•44•
Jeff Fisher zat met een wat verslagen blik in zijn ogen naar het scherm te staren. Naast hem zat een inmiddels erg vermoeide Sidney. Om het wachtwoord te kunnen vinden, had ze hem alles over Jason verteld wat ze maar kon bedenken. Maar niets had gewerkt.
Fisher schudde zijn hoofd. ‘Nou, alle voor de hand liggende mogelijkheden hebben we nu wel gehad, inclusief verjaardagen, voornamen, bijnamen, universiteiten, sporten, schrijvers, boeken, films, tv-programma’s, acteurs, hobby’s, huisdieren, godsdienst, bijgeloof, kleuren, getallen en alle permutaties en combinaties daarvan. Ik heb het met brute kracht geprobeerd en dat heeft niets opgeleverd. Daarna heb ik het geprobeerd met een lukrake cijfer- en letterinvoer, maar er zijn gewoon te veel mogelijkheden om die allemaal binnen één mensenleven aan bod te laten komen.’
Hij keek Sidney aan. ‘Ik ben bang dat je man heel goed wist wat hij deed. Waarschijnlijk heeft hij een volkomen willekeurige reeks van ongeveer twintig cijfers en letters gebruikt. Daar komen we nooit achter.’
Sidneys hoop werd door die woorden de bodem ingeslagen. Het was afschuwelijk om een hele diskette vol met informatie in handen te hebben – informatie die waarschijnlijk zou verklaren wat haar man allemaal was overkomen – en dan absoluut niet in staat te zijn om te lezen wat erop stond.
Ze stond op en terwijl Fisher nog wat commando’s intikte, liep ze door de kamer. Bij het raam bleef ze even staan. Op een tafeltje lag een stapel post met bovenop een exemplaar van het tijdschrift Field & Stream. Sidney keek naar de dikke stapel post en toen naar Fisher. Ze vond hem eigenlijk geen type voor het buitenleven. Toen keek ze naar het adreslabel op de omslag. Het was geadresseerd aan een zekere Fred Smithers, maar het adres was dat van het huis waarin ze zich nu bevond. Ze pakte het tijdschrift van de stapel.
Terwijl hij zijn cola opdronk, keek Fisher wat ze aan het doen was. Toen hij het tijdschrift zag, verscheen er een nijdige uitdrukking op zijn gezicht. ‘Ik blijf maar post voor die vent krijgen. Op de een of andere manier heeft een groot aantal bedrijven in hun computersysteem zijn naam aan mijn adres gekoppeld. Ik woon op Thorndike 6215 en hij woont aan Thorndrive 6251, wat helemaal aan de andere kant van Fairfax County ligt. Die hele stapel is van hem, en dat is alleen nog maar de post van deze week. Ik heb het tegen de postbode gezegd, ik heb al ik weet niet hoe vaak de Posterijen gebeld plus die bedrijven die zijn post naar mijn adres hebben verstuurd en het blijft maar komen.’
Langzaam keek Sidney om naar Fisher. Er was haar iets heel onwaarschijnlijks ingevallen.
‘Een e-mailadres is toch net zoiets als een adres- of telefoonnummer? Als je het verkeerde adres intikt, kan het worden toegestuurd aan iemand aan wie je het helemaal niet wilde sturen, zoals dit tijdschrift bijvoorbeeld.’ Ze hield Field & Stream omhoog. ‘Dat is toch zo?’
‘O, zeker,’ zei Fisher. ‘Dat gebeurt zo vaak. De meeste e-mailadressen die ik regelmatig gebruik, heb ik ingeprogrammeerd, zodat ik die alleen maar even hoef aan te klikken. Dat scheelt een hoop vergissingen.’
‘Maar als je een heel e-mailadres moest intikken?’
‘Tja, dan wordt de kans op fouten ineens een stuk groter. Die adressen zijn vaak tamelijk lang.’
‘Dus als je dan een verkeerde toets aanslaat, kan een boodschap naar God mag weten wie worden verstuurd?’
Fisher knikte. Hij zat nu op een paar borrelnootjes te kauwen. ‘Ik krijg heel regelmatig verkeerd geadresseerde e-mail.’
Sidney keek hem met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Wat doe je dan?’
‘Nou, meestal is het behoorlijk eenvoudig. Ik hoef alleen maar op “Reply to sender” te klikken. Daarmee stuur je een standaardbericht terug waarin wordt gemeld dat het bericht aan de verkeerde was gericht, en om te zorgen dat ze weten waar ik het over heb, wordt het e-mailbericht zelf ook meteen teruggestuurd. Op die manier hoef ik het adres van de afzender helemaal niet te weten. Alles wordt automatisch teruggestuurd.’
‘Dus als mijn man e-mail naar het verkeerde adres heeft gestuurd, kan degene die het per ongeluk ontvangt gewoon reageren op Jasons e-mail-adres?’
‘Precies. Dat is te zeggen, als hij gebruikmaakt van dezelfde provider, America On-Line bijvoorbeeld, dan is dat betrekkelijk eenvoudig.’
Sidney stond met een ruk op. Ze klonk nu heel opgewonden. ‘Maar als hij hééft geantwoord, dan zou dat bericht nu zo onderhand toch wel in Jasons elektronische postbus liggen?’
Toen hij de toon in haar stem hoorde, keek Fisher haar een beetje benauwd aan. ‘Eh, ja.’
Sidney pakte haar tasje.
Fisher keek naar haar op. ‘Waar ga je heen?’
‘Ik ga even kijken of er e-mail in de computer zit. Als het wachtwoord erop staat, kan ik lezen wat er op de diskette staat.’ Sidney trok de diskette uit de drive en stopte hem in haar tas.
‘Sidney, als je me de gebruikersnaam van je man geeft, kan ik zijn postbus ook van hieruit wel inzien. Ik ben aangesloten op aol en dat kan overweg met alle soorten hardware. Ik log je gewoon in als gastgebruiker. We kunnen die diskette dan hier wel lezen.’
‘Dat weet ik, Jeff, maar is dat niet heel makkelijk te traceren?’
Fisher kneep zijn ogen even dicht. ‘Dat zou inderdaad kunnen. Als degene die dat probeert, weet wat hij doet.’
‘Ik denk dat we ervan uit moeten gaan dat deze mensen dat maar al te goed weten, Jeff. Het is waarschijnlijk een stuk veiliger voor je als niemand dat bericht in verband kan brengen met dit adres.’
Fisher was nog wat bleker geworden. Met een stem waarin zijn angst en nervositeit duidelijk doorklonken, zei hij langzaam: ‘Waar ben je in verzeild geraakt, Sidney?’
‘Ik spreek je nog wel.’ Nog terwijl ze het zei, draaide ze zich al om.
Toen ze weg was, bleef Fisher nog een paar minuten zitten. Toen sloot hij zijn computer weer aan op het telefoonnet.
Sawyer liet zich in zijn luie stoel zakken en
nam een paar zoutjes. Hoofdschuddend keek hij nog eens naar het
artikel over Jason Archer in de
Washington Post en
sloeg de bladzijde om. Toen hij de kop daar zag, spuwde hij de
zoutjes bijna weer uit. Het kostte hem twee minuten om het bericht
door te lezen en snel een paar mensen te bellen. Toen hij daarmee
klaar was, rende hij met twee treden tegelijk de trappen af en een
minuut later schoot zijn wagen de straat uit.
Sidney zette de Ford op de oprit en liep snel het huis binnen, trok haar jas uit en rende naar de studeerkamer van haar man. Ze wilde net de aol -postbus openmaken toen ze plotseling opsprong. ‘O, god!’ Van hieruit kon ze het niet doen. Niet met wat er nu op stond, wat dat dan ook mocht zijn. Ze dacht snel na. Tyler, Stone had aol -software op zijn computers; daar zou ze de postbus wel kunnen openen. Gehaast pakte ze haar jas, rende naar de voordeur en trok die open. Haar luide gil was in de hele straat te horen.
‘Wat doet u hier?’
Sawyer hield de krant omhoog. ‘Heb je de krant al gezien?’ Sidney staarde naar de foto van Ed Page en aan haar gezicht was duidelijk te zien dat ze de foto herkende. ‘Ik... ik heb niet, nee, ik ben net...’ stamelde ze.
Sawyer stapte het huis binnen en smeet de deur met een klap dicht. Sidney liep naar de woonkamer. ‘Ik dacht dat wij een afspraak hadden. We zouden elkaar op de hoogte houden, weet je nog wel? En daarom gaan we nu eens praten. Nú!’
Ze schoot langs hem heen en rende naar de deur. Hij greep haar bij de arm en smeet haar op de bank, maar ze sprong onmiddellijk weer op. ‘Ga weg hier!’ schreeuwde ze.
Hij schudde zijn hoofd en hield de krant op. ‘Wil je er soms in je eentje op af? Dan kan die kleine meid van jou maar beter een nieuwe moeder gaan zoeken.’
Ze sprong op hem af en gaf hem een harde klap in zijn gezicht. Ze haalde al uit voor de volgende klap, maar hij greep haar beide armen vast en sloeg toen zijn armen stevig om haar heen. Ze stribbelde verwoed tegen.
‘Sidney, ik ben hier niet gekomen om met je te vechten. Of je man nou iets heeft misdaan of niet maakt niet uit. Ik ben er om je te helpen, maar dan moet je wel eerlijk tegen me zijn.’
Ze wortstelden door de kamer en vielen op de bank. Ze zat nu in een nogal ongemakkelijke houding op zijn schoot en deed nog steeds haar best om hem een mep te geven, maar hij bleef haar net zolang vasthouden tot de spanning in haar armen eindelijk verdween. Toen hij haar losliet, ging ze onmiddellijk in elkaar gedoken aan het andere uiteinde van de bank zitten. Hij liet zich in de kussens zakken en bleef rustig zitten wachten. Toen Sidney weer rechtop ging zitten, wreef ze met haar mouw de tranen van haar gezicht en likte snel haar lippen af voordat ze weer naar de krant keek die daar op de vloer lag. Haar blik werd onweerstaanbaar naar Ed Page getrokken.
‘Je hebt hem gesproken in het vliegtuig, hè?’ Sawyer vroeg het met heel zachte stem. Hij had Page in New Orleans in het vliegtuig zien stappen en uit de passagierslijst was gebleken dat de man in de stoel naast Sidney had gezeten. Dat was toen niet van belang geweest, maar nu was het dat wel. ‘Ja toch, Sidney?’
Ze knikte langzaam.
‘Vertel op dan, en dit keer alles.’
En dat deed ze. Ze vertelde alles... ook dat Jason zich op het vliegveld had verkleed, en dat Page haar was gevolgd en haar telefoon had afgeluisterd.
‘Ik heb met het kantoor van de patholoog-anatoom gesproken. Page is vermoord door iemand die precies wist hoe het moest. In beide longen zat een enkele steekwond. Een keurige snee door de halsslagader. Page is binnen een minuut overleden. Wie het ook mag hebben gedaan, het is niet de een of andere zwerver met een zakmes geweest die wat geld zocht om crack te kopen.’
Sidney haalde diep adem. ‘Daarom heb ik je in de garage bijna neergeschoten. Ik dacht dat ze me kwamen halen.’
‘Je hebt geen idee wie die “ze” zouden kunnen zijn?’
Sidney schudde van nee en wreef opnieuw over haar gezicht. Ze leunde achterover en keek hem aan. ‘Het enige wat ik weet, is dat mijn leven tot een hel is geworden.’
Sawyer pakte haar hand vast. ‘Nou, laten we maar eens kijken of we daar wat aan kunnen doen.’ Hij stond op en pakte haar jas van de vloer. ‘Detectivebureau Private Solutions heeft zijn hoofdkantoor in Arlington, tegenover de rechtbank. Ik ga daar eens langs, maar op dit moment hou ik je liever in het zicht. Ga je mee?’
Toen Sidney de diskette in haar zak voelde zitten, kreeg ze ineens een erg schuldig gevoel. Ze had zich er nog niet toe kunnen brengen om dat geheim te onthullen. Ze moest even slikken en zei toen: ‘Oké, ik ga mee.’
Het kantoor van Edward Page bevond zich in een onopvallend, laag kantoorgebouw tegenover de districtsrechtbank. Nadat Lee Sawyer zijn papieren had laten zien, toonde de dienstdoende beveiligingsman zich uitermate behulpzaam. Hij ging hen voor naar de lift en nog geen minuut later stapten ze uit op de tweede verdieping en liepen door de schemerige gang naar een deur van massief eikehout. Naast de deur hing een metalen naambord met de naam Private Solutions erin gegraveerd. De bewaker haalde zijn sleutel te voorschijn en probeerde de deur open te maken.
‘Verdomme!’
‘Wat is er?’ vroeg Sawyer.
‘Het slot wil niet open.’
‘Hoort die sleutel van jou niet op alle sloten te passen?’ vroeg Sidney.
‘Dat “hoort” wel, ja. We hebben al eens eerder problemen met die vent gehad.’
‘Hoezo?’ vroeg Sawyer.
De bewaker keek hen aan. ‘Hij heeft een ander slot op de deur laten zetten. De beheerder is helemaal uit zijn dak gegaan en dus heeft hij hem een andere sleutel gegeven, die volgens hem wél op het nieuwe slot paste. Nou, daar klopt dus geen bal van, dat kan ik u wel vertellen.’
Sawyer keek om zich heen om te zien of er zich nog andere mensen in de gang bevonden. ‘Is er nog een andere manier om hier binnen te komen?’
De bewaker schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik kan proberen om meneer Page thuis te bereiken en hem zeggen dat hij snel hierheen moet komen om de deur open te maken. Ik zal hem echt eens flink op zijn donder geven. Wat als er ooit eens iets gebeurt en ik hier naar binnen moet kunnen?’ Hij gaf een klap op zijn holster. ‘U weet wel wat ik bedoel.’
‘Ik denk niet dat het veel zin heeft om Page te bellen. Hij is dood. Vermoord,’ zei de fbi -agent kalm.
Langzaam werd het gezicht van de jongeman krijtwit. ‘Jezus Christus. O gottegottegod!’
‘De politie is hier niet langs geweest, toch?’ vroeg Sawyer. De bewaker schudde zijn hoofd.
Sawyer keek naar het slot en toen naar de deurposten.
‘Hoe komen we hier ooit binnen?’ vroeg de bewaker bijna fluisterend, terwijl hij met grote ogen de gang afspeurde op verscholen moordenaars.
In reactie daarop beukte Sawyer zo hard met zijn zware lijf tegen de deur dat het hout begon te versplinteren. Na nog zo’n dreun schoot de deur open en sloeg met een harde klap tegen de muur van het kantoor. Sawyer keek om naar de verblufte bewaker en veegde de splinters van zijn regenjas. ‘We komen nog wel even langs als we weer weggaan. Vriendelijk bedankt, hè.’
De bewaker bleef nog even met open mond staan kijken hoe Sawyer en Sidney het kantoor binnen stapten en liep toen hoofdschuddend weer terug naar de lift.
Sidney keek naar de kapotte deur en toen weer naar Sawyer. ‘Ik kan nauwelijks geloven dat hij niet eens om een huiszoekingsbevel heeft gevraagd. Heb je dat trouwens?’
Sawyer keek over zijn schouder. ‘Wat maakt jou dat nou uit?’
‘Als advocaat en procureur ben ik officieel verbonden aan de rechtbank, dus ik dacht dat ik het maar beter even kon vragen.’
Hij haalde zijn stevige schouders op. ‘Zullen we iets afspreken, mevrouw de procureur? Als we iets vinden, mag u het bewaren terwijl ik even een huiszoekingsbevel haal.’ Onder andere omstandigheden zou Sidney in lachen zijn uitgebarsten en zelfs nu verscheen er even een glimlach op haar gezicht, wat Sawyer weer een beetje opvrolijkte.
Het kleine kantoor was eenvoudig en netjes ingericht. Het daaropvolgende half uur zochten ze alles af, maar zonder ook maar iets ongewoons te vinden. Wél vonden ze wat briefpapier met Pages huisadres erop: een flat in Georgetown. Sawyer ging op het bureau zitten en keek de kleine ruimte door. ‘Ik wilde dat mijn kantoor zo netjes was. Maar ik zie hier niets waar we wat aan zouden kunnen hebben.’ Er verscheen een sombere uitdrukking op zijn gezicht. ‘Ik zou het prettiger hebben gevonden als alles hier volkomen overhoop was gehaald. Dan hadden we in elk geval geweten dat iemand anders hier ook belangstelling voor had.’
Terwijl hij zat te praten liep Sidney nogmaals het vertrek rond, bleef plotseling staan voor een rij grijze metalen archiefkasten en keek naar de vloer, die bedekt was met vast tapijt in een heel doffe kleur beige. ‘Hé, da’s raar.’ Ze ging op haar knieën zitten, bukte zich, zodat haar gezicht nu bijna het tapijt raakte, en keek in de smalle gleuf tussen de twee dichtstbijzijnde kasten. De andere archiefkasten stonden allemaal tegen elkaar aan. Ze zette haar schouder tegen de buitenste kast, gaf er een harde duw tegen en keek toen over haar schouder. ‘Kun je me even helpen?’ Hij liep naar haar toe, gebaarde dat ze uit de weg moest gaan en schoof de kast weg. ‘Druk eens op die lichtknop daar,’ zei Sidney opgewonden.
Dat deed hij en daarna kwam hij weer bij haar staan. ‘Wat heb je gevonden?’
Sidney ging opzij zodat de fbi -agent het kon zien. Op de vloer waar de kast had gestaan, zat een roestvlek. Het was geen heel grote, maar hij was nu wel duidelijk zichtbaar. Verbaasd keek Sawyer haar aan. ‘Nou, én? In mijn kantoor zitten er wel tien van dat soort vlekken in het kleed. Metaal roest, die roest komt in het tapijt terecht en hocus pocus... een roestvlek.’
Sidneys ogen schitterden. ‘Werkelijk?’
Triomfantelijk wees Sidney op de vlek. De diepe moeten in het tapijt gaven vaag maar zonder twijfel aan dat de kast keurig netjes tegen de kast ernaast had gestaan. Er had helemaal geen gleuf moeten zijn.
Ze wees naar de kast die Sawyer verplaatst had. ‘Kijk eens even aan de onderkant.’
Sawyer deed het. ‘Geen roestvlekken,’ zei hij, en keek haar aan. ‘Dus iemand heeft deze kast kortgeleden een beetje verschoven. Waarom?’
‘Omdat die roestvlek afkomstig is van een àndere kast, een kast die hier nu niet langer staat. Ze hebben de moeten die de vorige kast in het tapijt had achtergelaten er met een stofzuiger uitgezogen, maar die roestplek hebben ze niet weg weten te krijgen. Dus hebben ze het op één na beste gedaan en er een andere archiefkast overheen gezet, in de hoop dat die ruimte tussen de twee kasten niemand zou opvallen.’
‘Maar jou is hij wel opgevallen,’ zei Sawyer met bewondering in zijn stem.
‘Ik kon me gewoon niet voorstellen dat iemand die zo netjes was als die meneer Page van ons, wat ruimte tussen twee van zijn archiefkasten zou laten zitten. Het antwoord: dat heeft iemand anders gedaan.’
‘En dat betekent dus dat er wel degelijk iemand geïnteresseerd is in Edward Page en in wat hij in die archiefkast bewaarde. En dat betekent weer dat we op het juiste spoor zitten.’ Sawyer liep naar de telefoon op Pages bureau en gaf Ray Jackson snel opdracht om zoveel mogelijk over Edward Page te weten te komen als hij maar kon. Nadat hij had opgehangen, keek hij weer naar Sidney. ‘Zijn kantoor heeft niet al te veel opgeleverd. Zullen we daarom maar eens een bezoek brengen aan de woning van wijlen Edward Page?’