•54•

Om half drie ’s ochtends reed Lee Sawyer nerveus naar zijn kantoor. Er stond een hevige sneeuwstorm en volgens de weerberichten zou die in de loop van de middag uitgroeien tot een echte blizzard. De hele oostkust werd overvallen door een stormfront dat tot Kerstmis dreigde te blijven hangen.

Sawyer liep rechtstreeks naar de conferentieruimte, waar hij de daaropvolgende vijf uur doorbracht met het bestuderen van alle aspecten van de zaak, zowel op basis van de archieven, als van zijn aantekeningen en zijn geheugen. Hij wilde vooral proberen om de zaken zoals die er naar zijn weten nu voor stonden, in elkaar te passen tot een logisch sluitend geheel. Het probleem was echter dat er niet veel zinnige logische verbanden waren te leggen, en de hoofdoorzaak van dat probleem was weer dat hij er niet zeker van was of hij hier nu met één of met twee zaken had te maken. Was er nu sprake van de zaak Lieberman/Archer of van de zaak Lieberman en de zaak Archer? Dat was waar het op neerkwam. Telkens als hem een mogelijke nieuwe invalshoek te binnen schoot, maakte hij een aantekening, maar geen daarvan leek erg veel perspectief te bieden. Toen nam hij de hoorn op, belde het lab en vroeg naar Liz Martin, de technicus die het Luma-Lite-onderzoek op de wagen had verricht.

‘Liz, mijn verontschuldigingen. Deze zaak heeft me een beetje te veel aangegrepen en dat heb ik op jou afgereageerd. Dat was niet netjes van me. Sorry.’

Liz glimlachte. ‘Niet erg, hoor. We staan allemaal weleens onder druk. Wat kan ik voor je doen?’

‘Ik heb je kennis van computers nodig. Wat weet je van computertape-back-upsystemen?’

‘Vreemd dat je dat vraagt. Mijn vriendje is advocaat en hij heeft me gisteren net zitten te vertellen dat die in de juridische sector tegenwoordig zo belangrijk zijn.’

‘Hoezo?’

‘Nou, back-ups op tape zijn een rijke bron van bewijsmateriaal. Stel bijvoorbeeld dat een werknemer een intern memorandum of e-mailtje verstuurt dat belastende gegevens over het bedrijf bevat. Als de werknemer dat bericht naderhand wist en hij ook alle uitdraaitjes ervan vernietigt, dan zou je toch denken dat het voorgoed verdwenen is, hè? Maar dat is niet het geval, want het back-upsysteem zou het best weleens opgeslagen kunnen hebben. En volgens het geldende recht is zo’n bedrijf in veel gevallen verplicht om die band met gegevens over te dragen aan de tegenpartij. De firma waar mijn vriendje werkt, adviseert zijn cliënten dan ook altijd dat als ze iets echt vertrouwelijk willen houden, ze het nooit op een computer moeten zetten.’

‘Hmmm.’ Sawyer bladerde de voor hem liggende stapel papier door. ‘Goed dat ik nog steeds op onzichtbare inkt vertrouw.’

‘Je bent een fossiel, Lee, maar een aardig fossiel.’

‘Oké, mevrouw de professor, ik heb nog een vraag voor je.’ Sawyer las haar het wachtwoord voor.

‘Dat is een behoorlijk goed wachtwoord, hè, Liz?’

‘Nou, nee. Eigenlijk niet.’

‘Wat?’ Dat was wel het laatste wat Sawyer had verwacht.

‘Het is zo lang dat het heel gemakkelijk is om er een deel van te vergeten en een typefout te maken, en als je het aan iemand voorleest, over de telefoon of zo, is een vergissing al helemaal snel gemaakt. Voor je het weet, worden er twee cijfers in de verkeerde volgorde gezet of zo.’

‘Maar omdat het zo lang is, is het toch vrijwel onmogelijk te breken? Dat leek me er zo goed aan.’

‘Jazeker, maar om dat te bereiken, heb je niet al die cijfers nodig. Tien is voor de meeste doeleinden ruim voldoende en met vijftien cijfers ben je vrijwel onkwetsbaar.’

‘Maar er zijn vandaag de dag toch computers die al die cijfercombinaties heel snel kunnen doorwerken?’

‘Met vijftien cijfers heb je bijna duizend biljoen verschillende mogelijkheden, en de meeste cryptografische softwarepakketten worden automatisch afgesloten als er te veel combinaties per sessie worden geprobeerd. En ook als dat niet gebeurt, kan zelfs de snelste computer ter wereld dit wachtwoord nog niet breken; die punten tussen de cijfers maken het aantal mogelijke combinaties zo hoog dat brute computerkracht hier echt geen oplossing biedt.’

‘Dus je bedoelt...’

‘Ik bedoel dat degene die dit wachtwoord heeft ontworpen, zwaar heeft overdreven. De problemen die zo’n lang wachtwoord oplevert, wegen absoluut niet op tegen de mate van veiligheid die het biedt. Het hoeft gewoon niet zo lang te zijn om onbreekbaar te wezen. Is het misschien door een amateur gemaakt?’

Quentin schudde zijn hoofd. ‘Ik denk dat hij heel goed wist waar hij mee bezig was.’

‘Nou, dan is het niet alleen bedoeld als bescherming.’

‘Waar zou het verder dan nog goed voor kunnen zijn?’

‘Dat weet ik niet zeker, Lee. Ik heb nog nooit zoiets gezien.’

Sawyer bleef zwijgen.

‘Verder nog iets, Lee?’

‘Wat? Uh, nee, Liz, bedankt.’ Sawyer klonk nu heel somber.

‘Sorry dat ik je niet verder heb kunnen helpen, Lee.’

‘Nee, hoor. Je hebt me weer een hoop te denken gegeven. Bedankt, Liz.’ Hij klaarde weer wat op. ‘Hé, we moeten binnenkort eens wat gaan eten. Ik ben je nog wat schuldig, dus ik trakteer wel.’

‘Daar hou ik je aan, en dit keer kies ík het restaurant uit.’

‘Oké, maar let er wel op dat ze Exxon-kaarten accepteren. Dat is zo’n beetje het enige plasticgeld dat ik nog over heb.’

‘Je bent een echte charmeur, Lee.’

Sawyer hing op en keek weer naar het wachtwoord. Als zelfs maar de helft van wat hij over Jason Archers capaciteiten had gehoord waar was, dan was dit wachtwoord niet zonder reden zo lang. Hij keek nog eens naar de reeks cijfers. Hij werd er helemaal gek van, maar om de een of andere reden kon hij het gevoel niet van zich afzetten dat die hem bekend voorkwamen. Hij schonk nog een kop koffie in, pakte een nieuw stuk papier en begon wat tekeningetjes te maken. Dat hielp hem bij het denken. Toen schrok hij op en keek nog eens naar de datum op het e-mailbericht dat Archer aan zijn vrouw had verstuurd: 95-11-19. Hij schreef de cijfers op het blaadje: 95-11-19. Hij glimlachte. Wat een rare manier om een datum te noteren. Alleen maar verwarrend. Typisch iets voor een computer. Toen bekeek hij de cijfers eens wat aandachtiger en langzaam verdween de glimlach van zijn gezicht. Snel schreef hij ze op een andere manier op: 95/11/19, en toen 951119. Hij begon opnieuw te schrijven, maakte een vergissing en probeerde het nog eens: 599111.

Sawyers gezicht werd nog witter dan het papier waarop hij had zitten schrijven. Alles omgekeerd, had Archer geschreven. Maar waarom? Als Archer zo onder druk stond dat hij het adres fout intypte en geen tijd had om zijn boodschap af te maken... Waarom zou hij dan de tijd nemen om ‘alles verkeerd, alles omgekeerd’ in te typen? Dat zegt toch twee keer hetzelfde? Of juist niet? Plotseling begon het Sawyer te dagen: hij keek nog eens aandachtig naar het wachtwoord en begon toen verwoed te schrijven. Hij vergiste zich een paar keer, maar toen was hij eindelijk klaar. Als verdoofd nam hij een laatste slok van zijn koffie en keek toen naar de juiste volgorde van de cijfers. 12-19-90, 2-28-91, 9-26-92, 11-15-92 en 4-16-93.

Archer had zijn wachtwoord heel zorgvuldig gekozen. Er had een aanwijzing in het wachtwoord zelf verborgen gezeten. Sawyer hoefde niet eens in zijn aantekenboekje te kijken. Hij wist zo ook wel waar die nummers voor stonden. Hij haalde eens diep adem.

Ze stonden voor de vijf data waarop Arthur Lieberman de rentetarieven eigenmachtig had gewijzigd, de vijf keer dat iemand voldoende geld had verdiend om een heel land mee te kunnen opkopen.

Eindelijk was Sawyers vraag beantwoord. Het was één enkele zaak en geen twee verschillende; Jason en Lieberman hielden inderdaad verband met elkaar. Toen schoot hem nog iets te binnen. Page had Sidney verteld dat Jason Archer niet degene was die hij was gevolgd naar het vliegveld en de enige andere die hij gevolgd had kunnen hebben, was Arthur Lieberman. Page was Lieberman aan het schaduwen geweest en had daardoor Jason Archers gedaanteverwisseling opgemerkt. Maar waarom zou hij Lieberman volgen? Even later legde Sawyer met een boze blik in zijn ogen het e-mailbericht weg en keek naar de videocassette die voor hem op tafel lag. Het was de cassette met de opname van de uitwisseling in dat pakhuis in Seattle erop. Stel dat Sidney gelijk had en Brophy inderdaad veel meer had geweten over de CyberCom-deal dan Arthur Lieberman? Daar was hij nog helemaal niet op ingegaan, maar hij besloot dat verzuim nu onmiddellijk goed te maken.

Hij schoof de band in een videorecorder onder het grote scherm in een hoek van de zaal, schonk zich nog wat koffie in en zette het apparaat aan. Nadat hij de scène twee keer aandachtig had bestudeerd, liet hij hem de derde keer in slow motion afdraaien en trok nadenkend zijn wenkbrauwen op. Toen hij die band in Hardy’s kantoor voor het eerst had gezien, had hij ook al het gevoel gehad dat er iets niet klopte. Maar wat dan niet, verdomme? Hij spoelde de band weer terug en drukte opnieuw op de start -knop. Jason en de andere man zaten te wachten. Jasons koffertje was duidelijk te zien. Er werd op de deur geklopt en de anderen kwamen binnen: een ouwe vent en twee mannen met grote zonnebrillen op. Schattig hoor. Sawyer keek nog eens naar de twee zwaargebouwde mannen. Op de een of andere vreemde manier kwamen ze hem vaag bekend voor, maar hij wist niet...

Hij schudde zijn hoofd en bleef kijken. Daar kwam de uitwisseling. Jason keek nu ontzettend zenuwachtig. Toen kwam het vliegtuig over. Hij had inmiddels gehoord dat het pakhuis op een van de aanvliegroutes van het vliegveld lag. Toen het donderende geluid weerklonk, keek iedereen op en Sawyer maakte zo’n heftige beweging dat het grootste deel van zijn koffie op zijn overhemd terechtkwam.

‘Godallemachtig!’ Hij zette het beeld stil en ging met zijn neus een paar centimeter voor het scherm hangen. Toen greep hij de telefoon. ‘Liz, ik zit dringend verlegen om die toverkunsten van jou en dit keer levert het je echt een etentje op, mevrouw de professor.’ Snel vertelde hij haar wat hij wilde.

Sawyer rende zo hard als hij maar kon en was binnen twee minuten in het lab. De apparatuur was al gereed. Liz stond er glimlachend naast en toen de zwaar hijgende Sawyer haar de band overhandigde, duwde ze die snel in een videorecorder. Ze ging aan een toetsenbord zitten en de band begon te lopen. Het scherm waarop het beeld nu verscheen, had een diameter van minstens zestig inch.

‘Oké, oké, let op, Liz. Dáár! Precies daar!’ Sawyer stond nu bijna te springen van opwinding.

Liz zette het beeld stil en sloeg toen een paar toetsen aan. De mensen in het beeld werden uitvergroot tot ze het hele scherm vulden. Sawyers aandacht was echter uitsluitend op één persoon gericht.‘Liz, kun je nog wat verder inzoomen op dit deel hier?’ Met een dikke vinger wees hij op een bepaald deel van het scherm. Liz deed wat hij had gevraagd.

Vol stille verwondering schudde Sawyer zijn hoofd. Liz tuurde even naar het verbazingwekkende tafereel en keek toen vragend op. ‘Je hebt gelijk, Lee. Wat heeft dat te betekenen?’

Sawyer staarde naar de man die zich op die regenachtige novemberochtend in Seattle had voorgesteld als Anthony DePazza. Of liever gezegd, hij staarde naar diens nek, die heel goed zichtbaar was, omdat ‘DePazza’ had opgekeken toen het vliegtuig overkwam. In feite was hun blik echter op een duidelijk zichtbare streep in zijn nek gericht, de scheidingslijn tussen de echte en de valse huid.

‘Ik weet het niet zeker, Liz, maar ik vraag me wel af waarom de man die met Archer is meegekomen, zich heeft vermomd.’

Liz zat met een weemoedige blik naar het scherm te staren. ‘Het doet me denken aan de tijd dat ik amateurtheater deed op de universiteit.’

‘Wat?’

‘Je weet wel, je verkleden, grimeren, maskers. Voor het toneelstuk. Ik heb een ontzettend goede lady MacBeth neergezet, hoor.’

Terwijl Sawyer zijn blik weer op het scherm richtte, weergalmde het woord dat ze zojuist had uitgesproken door zijn geest. Een toneelstuk?

Terwijl hij de nieuwe informatie liet bezinken, liep Sawyer terug naar de vergaderzaal. Daar zat Ray Jackson op hem te wachten. Hij had een dik pak documenten in zijn hand en zwaaide ermee naar zijn partner. ‘Van Charles Tiedman. Voorbeelden van Pages handschrift. Ik heb voorbeelden van de brieven die ik in Liebermans flat heb aangetroffen. Ik ben geen deskundige, maar ik zou zeggen dat dit wel hetzelfde handschrift is.’

Sawyer ging zitten, keek de brieven door en vergeleek het handschrift. ‘Dat ben ik met je eens, Ray, maar laat het laboratorium er maar even naar kijken. Voor alle zekerheid.’

‘Prima.’ Jackson wilde opstaan, maar Sawyer hield hem tegen. ‘Hé, Ray, laat me die brieven nog eens zien.’

Jackson gaf ze hem aan.

Eigenlijk was er maar één die Sawyer wilde zien. Het briefhoofd zag er indrukwekkend uit: Vereniging van oud-studenten van de universiteit van Columbia. Tiedman had niet verteld dat Page op Columbia had gezeten, maar kennelijk was Page zelfs actief geweest in de oud-studentenvereniging. Sawyer deed even een hoofdrekensommetje. Toen hij vijf jaar geleden stierf, was Steven Page achtentwintig. Afhankelijk van zijn geboortedatum zou hij nu dus drie- of vierendertig zijn geweest. Dus was hij waarschijnlijk in 1984 afgestudeerd. Plotseling kreeg Sawyer een nieuwe ingeving.

‘Ga maar, Ray. Ik moet even een paar telefoontjes plegen.’

Nadat Jackson met de documenten het vertrek was uitgelopen, belde Sawyer het informatienummer van de telefoonmaatschappij en vroeg het nummer van de afdeling Externe Betrekkingen van de universiteit van Columbia. Binnen een paar minuten kreeg hij daar iemand aan de lijn die kon bevestigen dat Steven Page inderdaad in 1984 was afgestudeerd, Magna Cum Laude zelfs. Voordat hij zijn volgende vraag stelde, keek Sawyer naar zijn handen en zag dat ze trilden. Terwijl de vrouw aan de andere kant van de lijn even in haar gegevensbestanden keek, moest hij zijn uiterste best doen om zijn emoties in bedwang te houden. Ja, kreeg hij te horen. Deze andere student was eveneens in 1984 afgestudeerd, Summa Cum Laude zelfs. Zeer indrukwekkend, zei de vrouw, aan Columbia was dat een enorme prestatie. Hij stelde nog een vraag en kreeg te horen dat hij daarvoor bij het Bureau Studentenhuisvesting moest zijn. Terwijl hij zat te wachten, voelde hij zijn hele lijf tintelen van spanning. Toen hij eindelijk iemand aan de lijn kreeg, had hij binnen een minuut antwoord op zijn vraag. Sawyer bedankte zachtjes en smeet de hoorn op de haak. Daarna sprong de ervaren fbi -man op uit zijn stoel en brulde door de lege kamer heen: ‘Bingo, godverdomme!’ Gezien de omstandigheden was die reactie maar al te begrijpelijk.

Quentin Rowe was eveneens in 1984 afgestudeerd aan Columbia, en wat nog belangrijker was, Steven Page en Quentin Rowe hadden de laatste twee jaar van hun studie op dezelfde afdeling van een studentenflat gewoond.

Toen het even later tot hem doordrong waarom die twee mannen met zonnebrillen op hem zo bekend voorkwamen, ging zijn opgetogenheid snel over in volstrekt ongeloof. Dat kón toch niet...? Maar, ja, het klopte wél. En al helemaal als je het bekeek als wat het was, een toneelstukje, allemaal pure nep. Hij nam de hoorn op. Hij moest Sidney Archer zien te vinden, zo snel mogelijk, en hij wist nu waar hij zijn speurtocht wilde beginnen. God nog aan toe, deze hele zaak was ineens wel helemaal op zijn kop komen te staan.

Op eigen gezag
titlepage.xhtml
Op_eigen_gezag_split_0.xhtml
Op_eigen_gezag_split_1.xhtml
Op_eigen_gezag_split_2.xhtml
Op_eigen_gezag_split_3.xhtml
Op_eigen_gezag_split_4.xhtml
Op_eigen_gezag_split_5.xhtml
Op_eigen_gezag_split_6.xhtml
Op_eigen_gezag_split_7.xhtml
Op_eigen_gezag_split_8.xhtml
Op_eigen_gezag_split_9.xhtml
Op_eigen_gezag_split_10.xhtml
Op_eigen_gezag_split_11.xhtml
Op_eigen_gezag_split_12.xhtml
Op_eigen_gezag_split_13.xhtml
Op_eigen_gezag_split_14.xhtml
Op_eigen_gezag_split_15.xhtml
Op_eigen_gezag_split_16.xhtml
Op_eigen_gezag_split_17.xhtml
Op_eigen_gezag_split_18.xhtml
Op_eigen_gezag_split_19.xhtml
Op_eigen_gezag_split_20.xhtml
Op_eigen_gezag_split_21.xhtml
Op_eigen_gezag_split_22.xhtml
Op_eigen_gezag_split_23.xhtml
Op_eigen_gezag_split_24.xhtml
Op_eigen_gezag_split_25.xhtml
Op_eigen_gezag_split_26.xhtml
Op_eigen_gezag_split_27.xhtml
Op_eigen_gezag_split_28.xhtml
Op_eigen_gezag_split_29.xhtml
Op_eigen_gezag_split_30.xhtml
Op_eigen_gezag_split_31.xhtml
Op_eigen_gezag_split_32.xhtml
Op_eigen_gezag_split_33.xhtml
Op_eigen_gezag_split_34.xhtml
Op_eigen_gezag_split_35.xhtml
Op_eigen_gezag_split_36.xhtml
Op_eigen_gezag_split_37.xhtml
Op_eigen_gezag_split_38.xhtml
Op_eigen_gezag_split_39.xhtml
Op_eigen_gezag_split_40.xhtml
Op_eigen_gezag_split_41.xhtml
Op_eigen_gezag_split_42.xhtml
Op_eigen_gezag_split_43.xhtml
Op_eigen_gezag_split_44.xhtml
Op_eigen_gezag_split_45.xhtml
Op_eigen_gezag_split_46.xhtml
Op_eigen_gezag_split_47.xhtml
Op_eigen_gezag_split_48.xhtml
Op_eigen_gezag_split_49.xhtml
Op_eigen_gezag_split_50.xhtml
Op_eigen_gezag_split_51.xhtml
Op_eigen_gezag_split_52.xhtml
Op_eigen_gezag_split_53.xhtml
Op_eigen_gezag_split_54.xhtml
Op_eigen_gezag_split_55.xhtml
Op_eigen_gezag_split_56.xhtml
Op_eigen_gezag_split_57.xhtml
Op_eigen_gezag_split_58.xhtml
Op_eigen_gezag_split_59.xhtml
Op_eigen_gezag_split_60.xhtml
Op_eigen_gezag_split_61.xhtml
Op_eigen_gezag_split_62.xhtml