genoeg tijd om te rouwen over het creatieve proces en het vuur opnieuw te ontsteken, maar het vonkje voor iets nieuws ontbreekt. Geen nieuwe onderneming en al bijna veertien jaar niets groters of beters.

Misschien heeft hij zelfs zichzelf overtroffen, denkt hij. Maar dat is geen aangename gedachte, dus hij smoort haar in cognac en probeert haar te negeren.

Het circus zit hem dwars.

Het zit hem vooral dwars op momenten als dit, op de bodem van de cognacfles en in de stille uurtjes. Het is niet heel erg laat, wat het circus betreft is de nacht nog redelijk jong, maar de stilte drukt al zwaar op hem.

En nu zijn fles en vulpen leeg zijn, zit hij daar maar. Afwezig haalt hij een hand door zijn haar en hij staart wezenloos voor zich uit. Vlammen branden zachtjes in de vergulde open haard, en de hoge boekenkasten vol curiositeiten en relieken tekenen zich in de schaduwen flauw af.

Zijn dwalende blik gaat langs de open deur en vestigt zich op de deur aan de andere kant van de gang. De deur naar Marco’s kantoor is discreet verborgen tussen twee Perzische zuilen. Dat kantoor is deel van Marco’s suite, zodat hij altijd tot Chandresh’ beschikking staat, hoewel hij vanavond op pad is.

Door een alcoholnevel heen vraagt Chandresh zich af of Marco de papieren van het circus wellicht in zijn kantoor bewaart. En wat er allemaal in die papieren staat. Hij heeft het papierwerk van het circus ooit slechts vluchtig gezien, en jarenlang heeft hij geen enkele moeite gedaan de details ervan te bestuderen, maar nu is hij nieuwsgierig.

Met de lege cognacfles nog in zijn hand hijst hij zichzelf overeind en stommelt de gang in. Hij zal wel op slot zijn, denkt hij als hij de glanzende deur van donker hout bereikt, maar de zilveren deurkruk geeft mee en de deur zwaait open.

Chandresh aarzelt even in de deuropening. Het kleine kantoor is donker, op het licht dat binnenstroomt uit de gang na, en de flauwe gloed van de straatlantaarns die door het enkele raampje binnensijpelt.

Chandresh twijfelt. Als er nog cognac in de fles had gezeten zou hij de deur misschien weer hebben dichtgedaan en zijn weggelopen, maar de fles is leeg, en dit is uiteindelijk toch zíjn huis. Hij tast naar de schakelaar van de muurlamp bij de deur. Die komt flakkerend tot leven en verlicht de kamer die voor hem ligt.

Het kantoor is volgestouwd met een overdaad aan meubels. Kasten en koffers vullen de wanden, en dozen met dossiers staan keurig in het gelid. Het bureau in het midden, dat bijna de helft van de ruimte in beslag neemt, is een kleinere, bescheiden versie van het exemplaar in de studeerkamer. Er staan potten inkt op en er liggen pennen en een stapel schrijfblokken, alles keurig op een rij en niet zoekgeraakt tussen een warboel van beeldjes, kostbare stenen en antiek wapentuig.

Chandresh zet de lege fles op het bureau en gaat langs de kasten en dossiers. Hij opent lades en bladert door papieren, ook al weet hij niet precies waarnaar hij op zoek is. Er lijkt geen speciaal gedeelte gereserveerd voor het circus. Stukjes erover zijn samengevoegd met boeken vol recettes en lijsten met kassaopbrengsten.

Het verbaast hem enigszins dat er geen duidelijk archiefsysteem is. Geen etiketten op de dozen. Het kantoor is netjes, maar niet georganiseerd.

In een kast vindt Chandresh stapels ontwerpen en schetsen. Op veel ervan staan stempels en de initialen van Mr Barris, maar er zijn ook diagrammen in andere handschriften die Chandresh niet herkent. In sommige gevallen herkent hij niet eens welke taal het is, hoewel aan de rand van elk vel papier keurig le cirque des rêves staat geschreven.

Hij trekt ze naar het licht en spreidt ze uit over het weinige beschikbare vloeroppervlak dat hij kan vinden. Hij bestudeert ze vel na vel, waarna hij ze weer laat dichtrollen en in een slordige stapel opzij schuift en verdergaat.

Zelfs op de afdrukken die duidelijk het werk zijn van Mr Barris is geschreven: toevoegingen in een ander handschrift, nieuwe lagen over de oorspronkelijke ontwerpen.

Chandresh laat de papieren op de grond liggen en keert terug naar het bureau, naar de keurige stapel schrijfblokken naast de lege cognacfles. Ze lijken op grootboeken: rij na rij van getallen en berekeningen met notities van totalen en data. Chandresh gooit ze opzij.

Hij richt zijn aandacht op het bureau zelf en trekt de zware houten lades open. Een paar ervan zijn leeg. Eentje bevat tientallen lege schrijfblokken en ongeopende potten inkt. Een andere is gevuld met oude agenda’s, en de afspraken waarmee die zijn gevuld, zijn in Marco’s nette, fijne handschrift genoteerd in een soort stenografie.

De laatste lade zit op slot.

Chandresh wil zich net omdraaien naar een doos met dossiers als iets maakt dat hij zich nogmaals op de gesloten lade richt.

Er steekt geen sleutel in het bureau. De andere lades hebben geen slot.

Hij weet niet meer of het bureau een slot had toen het hier jaren geleden werd neergezet. Er had toen alleen een bureau en een enkele kast in het kantoor gestaan, dat zowaar ruim had geleken.

Na een paar minuten naar een sleutel te hebben gezocht wordt hij ongeduldig en hij loopt terug naar zijn studeerkamer om het zilveren mes te halen dat in het dartbord aan de muur steekt.

Liggend op de grond achter het bureau vernielt hij in zijn pogingen het mechaniek open te krijgen bijna het slot, maar hij wordt beloond met de bevredigende klik als de sluiting zich gewonnen geeft.

Hij laat het mes op de grond liggen, trekt de lade open en ziet slechts een boek liggen.

Het is groot en in leer gebonden. Chandresh haalt het uit de lade, verbaasd over het gewicht, en laat het met een doffe klap op het bureau vallen.

Het boek is oud en stoffig. Het leer is versleten en de boekband is rafelig aan de randen.

Chandresh aarzelt slechts even en slaat het dan open.

Op de schutbladen staat een uiterst gedetailleerde tekening van een boom vol symbolen en aantekeningen. De pagina is helemaal volgeschreven en bevat meer inkt dan lege ruimte. Chandresh kan niets ervan ontcijferen en weet zelfs niet of de aantekeningen bestaan uit woorden of dat ze doorlopende slierten van een motief zijn. Hier en daar ziet hij een teken dat hem bekend voorkomt. Sommige hebben veel weg van getallen, andere doen denken aan de vorm van Egyptische hiërogliefen. Het doet hem denken aan de tatoeage van de contortionist.

De pagina’s van het boek zijn gevuld met vergelijkbare aantekeningen, hoewel ze voornamelijk andere dingen bevatten: stukjes papier uit andere documenten.

Chandresh heeft er verscheidene pagina’s voor nodig voordat hij beseft dat op elk stukje papier een handtekening staat.

Het duurt nog langer voor hij beseft dat hij de namen kent.

Pas als hij de pagina met het bijbehorende, kinderlijke gekrabbel vindt met de namen van Poppet en Widget Murray weet hij zeker dat het boek de namen bevat van iedereen die bij het circus betrokken is.

En pas bij nadere bestudering ziet hij dat elke naam vergezeld gaat van een plukje haar.

De pagina’s verderop bevatten de namen van de oorspronkelijke samenzweerders, hoewel één schittert door afwezigheid en een andere is verwijderd.

Op de laatste pagina staat zijn eigen handtekening, een zwierig geheel van onleesbare C’s, zorgvuldig uit een stuk papier geknipt dat een rekening of brief geweest zou kunnen zijn. Eronder bevindt zich een enkele pluk ravenzwart haar dat op de pagina is geplakt en omringd wordt door symbolen en letters. Chandresh brengt zijn hand omhoog en raakt het uiteinde van zijn haar aan dat om zijn kraag krult.

Er schuift een schaduw over het bureau en Chandresh deinst geschrokken achteruit. Het boek valt dicht.

‘Meneer?’

Marco staat in de deuropening en kijkt Chandresh nieuwsgierig aan.

‘Ik… ik dacht dat je vanavond weg was,’ zegt Chandresh. Hij kijkt naar het boek en dan weer naar Marco.

‘Dat was ik ook, meneer, maar ik was iets vergeten.’ Marco’s blik gaat over de papieren en schetsen die over de grond liggen verspreid. ‘Mag ik vragen wat u aan het doen bent, meneer?’

‘Dat zou ik ook aan jou kunnen vragen,’ zegt Chandresh. ‘Wat is dit allemaal?’ Hij slaat het boek weer open. De pagina’s wapperen omhoog en zijgen weer neer.

‘Dat zijn notulen van het circus,’ zegt Marco, zonder naar het boek te kijken.

‘Wat voor notulen?’

‘Het is een systeem dat ik zelf heb bedacht,’ zegt Marco. ‘Wat het circus betreft is er heel veel om op orde te houden, zoals u weet.’

‘Hoe lang ben je hier al mee bezig?’

‘Waarmee bezig, meneer?’

‘Met het bijhouden van al deze… onzin, wat het ook is.’ Hij bladert door het boek, hoewel hij merkt dat hij het niet meer wil aanraken.

‘Mijn systeem gaat terug tot aan het begin van het circus,’ zegt Marco.

‘Je doet er iets mee, hè? Met ons allemaal. Of niet?’

‘Ik doe alleen mijn werk, meneer,’ zegt Marco. Hij klinkt nu geagiteerd. ‘En als ik zo vrij mag zijn, ik stel het niet op prijs dat u door mijn boeken gaat zonder me daarover in te lichten.’

Chandresh loopt om het bureau heen naar hem toe en struikelt daarbij bijna over de schetsen. Zijn stem klinkt echter stellig. ‘Je bent bij mij in dienst, ik heb alle recht om te zien wat er zich in mijn huis bevindt en wat er met mijn eigen projecten gebeurt. Je werkt met hem samen, hè? Je hebt dit al die tijd voor me verborgen gehouden, je had het recht niet om achter mijn rug om…’

Marco onderbreekt hem. ‘Achter uw rug om? U zou niet eens kunnen begrijpen wat er zich allemaal achter uw rug om afspeelt. Wat er zich al achter uw rug afspeelde, nog voordat ook maar iets hiervan begonnen is.’

‘Dat is niet wat ik van deze overeenkomst wilde,’ zegt Chandresh.

‘U had nooit iets te zeggen over deze overeenkomst,’ zegt Marco. ‘U hebt er nu niets over te zeggen en nooit. En u wilde ook helemaal niet weten hoe alles geregeld werd. U tekende kwitanties zonder er ook maar een blik op te werpen. Geld speelt geen rol, zei u. Dat gold ook voor de details, die altijd aan mij werden overgelaten.’

De papieren op het bureau golven als Marco zijn stem verheft. Hij zwijgt en stapt weg van het bureau. De papieren komen in rommelige stapels weer tot rust.

‘Je hebt deze hele onderneming in de war gestuurd,’ zegt Chandresh. ‘Je hebt ronduit tegen me gelogen en je bewaart god mag weten wat in deze boeken…’

‘Welke boeken, meneer?’ vraagt Marco. Chandresh kijkt weer naar het bureau. Er liggen geen papieren op, geen stapel grootboeken. Er staan een inktpot naast de lamp, een koperen beeld van een Egyptische godheid, een klok en de lege cognacfles. Verder bevindt er zich niets op het glimmende houten oppervlak.

Chandresh stamelt wat en kijkt van het bureau naar Marco en weer terug, niet in staat zijn blik op een bepaald punt te vestigen.

‘Dit laat ik je me niet aandoen,’ zegt Chandresh. Hij pakt de cognacfles van het bureau en zwaait ermee voor Marco’s gezicht. ‘Je bent op staande voet ontslagen, en moet hier onmiddellijk vertrekken.’

De cognacfles verdwijnt. Chandresh zwijgt en graait naar de lege lucht.

‘Ik kan niet weg,’ zegt Marco, zijn stem kalm en beheerst. Hij spreekt elk woord langzaam uit, alsof hij iets uitlegt aan een klein kind. ‘Dat mag ik niet. Ik moet hier blijven en verder gaan met deze onzin, zoals u het zo treffend noemt. U keert terug naar uw drank en uw feesten en u zult zich niet eens herinneren dat we dit gesprek ooit hebben gevoerd. Alles gaat gewoon door. Dát gaat er gebeuren.’

Chandresh opent zijn mond om bezwaar te maken, maar sluit hem dan weer beduusd. Hij kijkt naar Marco en dan naar het lege bureau. Hij kijkt naar zijn hand en opent en sluit zijn vingers, alsof hij iets probeert te grijpen wat er niet langer is, hoewel hij zich niet kan herinneren wat dat was.

‘Neem me niet kwalijk,’ zegt hij, en hij kijkt weer naar Marco. ‘Ik… ik ben de draad kwijt. Waar hadden we het over?’

‘Niets belangrijks, meneer,’ zegt Marco. ‘Een paar kleine details over het circus, meer niet.’

‘Natuurlijk,’ zegt Chandresh. ‘Waar is het circus nu?’

‘In Sydney, meneer.’ Zijn stem hapert, maar hij kucht even en wendt zich dan af.

Chandresh knikt slechts afwezig.

‘Zal ik die voor u meenemen?’ vraagt Marco, en hij wijst naar de lege fles die weer op het bureau staat.

‘O,’ zegt Chandresh. ‘Ja, ja, natuurlijk.’ Hij overhandigt Marco de fles zonder hem aan te kijken. Hij lijkt de hele handeling nauwelijks waar te nemen.

‘Zal ik een nieuwe voor u halen, meneer?’

‘Ja, dank je,’ zegt Chandresh, en hij loopt Marco’s kantoor uit en zijn studeerkamer weer in, waar hij in een leren leunstoel bij het raam gaat zitten.

In het kantoor raapt Marco met trillende handen de gevallen schrijfblokken en papieren op. Hij rolt de schetsen op en ordent de papieren en boeken op een stapel. Hij pakt het zilveren mes dat op de grond ligt en brengt het terug naar het dartbord in de studeerkamer, waar hij het in de roos steekt.

Vervolgens haalt hij elke lade in het kantoor leeg. Hij verwijdert elk dossier en document. Als alles keurig op orde is, haalt hij een set koffers uit zijn kamer en vult die tot ze bijna uit hun voegen barsten, met het dikke in leer gebonden boek beschermd tussen stapels papieren. Hij doorzoekt zijn kamers en haalt alle persoonlijke eigendommen weg.

Hij dooft de lampen in het kantoor en doet de deur achter zich op slot.

Voordat hij vertrekt, met zijn koffers in zijn handen en de rollen papier onder zijn armen, zet Marco een volle fles cognac en een glas op het tafeltje naast Chandresh’ stoel. Chandresh merkt zijn aanwezigheid niet eens op. Hij staart uit het raam in de duisternis en naar de regen en hoort de deur niet in het slot vallen als Marco vertrekt.

‘Hij heeft geen schaduw,’ zegt Chandresh bij zichzelf, en hij schenkt een glas cognac in.

 

heel laat op de avond heeft Chandresh een uitvoerig gesprek met de geest van een oude kennis, die hij alleen maar kende als Prospero de Tovenaar. Gedachten die anders weleens hadden kunnen wegdrijven op golven van cognac blijven intact, bevestigd en bestendigd door een transparante magiër.

 

Het nachtcircus
x97890234663071.xhtml
x97890234663072.xhtml
x97890234663073.xhtml
x97890234663074.xhtml
x97890234663075.xhtml
x97890234663076.xhtml
x97890234663077.xhtml
x97890234663078.xhtml
x97890234663079.xhtml
x978902346630710.xhtml
x978902346630711.xhtml
x978902346630712.xhtml
x978902346630713.xhtml
x978902346630714.xhtml
x978902346630715.xhtml
x978902346630716.xhtml
x978902346630717.xhtml
x978902346630718.xhtml
x978902346630719.xhtml
x978902346630720.xhtml
x978902346630721.xhtml
x978902346630722.xhtml
x978902346630723.xhtml
x978902346630724.xhtml
x978902346630725.xhtml
x978902346630726.xhtml
x978902346630727.xhtml
x978902346630728.xhtml
x978902346630729.xhtml
x978902346630730.xhtml
x978902346630731.xhtml
x978902346630732.xhtml
x978902346630733.xhtml
x978902346630734.xhtml
x978902346630735.xhtml
x978902346630736.xhtml
x978902346630737.xhtml
x978902346630738.xhtml
x978902346630739.xhtml
x978902346630740.xhtml
x978902346630741.xhtml
x978902346630742.xhtml
x978902346630743.xhtml
x978902346630744.xhtml
x978902346630745.xhtml
x978902346630746.xhtml
x978902346630747.xhtml
x978902346630748.xhtml
x978902346630749.xhtml
x978902346630750.xhtml
x978902346630751.xhtml
x978902346630752.xhtml
x978902346630753.xhtml
x978902346630754.xhtml
x978902346630755.xhtml
x978902346630756.xhtml
x978902346630757.xhtml
x978902346630758.xhtml
x978902346630759.xhtml
x978902346630760.xhtml
x978902346630761.xhtml
x978902346630762.xhtml
x978902346630763.xhtml
x978902346630764.xhtml
x978902346630765.xhtml
x978902346630766.xhtml
x978902346630767.xhtml
x978902346630768.xhtml
x978902346630769.xhtml
x978902346630770.xhtml
x978902346630771.xhtml
x978902346630772.xhtml
x978902346630773.xhtml
x978902346630774.xhtml
x978902346630775.xhtml
x978902346630776.xhtml
x978902346630777.xhtml
x978902346630778.xhtml
x978902346630779.xhtml
x978902346630780.xhtml
x978902346630781.xhtml
x978902346630782.xhtml
x978902346630783.xhtml
x978902346630784.xhtml
x978902346630785.xhtml
x978902346630786.xhtml
x978902346630787.xhtml
x978902346630788.xhtml
x978902346630789.xhtml