Impasse

montreal, augustus 1902

Als de illusionist een buiging heeft gemaakt en voor de ogen van haar verrukte publiek verdwijnt, applaudisseren ze voor de lege lucht. Ze staan op en een paar bezoekers praten met andere bezoekers vol ongeloof na over enkele trucs als ze de deur doorgaan die weer in de wand van de gestreepte tent is verschenen.

Eén man blijft zitten op zijn plek in de binnenste halve cirkel van stoelen. Zijn ogen, die grotendeels verborgen zijn in de schaduw van zijn bolhoed, zijn op de ruimte in het midden van de cirkel gericht die de illusionist zojuist nog innam.

De rest van het publiek vertrekt.

De man blijft zitten.

Na een paar minuten vervaagt de deur in de wand van de tent, tot hij weer onzichtbaar is.

De man blijft strak voor zich uit kijken. De verdwijnende deur keurt hij geen blik waardig.

Even later zit Celia in een stoel tegenover hem. Ze draagt dezelfde kleding als tijdens haar optreden: een zwarte jurk versierd met delicaat wit kant.

‘Meestal zit je achterin,’ zegt ze.

‘Ik wilde je beter kunnen zien,’ zegt Marco.

‘Je hebt een aardige reis moeten maken om hier te zijn.’

‘Ik moest eens op vakantie.’

Celia richt haar blik op haar handen.

‘Je had niet verwacht dat ik hier helemaal heen zou komen, hè?’ vraagt Marco.

‘Nee, inderdaad.’

‘Het valt niet mee om je te verstoppen als je met een heel circus reist, hoor.’

‘Ik heb me niet verstopt,’ zegt Celia.

‘Dat heb je wel. Ik wilde je spreken tijdens de begrafenis van Herr Thiessen, maar je ging al weg voordat ik je kon vinden, en toen stak je met het circus de oceaan over. Je mijdt me.’

‘Dat was niet m’n bedoeling,’ zegt Celia. ‘Ik had tijd nodig om na te denken. Bedankt voor de Poel der Tranen,’ voegt ze eraan toe.

‘Ik wilde dat je een plek had waar je je veilig genoeg voelde om te huilen als ik niet bij je kon zijn.’

Ze sluit haar ogen en geeft geen antwoord.

‘Je hebt mijn boek gestolen,’ zegt Marco na een korte stilte.

‘Sorry,’ zegt ze.

‘Als het maar op een veilige plek is maakt het verder niet uit of ik het bewaar of jij. Je had het kunnen vragen. Je had afscheid kunnen nemen.’

Celia knikt. ‘Dat weet ik,’ zegt ze.

Allebei zwijgen ze een tijdje.

‘Ik probeer het circus onafhankelijk te maken,’ zegt Celia. ‘Om het los te koppelen van het spel, van ons. Van mij. Ik moest weten hoe jij te werk ging om dat goed te laten verlopen. Ik kan een plek die voor zo veel mensen zo belangrijk is niet zomaar laten verdwijnen. Een plek die wonderbaarlijk, troostrijk en mysterieus is en die ze nergens anders hebben. Als jij zoiets had zou je dat toch ook willen vasthouden?’

‘Ik heb dat als ik bij jou ben,’ zegt Marco. ‘Laat me je helpen.’

‘Ik heb je hulp niet nodig.’

‘Je kunt dit niet alleen.’

‘Ik heb Ethan Barris en Lainie Burgess,’ zegt Celia. ‘Die hebben ermee ingestemd de dagelijkse leiding op zich te nemen. Met nog een paar lessen moeten Poppet en Widget in staat zijn de manipulaties die ze nu nog niet in de hand hebben voor hun rekening te nemen. Ik… ik heb je niet nodig.’

Ze kan hem niet recht in de ogen kijken.

‘Je vertrouwt me niet,’ zegt hij.

‘Isobel vertrouwde je,’ zegt Celia, en ze kijkt naar de grond. ‘En Chandresh. Hoe kan ik geloven dat je tegen mij wel en tegen hen niet eerlijk bent, als je er vooral baat bij hebt mij om de tuin te leiden?’

‘Ik heb nooit tegen Isobel gezegd dat ik van haar hield,’ zegt Marco. ‘Ik was jong en heel erg eenzaam, en ik had haar niet het idee moeten geven dat ik meer voor haar voelde dan het geval was, maar wat ik voor haar voelde is niets vergeleken bij wat ik voor jou voel. Dit is geen tactiek om je te misleiden. Denk je echt dat ik zo wreed ben?’

Celia staat op van haar stoel.

‘Goedenavond, meneer Alisdair,’ zegt ze.

‘Celia, wacht,’ zegt Marco. Hij staat op, maar loopt niet naar haar toe. ‘Je breekt mijn hart. Je zei ooit tegen me dat ik je aan je vader deed denken. Dat je nooit zo wilde lijden als je moeder voor hem heeft geleden, maar dat is precies wat je nu met mij doet. Je gaat steeds bij me weg. Je gaat steeds weg en dan verlang ik naar je, terwijl ik alles zou doen om ervoor te zorgen dat je blijft. Ik ga hieraan onderdoor.’

‘Een van ons moet eraan onderdoor gaan,’ zegt Celia.

‘Wat?’ vraagt Marco.

‘Wie van ons dit overleeft is de winnaar,’ zegt ze. ‘De winnaar blijft in leven, de verliezer gaat dood. Zo eindigt het spel.’

‘Dat…’ Marco zwijgt en schudt zijn hoofd. ‘Dat kan niet de bedoeling zijn.’

‘Dat is het wel. Het is een proeve van uithoudingsvermogen, niet van bekwaamheid. Ik probeer ervoor te zorgen dat het circus op eigen benen kan staan voordat…’

Ze krijgt de woorden niet over haar lippen en kan hem nog steeds nauwelijks aankijken.

‘Je gaat doen wat je vader deed,’ zegt Marco. ‘Je gaat jezelf van het bord halen.’

‘Zoiets,’ zegt ze. ‘Ik denk alleen dat ik altijd meer een moederskindje was.’

‘Nee,’ zegt Marco. ‘Dat kun je niet menen.’

‘Het is de enige manier om een eind te maken aan dit spel.’

‘Dan spelen we verder.’

‘Dat kan ik niet,’ zegt ze. ‘Ik hou het niet langer vol. Het wordt elke nacht moeilijker. En ik… ik moet je laten winnen.’

‘Ik wil niet winnen,’ zegt Marco. ‘Ik wil jóú. Echt, Celia, snap je dat niet?’

Celia zegt niets, maar stille tranen rollen over haar wangen. Ze veegt ze niet weg.

‘Hoe kun je denken dat ik niet van je hou?’ vraagt Marco. ‘Celia, je betekent alles voor me. Ik weet niet wie je van iets anders probeert te overtuigen, maar alsjeblieft, je móét me geloven.’

Ze kijkt hem slechts met betraande ogen aan, de eerste keer dat ze zijn blik vasthoudt.

‘Dit is het moment waarop ik wist dat ik van je hield,’ zegt hij.

Ze staan aan weerszijden van een kleine, ronde kamer die donkerblauw is geschilderd en bezaaid is met sterren, op een rand die langs een poel vol bontgekleurde kussens loopt. Boven hen hangt een glinsterende kroonluchter.

‘Ik was al betoverd vanaf het moment waarop ik je voor het eerst zag,’ zegt Marco, ‘maar op dit moment wist ik het zeker.’

De ruimte om hen heen verandert weer en dijt uit tot een lege balzaal. Maanlicht sijpelt binnen door de ramen.

‘Dit is het moment waarop ik het wist,’ zegt Celia, haar stem een fluistering die zachtjes door de ruimte weerklinkt.

Marco overbrugt de afstand tussen hen, kust haar tranen weg en drukt zijn lippen op de hare.

Terwijl hij haar kust, licht het vuur feller op. De acrobaten draaien rond en vangen het licht volmaakt. Het hele circus sprankelt en betovert iedere bezoeker.

En dan valt de volmaakte samenhang weg als Celia zich aarzelend losmaakt.

‘Sorry,’ zegt ze.

‘Alsjeblieft,’ zegt hij. Hij weigert haar los te laten, en zijn vingers houden het kant van haar jurk stevig vast. ‘Ga alsjeblieft niet bij me weg.’

‘Het is te laat. Het was al te laat toen ik in Londen aankwam om je schrijfblok in een duif te veranderen, er waren al te veel mensen bij betrokken. Alles wat we doen heeft gevolgen voor iedereen hier, voor elke bezoeker die door die poort komt. Honderden of duizenden mensen. Stuk voor stuk vliegen in een spinnenweb dat geweven is toen ik zes was, en nu kan ik me nauwelijks verroeren uit angst nog iemand kwijt te raken.’ Ze kijkt op naar hem en streelt zijn wang. ‘Wil je iets voor me doen?’

‘Wat dan ook,’ zegt Marco.

‘Kom niet terug,’ zegt ze, en haar stem slaat over.

Ze verdwijnt voordat Marco kan reageren, net zo eenvoudig en elegant als aan het einde van haar optreden. Haar jurk vervaagt onder zijn handen. Alleen haar parfum blijft nog hangen in de ruimte die ze vlak ervoor nog innam.

Marco staat alleen in een tent met twee rijen stoelen en een open deur die wacht tot hij weggaat.

Voordat hij vertrekt haalt hij een enkele speelkaart uit zijn zak en legt die op haar stoel.

 

Het nachtcircus
x97890234663071.xhtml
x97890234663072.xhtml
x97890234663073.xhtml
x97890234663074.xhtml
x97890234663075.xhtml
x97890234663076.xhtml
x97890234663077.xhtml
x97890234663078.xhtml
x97890234663079.xhtml
x978902346630710.xhtml
x978902346630711.xhtml
x978902346630712.xhtml
x978902346630713.xhtml
x978902346630714.xhtml
x978902346630715.xhtml
x978902346630716.xhtml
x978902346630717.xhtml
x978902346630718.xhtml
x978902346630719.xhtml
x978902346630720.xhtml
x978902346630721.xhtml
x978902346630722.xhtml
x978902346630723.xhtml
x978902346630724.xhtml
x978902346630725.xhtml
x978902346630726.xhtml
x978902346630727.xhtml
x978902346630728.xhtml
x978902346630729.xhtml
x978902346630730.xhtml
x978902346630731.xhtml
x978902346630732.xhtml
x978902346630733.xhtml
x978902346630734.xhtml
x978902346630735.xhtml
x978902346630736.xhtml
x978902346630737.xhtml
x978902346630738.xhtml
x978902346630739.xhtml
x978902346630740.xhtml
x978902346630741.xhtml
x978902346630742.xhtml
x978902346630743.xhtml
x978902346630744.xhtml
x978902346630745.xhtml
x978902346630746.xhtml
x978902346630747.xhtml
x978902346630748.xhtml
x978902346630749.xhtml
x978902346630750.xhtml
x978902346630751.xhtml
x978902346630752.xhtml
x978902346630753.xhtml
x978902346630754.xhtml
x978902346630755.xhtml
x978902346630756.xhtml
x978902346630757.xhtml
x978902346630758.xhtml
x978902346630759.xhtml
x978902346630760.xhtml
x978902346630761.xhtml
x978902346630762.xhtml
x978902346630763.xhtml
x978902346630764.xhtml
x978902346630765.xhtml
x978902346630766.xhtml
x978902346630767.xhtml
x978902346630768.xhtml
x978902346630769.xhtml
x978902346630770.xhtml
x978902346630771.xhtml
x978902346630772.xhtml
x978902346630773.xhtml
x978902346630774.xhtml
x978902346630775.xhtml
x978902346630776.xhtml
x978902346630777.xhtml
x978902346630778.xhtml
x978902346630779.xhtml
x978902346630780.xhtml
x978902346630781.xhtml
x978902346630782.xhtml
x978902346630783.xhtml
x978902346630784.xhtml
x978902346630785.xhtml
x978902346630786.xhtml
x978902346630787.xhtml
x978902346630788.xhtml
x978902346630789.xhtml