Stratagème
londen, april 1886
‘Ze is te goed om haar tussen het publiek te laten staan,’ zegt Chandresh. ‘Ze móét haar eigen tent krijgen. We zetten de stoelen wel om haar heen of iets dergelijks, dan betrekken we het publiek helemaal bij de handeling.’
‘Ja, meneer,’ zegt Marco, en zijn vingers gaan over de pagina’s van zijn schrijfblok, dat zojuist nog uit vleugels bestond.
‘Wat is er toch met je aan de hand?’ vraagt Chandresh. ‘Je ziet zo wit als een doek.’ Zijn stem galmt door het lege theater terwijl ze samen op het podium staan. Mme Padva heeft juffrouw Bowen snel weggevoerd, vragen over jurken en kapsels op haar afvurend.
‘Er is niets, meneer,’ zegt Marco.
‘Je ziet er belabberd uit,’ zegt Chandresh, en hij neemt een trek van zijn sigaar. ‘Ga naar huis.’
Marco kijkt verbaasd naar hem op. ‘Er is papierwerk dat afgehandeld moet worden, meneer,’ werpt hij tegen.
‘Doe dat morgen maar, er is tijd genoeg voor dat soort dingen. Tante Padva en ik nemen juffrouw Bowen mee naar huis voor een kop thee, de details en het papierwerk komen later wel. Ga uitrusten of wat drinken, of wat je ook wilt doen.’ Chandresh wuift hem afwezig weg en de rook van zijn sigaar kringelt met deinende golven mee.
‘Als u erop staat, meneer.’
‘Ik sta erop! En stuur de rest van die kerels in de lobby weg. Ik hoef geen mannen in pak met een cape te zien als we al iemand hebben gevonden die veel interessanter is. En redelijk aantrekkelijk, dacht ik zo, als je voorkeur in die richting gaat.’
‘Inderdaad, meneer,’ zegt Marco, en er kruipt een blos over zijn bleke gelaat. ‘Tot morgen dan.’ Hij knikt zo diep dat het bijna een buiging is en draait zich dan sierlijk om en begeeft zich naar de lobby.
‘Ik had niet gedacht dat je zo bang was aangelegd, Marco!’ roept Chandresh hem na, maar Marco draait zich niet om.
Marco bedankt de illusionisten in de lobby voor de moeite en stuurt ze beleefd weg, met als uitleg dat de baan vergeven is. Geen van hen merkt op dat zijn handen beven, of dat hij de pen in zijn hand zo stevig vastklemt dat zijn knokkels wit zijn. Ook zien ze niet dat de pen in zijn vuist in tweeën knapt en er zwarte inkt langs zijn pols stroomt.
Als de illusionisten zijn vertrokken, pakt Marco zijn spullen en veegt de inkt op zijn handen af aan zijn zwarte jas. Hij zet zijn bolhoed op en verlaat het theater.
Met elke stap wordt hij zichtbaar ongeruster. Mensen gaan op het drukke trottoir voor hem opzij.
Als hij zijn appartement bereikt heeft, laat hij zijn tas op de grond vallen, en met een diepe zucht leunt hij tegen de deur.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Isobel binnen op een stoel naast de lege open haard. Ze verbergt de streng haar die ze aan het vlechten was in haar zak, en trekt een nors gezicht omdat ze beseft dat ze het hele geval opnieuw zal moeten vlechten nu haar concentratie is verstoord. Het is het onderdeel dat haar nog steeds de meeste moeite, concentratie en aandacht kost.
Ze laat het er voorlopig bij zitten en kijkt naar Marco, die door de kamer naar de wandkasten met boeken loopt.
‘Ik weet wie mijn tegenstander is,’ zegt Marco, en hij trekt armen vol boeken van hun plek en spreidt ze lukraak uit over tafels. Op de grond laat hij rommelige stapels achter. De boeken die in de kast blijven staan vallen om, en een paar boeken tuimelen op de grond, maar Marco lijkt het niet te merken.
‘Is het die Japanse vrouw naar wie je zo nieuwsgierig was?’ vraagt Isobel, en ze kijkt toe hoe Marco’s onberispelijke opbergsysteem vervalt tot chaos. Het appartement wordt altijd volmaakt netjes gehouden, en de onverwachte opschudding maakt haar onrustig.
‘Nee,’ zegt Marco terwijl hij boeken doorbladert. ‘Het is de dochter van Prospero.’
Isobel pakt een bloempot met een viooltje die in het kielzog van de vallende boeken is omgetuimeld en zet hem terug op de plank. ‘Prospero?’ vraagt ze. ‘De goochelaar, die ene die je in Parijs hebt gezien?’
Marco knikt.
‘Ik wist niet dat hij een dochter had,’ zegt ze.
‘Ik ook niet,’ zegt Marco. Hij schuift een boek opzij en pakt een ander. ‘Chandresh heeft haar net aangenomen als illusionist voor het circus.’
‘Echt?’ vraagt Isobel. Marco geeft geen antwoord. ‘Dus ze gaat doen wat jij al zei, echte magie verdoezeld als illusies. Deed ze dat ook tijdens de auditie?’
‘Ja,’ zegt Marco zonder op te kijken van zijn boeken.
‘Dan moet ze wel heel goed zijn.’
‘Ze is té goed,’ zegt Marco, en hij haalt nog een plank leeg en brengt de boeken naar de tafel. Opnieuw is het viooltje een onschuldig slachtoffer. ‘Dit kan een groot probleem worden,’ zegt hij bijna in zichzelf. Een stapel schrijfblokken glipt van de tafel op de grond in een werveling van wapperende pagina’s en een geluid dat klinkt als de vleugels van vogels.
Isobel pakt het viooltje weer en zet het aan de andere kant van de kamer.
‘Weet ze wie je bent?’ vraagt ze.
‘Ik geloof het niet,’ zegt Marco.
‘Wil dat zeggen dat het circus deel uitmaakt van het spel?’ vraagt Isobel.
Marco stopt met bladeren en kijkt naar haar op.
‘Dat moet wel,’ zegt hij, en hij richt zijn aandacht weer op het boek. ‘Dat zal waarschijnlijk de reden zijn dat ik voor Chandresh moest gaan werken, zodat ik er al bij betrokken was. Het circus is de plaats van handeling.’
‘Is dat gunstig?’ vraagt Isobel, maar Marco geeft geen antwoord, aangezien hij opgaat in de stortvloed aan papier en inkt.
Met één hand frunnikt hij aan de stof van de mouw van zijn andere arm. Op de witte boord zit een zwarte inktvlek. ‘Ze heeft de stof veranderd,’ mompelt hij bij zichzelf. ‘Hoe heeft ze de stof veranderd?’
Isobel verplaatst een stapel opzijgeschoven boeken naar het bureau, waar haar Tarot van Marseille ligt. Ze kijkt op naar Marco, die nu helemaal opgaat in een boek. Zwijgend spreidt ze de kaarten in een lange rij uit over het bureau.
Met haar blik op Marco trekt ze één kaart. Ze draait hem om op het bureau en kijkt om te zien wat de kaart over de kwestie te zeggen heeft.
Een man staat tussen twee vrouwen in, en boven hun hoofd zweeft een cherubijn met pijl en boog. L’Amoureux. De Geliefden.
‘Is ze mooi?’ vraagt Isobel hardop.
Marco geeft geen antwoord.
Ze trekt nog een kaart uit de rij en legt hem op de eerste. La Maison Dieu. Fronsend kijkt ze naar de afbeelding van de instortende toren en de vallende gedaante. Ze stopt beide kaarten terug in het spel en schuift dat weer ineen tot een ordelijke stapel. ‘Is ze beter dan jij?’ vraagt ze.
Opnieuw geeft Marco geen antwoord, terwijl hij door een notitieblok bladert.
Jarenlang heeft hij zich redelijk goed voorbereid gevoeld. Oefenen met Isobel bleek een voordeel te zijn dat hem in staat stelde bepaalde aspecten van zijn illusies te verbeteren, tot een punt waarop ze niet altijd weet wat echt is, hoe vertrouwd ze overal ook mee is.
Nu hij tegenover deze tegenstander geplaatst is, veranderen zijn gevoelens over het spel echter opeens, en ze worden vervangen door nervositeit en verwarring.
Hij had min of meer verwacht dat hij het gewoon zou wéten als de tijd was aangebroken.
En hij had de gedachte gekoesterd dat dat wellicht nooit zou gebeuren, dat de belofte van het spel iets was om hem te motiveren voor zijn studie, meer niet.
‘Dus het spel begint zodra het circus opengaat?’ vraagt Isobel. Hij was bijna vergeten dat ze er was.
‘Ja, dat lijkt me wel het meest logisch,’ zegt Marco. ‘Ik begrijp niet hoe we het tegen elkaar moeten opnemen als het circus rondreist en ik in Londen moet blijven. Ik zal alles op afstand moeten doen.’
‘Ik zou kunnen gaan,’ zegt Isobel.
‘Wat?’ vraagt Marco, en hij kijkt weer naar haar op.
‘Je zei toch dat het circus een waarzegger nodig had? Ik kan mijn kaarten leggen. Ik heb ze alleen nog maar voor mezelf gelegd, maar ik word er steeds beter in. Ik kan je brieven schrijven als het circus op reis is. Het zou me een plek geven om heen te gaan, als het niet de bedoeling is dat ik hier ben terwijl jullie de strijd aangaan.’
‘Ik weet niet of dat een goed idee is,’ zegt Marco, hoewel hij niet onder woorden kan brengen waarom. Hij had nooit de mogelijkheid overwogen Isobel buiten de grenzen van het appartement in zijn leven te betrekken. Hij had haar afzijdig gehouden van Chandresh en het circus, om iets voor zichzelf te hebben en omdat het zo leek te horen, vooral gezien het vage advies dat zijn leermeester hem over de kwestie had gegeven.
‘Alsjeblieft,’ zegt Isobel. ‘Op deze manier kan ik je helpen.’
Marco aarzelt en werpt een blik op zijn boeken. Hij kan het beeld van het meisje in het theater niet loslaten.
‘Het zal je helpen dichter bij het circus te zijn,’ gaat Isobel verder, ‘en het geeft mij iets te doen tijdens jullie spel. Als dat voorbij is, kan ik weer terugkomen naar Londen.’
‘Ik weet niet eens hoe het spel in zijn werk gaat,’ zegt Marco.
‘Maar weet je zeker dat ik niet hier kan blijven?’ vraagt ze.
Marco zucht. Ze hebben dit eerder besproken. Niet in detail, maar genoeg om tot de conclusie te komen dat ze weg zou moeten gaan zodra het spel van start ging.
‘Ik heb het al zo druk met mijn werk voor Chandresh, en ik zal me zonder… afleiding moeten concentreren op het spel,’ zegt hij. Hij gebruikt de woordkeuze van zijn leermeester: een gebod verhuld als suggestie. Hij weet niet zeker welke mogelijkheid hem meer dwarszit: Isobel bij het spel betrekken of de enige relatie in zijn leven opgeven die hem niet is voorgeschreven.
‘Op die manier leid ik je niet af, maar help ik je,’ zegt Isobel. ‘En als ik je niet mag helpen, nou, dan schrijf ik je alleen brieven, wat is daar mis mee? Het lijkt me een ideale oplossing.’
‘Ik zou een ontmoeting met Chandresh voor je kunnen regelen,’ oppert Marco.
‘En dan zou je hem… kunnen overhalen me in dienst te nemen, of niet?’ vraagt Isobel. ‘Als hij overgehaald moet worden?’
Marco knikt. Hij betwijfelt nog steeds of het een goed idee is, maar hij wil ontzettend graag een soort strategie hebben. Een tactiek die hij kan gebruiken tegen de tegenstander die hij zojuist heeft ontmaskerd.
Haar naam zingt rond in zijn hoofd.
‘Hoe heet de dochter van Prospero?’ vraagt Isobel, alsof ze zijn gedachten raadt.
‘Bowen,’ zegt Marco. ‘Celia Bowen.’
‘Mooie naam,’ zegt Isobel. ‘Is er iets?’
Marco kijkt en ziet tot zijn verbazing dat hij zijn rechterhand in zijn linker- houdt en onwillekeurig de lege plek streelt waar ooit een ring in zijn huid is gebrand.
‘Nee,’ zegt hij, en hij pakt een notitieblok om zijn handen iets te doen te geven. ‘Niks aan de hand.’
Dat antwoord lijkt Isobel tevreden te stellen. Ze pakt een stapel boeken van de grond en legt ze op het bureau.
Marco is opgelucht dat ze nog niet in staat is de gedachte aan zijn ring uit zijn hoofd te trekken.