•22•
Sidney kwam het Triton-gebouw uit en liep het parkeerterrein op. Ze was zo diep in gedachten verzonken dat ze de lange zwarte limousine niet eens opmerkte tot hij met een wilde schuiver vlak voor haar tot stilstand kwam. De achterdeur vloog open en de in een stijf donkerblauw pak gehulde gedaante van Richard Lucas stapte uit. Zijn brede schouders en het krachtige lijf dat zich overal duidelijk onder zijn kleding aftekende, maakten hem toch tot een imposante verschijning, maar het enige opvallende aan zijn gezicht waren zijn boksersneus en twee kleine oogjes die een centimeter of twee te dicht bij elkaar leken te staan.
‘Meneer Gamble wil u graag even spreken.’ Hij zei het op een erg bedaarde toon, maar toen hij het portier voor haar openhield, ving Sidney even een glimp op van een pistool in een schouderholster. Ze bleef stokstijf stilstaan, slikte hevig en zei toen met vonkende ogen: ‘Ik weet niet zeker of dat wel in mijn schema past.’
Lucas haalde zijn schouders op. ‘Zoals u wenst, mevrouw, maar het leek meneer Gamble beter om u eerst in eigen persoon uw eigen versie van de gebeurtenissen te laten geven voor hij besluit wat hem te doen staat. Hij was van mening dat het voor alle betrokkenen beter zou zijn als dat gesprek zo spoedig mogelijk plaatsvindt.’ Sidney haalde eens diep adem en keek toen naar de zwart getinte ramen van de wagen. ‘En waar wordt die vergadering dan wel gehouden?’
‘Het landgoed van meneer Gamble ligt in Middleburgh.’ Hij keek op zijn horloge. ‘De reis duurt ongeveer vijfendertig minuten en nadat de bespreking voorbij is, wordt u weer teruggebracht naar uw wagen. Dat spreekt vanzelf.’
Ze wierp hem een scherpe blik toe. ‘Heb ik werkelijk een keuze?’
‘Iedereen heeft altijd keuzes, mevrouw Archer.’
Sidney trok haar jas wat strakker om zich heen en stapte in. Lucas ging tegenover haar zitten. Ze stelde verder geen vragen en hij zei verder ook niets. Hij bleef zijn ogen echter strak op haar gericht houden.
Sidney zag vaag de omtrekken van een enorm stenen huis dat werd omgeven door een keurig onderhouden en met bomen omzoomde tuin. Je slaat je er wel doorheen, dacht ze. Een ondervraging was vaak een wederkerig proces. Als Gamble iets van haar te weten wilde komen, zou zij zelf toch ook wat antwoorden moeten krijgen. Door een grote dubbele deur en een indrukwekkende gang liepen ze naar een grote kamer met veel glanzend mahonie en gemakkelijke stoelen. De wanden waren behangen met originele olieverfschilderijen die een typisch mannelijke belangstellingswereld verrieden en er brandde een klein vuur in de open haard. Een tafeltje in de hoek was gedekt voor twee. Hoewel ze geen honger had, vond ze de geuren die ervandaan kwamen toch heel verlokkend. Midden op tafel stond een ijsemmertje met een fles wijn erin. Met een zachte klik viel de deur achter haar in het slot. Ze liep erheen en bevestigde dat die inderdaad op slot zat. Toen ze achter zich een geluid hoorde, draaide ze zich met een ruk om.
Een stoel met hoge rug die naar de wand gekeerd had gestaan, werd omgedraaid, zodat de informeel geklede gestalte van Nathan Gamble zichtbaar werd. Hij had een spijkerbroek en een overhemd aan en toen ze zijn indringende blik opmerkte, trok ze haar overjas nog wat dichter om zich heen. Hij stond op en liep naar de tafel toe. ‘Honger?’
‘Niet echt, nee. Bedankt.’
‘Nou, als je van mening verandert, er is zat. Ik hoop dat je het niet erg vindt als ik wel wat neem.’
‘Het is úw huis.’
Gamble ging zitten en schepte wat eten op. Terwijl ze stond toe te kijken, schonk hij twee glazen wijn in. ‘Toen ik dit huis heb gekocht, zat er een wijnkelder bij met tweeduizend heel stoffige flessen wijn. Ik weet niks van wijn, maar mijn personeel zegt dat het een prachtige collectie is; niet dat ik nou wijn ga verzamelen hoor. Bij ons thuis verzamelden we vroeger gewoon postzegels. Wijn is om te drinken.’ Hij hield haar een glas voor.
‘Ik denk werkelijk niet dat...’
‘Ik vind het niet prettig om alleen te drinken. Dat geeft me het gevoel dat ik de enige ben die zich amuseert, en bovendien, in het vliegtuig heeft het toch ook zijn uitwerking niet gemist?’
Na even aarzelen knikte ze, trok haar jas uit, en nam het glas van hem aan. Het was warm en behaaglijk in het vertrek, maar ze bleef op haar hoede; dat was de standaardprocedure als je met actieve vulkanen en mensen als Nathan Gamble te maken had. Ze ging aan tafel zitten en keek hoe hij zat te eten. Hij keek op en vroeg: ‘Weet je zeker dat je niks wil hebben?’
Ze hield haar glas op. ‘Nee, dit is echt voldoende.’
Hij haalde zijn schouders op en sneed toen een flinke hap uit zijn biefstuk. ‘Ik heb Henry Wharton pas nog gesproken. Aardige man. Hij zal zijn eigen personeel nooit afvallen. Dat stel ik op prijs in werkgevers. Ik val mijn eigen mensen ook niet af.’ Hij veegde wat jus op met een stukje brood en stopte het in zijn mond.
‘Henry is altijd een geweldige mentor voor me geweest.’
‘Interessant. Ik heb nooit een mentor gehad terwijl ik carrière maakte. Misschien zou dat wel prettig zijn geweest.’ Hij grinnikte even.
Sidney keek de elegante kamer rond. ‘Zo te zien hebt u niet echt te lijden gehad onder dat gemis.’
Gamble hief zijn wijnglas op, tikte het hare aan, en begon toen weer te eten. ‘Zorg je wel goed voor jezelf? Je bent magerder geworden.’
‘Met mij gaat alles uitstekend. Bedankt voor uw belangstelling.’ Ze veegde wat haar uit haar ogen en terwijl ze zat te wachten op het onvermijdelijke ogenblik waarop de koetjes en kalfjes abrupt het veld zouden moeten ruimen, probeerde ze verwoed haar zenuwen in bedwang te houden. Gamble speelde maar wat met haar. Ze had hem dat al tientallen keren zien doen met andere mensen.
Gamble schonk zich een nieuw glas wijn in en ondanks haar protesten vulde hij haar glas ook bij. Na twintig minuten onschuldige conversatie, veegde Gamble zijn mond af met een servet, stond op en leidde Sidney naar een grote leren sofa voor de open haard. Ze ging zitten, sloeg haar benen over elkaar en haalde even diep adem. Hij bleef bij de schoorsteenmantel staan en keek haar met half dichtgeknepen ogen aan.
Ze bleef even aandachtig naar het vuur staren, nam een slokje wijn en keek naar hem op. Als hij het onderwerp niet zou aansnijden, dan zou zij het wel doen. ‘Ik heb Henry ook gesproken, kennelijk kort nadat hij u aan de lijn heeft gehad.’
Gamble knikte verstrooid. ‘Ik dacht wel dat Henry je zou bellen na dat gesprekje van ons.’ Hoewel haar onbewogen gezicht niets verried, begon Sidney nijdig te worden over de manier waarop Gamble mensen manipuleerde en intimideerde. Gamble pakte een sigaar uit een humidor op de schoorsteenmantel. ‘Heb je er bezwaar tegen als ik...’
‘Zoals ik al zei: dit is uw huis.’
‘Sommige mensen beweren dat sigaren niet verslavend zijn, maar dat weet ik nog zo net niet. Maar ach, je moet toch ergens aan dood, hè?’
Ze nam nog een slokje wijn. ‘Lucas zei dat u me wilde spreken. Ik heb de agenda niet kunnen inzien, dus wilt u alstublieft ter zake komen?’
Gamble nam een paar trekjes van zijn sigaar voordat hij zei: ‘In het vliegtuig heb je me voorgelogen, hè?’ Hij klonk niet boos, en dat verbaasde haar. Ze had gedacht dat iemand als Gamble daar ongelooflijk kwaad over zou zijn.
‘Ik heb niet helemaal de waarheid gezegd, nee.’
Gamble trok even met zijn gezicht. ‘Je bent zo knap dat ik de hele tijd vergeet dat je een advocaat bent. Tja, er zal wel een verschil zijn tussen liegen en niet helemaal de waarheid spreken, maar eerlijk gezegd geloof ik niet dat die nuance me erg interesseert. Je hebt tegen me gelogen: dat is hoe ik me het zal blijven herinneren.’
‘Dat is heel begrijpelijk.’
‘Waarom zat je man in dat vliegtuig?’ De vraag kwam uit Gambles mond, maar hij bleef haar met een volkomen nietszeggende uitdrukking op zijn gezicht aanstaren.
Sidney aarzelde, maar besloot toen open kaart te spelen. Vroeg of laat zou hij er toch achter komen. ‘Jason heeft me verteld dat hij een hoge baan had aangeboden gekregen bij een technologisch bedrijf dat zijn hoofdkantoor in Los Angeles heeft. Hij zei dat hij erheen ging voor een paar laatste gesprekken.’
‘Welk bedrijf? rtg ?’
‘Nee, niet rtg . Het was helemaal geen rechtstreekse concurrent van u. Daarom leek het me niet nodig om het u te zeggen, en uiteindelijk blijkt het trouwens helemaal niet uit te maken welk bedrijf het was.’
‘Waarom niet?’ Gamble klonk verbaasd.
‘Omdat Jason me niet de waarheid heeft gezegd. Er is hem helemaal geen baan aangeboden; hij is daar nooit geweest. Dat ben ik net te weten gekomen.’ Ze zei het zo kalm als ze maar kon.
Gamble dronk zijn glas leeg en rookte een behoorlijk stuk van zijn sigaar op voor hij weer iets zei. Sidney had dat ook al bij andere uitzonderlijk rijke cliënten opgemerkt: ze hadden nooit haast. Jouw tijd was hún tijd.
‘Dus je man heeft jou voorgelogen en jij hebt mij voorgelogen, en moet ik nou dus geloven dat jij mij nu wél de waarheid vertelt?’ Zijn stem bleef kalm, maar het was duidelijk dat hij haar niet geloofde, en dat kon ze hem eigenlijk niet eens kwalijk nemen. ‘Jij bent mijn advocaat, Sidney, dus geef me eens wat advies. Zeg eens: is de getuige betrouwbaar of niet?’
Haastig zei Sidney: ‘Ik vraag u niet om wat dan ook te geloven. Als u me niet gelooft, en daar hebt u waarschijnlijk goede redenen voor, dan kan ik daar ook niets aan doen.’
Gamble knikte nadenkend. ‘Oké. Wat verder nog?’
‘Verder niets. Dat is alles wat ik weet.’
Met een kleine polsbeweging gooide Gamble zijn sigaar in het vuur. ‘Schiet op! Ik ben drie keer gescheiden, en ik ben er door schade en schande achter gekomen dat je ’s avonds voor het slapen gaan soms veel meer vertelt dan je eigenlijk wilde. Waarom zou dat bij jullie anders zijn gegaan?’
‘Jason praat niet... praatte niet over Triton met mij. Voor mij was alles wat hij bij uw bedrijf uitvoerde vertrouwelijke informatie. Ik weet helemaal niets. Ik zit met een heleboel vragen, maar geen enkel antwoord.’ Plotseling lag er een bittere klank in haar stem, maar ze kwam al snel weer tot bedaren. ‘Is er iets gebeurd bij Triton? Iets waar Jason mee te maken had?’ Gamble zei geen woord. ‘Dat zou ik echt graag willen weten.’
‘Ik heb helemaal geen zin om jou wat dan ook te vertellen. Ik weet niet aan wiens kant jij staat, maar niet aan de mijne denk ik.’ Gamble keek haar nu zo streng aan dat ze zich rood voelde worden. Ze zette haar benen naast elkaar op de grond, en keek naar hem op. ‘Ik weet dat u argwaan koestert.’
Driftig viel Gamble haar in de rede. ‘Daar heb je godverdomme gelijk in. Zou jij soms niet argwanend zijn met de hete adem van rtg in je nek, terwijl iedereen je vertelt dat je bedrijf ten dode opgeschreven is als je niet met CyberCom in zee gaat?’ Hij gaf haar niet de kans om te antwoorden, maar ging snel naast haar zitten en pakte haar hand vast. ‘Het spijt me echt heel erg dat je man dood is, en onder andere omstandigheden zou het me niets aangaan dat hij in een vliegtuig is gestapt, maar als iedereen ineens tegen me begint te liegen terwijl de toekomst van mijn bedrijf op het spel staat, dan is dat wel degelijk ook mijn zaak.’ Hij liet haar hand vallen.
De tranen sprongen Sidney in de ogen. Ze sprong op en pakte snel haar jas. ‘Op dit ogenblik kunnen u en dat klotebedrijf van u me helemaal niet schelen, maar ik kan u wel vertellen dat mijn man en ik u helemaal niets misdaan hebben. Begrijpt u dat? En nu wil ik hier weg.’
Nathan Gamble keek haar even heel aandachtig aan. Toen liep hij naar een tafeltje aan de andere kant van de kamer en pakte de telefoon. Ze kon niet horen wat hij zei, maar een ogenblik later ging de deur open en kwam Lucas weer te voorschijn.
‘Wilt u mij maar volgen, alstublieft?’
Toen ze de kamer uit liep, keek ze even om naar Nathan Gamble. Hij stak zijn glas op in een groetend gebaar. ‘Laten we maar contact houden.’ Hij zei het zachtjes, maar de manier waarop hij die woorden uitsprak, deden de rillingen over haar rug lopen.
De limousine reed weer terug langs de lange weg die hij gekomen was, en nog geen drie kwartier later werd Sidney weer afgezet bij haar Ford Explorer. Snel stapte ze in en nadat ze was weggereden, drukte ze op een van de geheugentoetsen van haar telefoon. De hoorn werd opgenomen door iemand met een slaperige stem.
‘Henry, met Sidney. Sorry dat ik je uit bed bel.’
‘Sid, hoe laat... waar zit je?’
‘Ik kom net bij Nathan Gamble vandaan.’
Henry Wharton was onmiddellijk klaarwakker. ‘Hoe komt dat zo?’
‘Laten we het er maar op houden dat het Nathans idee was.’
‘Ik heb geprobeerd je rugdekking te geven.’
‘Dat weet ik, Henry, en dat stel ik op prijs.’
‘Hoe is het gegaan?’
‘Nou, waarschijnlijk zo goed als gezien de omstandigheden maar verwacht kon worden. Hij was behoorlijk beleefd.’
‘Mooi...’
‘We zullen moeten afwachten of het zo blijft, natuurlijk, maar ik wilde het je toch even laten weten. Ik ben er net weg.’
‘Misschien waait het allemaal wel over.’ Haastig voegde hij eraan toe. ‘Ik bedoel natuurlijk niet Jasons dood. Ik wil op geen enkele manier afbreuk doen aan het belang van die vreselijke tragedie.’
Ze viel hem snel in de rede. ‘Dat weet ik, Henry. Ik ben niet gekwetst of beledigd.’
‘Hoe stonden de zaken ervoor toen je daar wegging?’
Ze haalde diep adem. ‘We hebben afgesproken dat we contact blijven houden.’
Het Hay-Adams Hotel stond niet ver van het kantoor van Tyler, Stone. Toen Sidney wakker werd, zag ze op het wekkertje dat het pas vijf uur was. Ze liet de gebeurtenissen van de afgelopen nacht de revue passeren. Het bezoek aan het bedrijf van haar man had niets nuttigs opgeleverd en het gesprek met Nathan Gamble had haar behoorlijk de stuipen op het lijf gejaagd. Ze hoopte maar dat ze Henry Wharton een beetje tevreden had weten te stellen. Althans voorlopig dan. Ze nam snel een douche, belde toen de room-service en bestelde een pot koffie. Ze moest om zeven uur weg om Amy op te halen en ze moest het met haar ouders over de herdenkingsdienst hebben.
Tegen de tijd dat ze zich had aangekleed en al haar spullen weer had gepakt, was het half zeven. Haar ouders stonden altijd vroeg op en Amy werd meestal al om een uur of zes wakker. Haar vader nam de telefoon op.
‘Hoe gaat het met haar?’
‘Je moeder is met haar bezig. Ze is net in bad geweest. Vanochtend kwam ze zo parmantig onze slaapkamer binnen banjeren...’ Sidney kon de trots in zijn stem duidelijk horen. ‘Hoe gaat het met jou, meid? Je klinkt weer wat beter.’
‘Het gaat wel, pap. Het is me eindelijk gelukt om weer eens een beetje te slapen, al weet ik niet hoe.’
‘Nou, je moeder en ik komen bij jou logeren, wat je ook zegt. We kunnen je helpen met de huishouding en met Amy. Je weet wel, boodschappen doen, dingen helpen regelen en zo.’
‘Bedankt, papa. Over een paar uur ben ik bij jullie.’
‘Hier komt Amy. Ze ziet eruit als een kuikentje dat te lang in de regen heeft gelopen. Hier is ze.’
Sidney hoorde hoe er twee kleine handjes om de hoorn werden geslagen. Er klonken een paar kraaiende geluidjes.
‘Dag, Amy, met mama.’ Op de achtergrond hoorde Sidney hoe haar vader en moeder zachte aanmoedigingen lieten horen.
‘Dag, mama?’
‘Goed zo, meisje, met mama.’
‘Moet je mij soms hebben?’ Daar moest het kleine meisje even heel hard om lachen. Sinds enige tijd was dat haar meest geliefde uitdrukking en Amy maakte er altijd een sprongetje bij. Daarna begon haar dochtertje haar eigen versie van de afgelopen dagen te vertellen, in een taaltje dat haar moeder gemakkelijk kon verstaan. Vanochtend hadden ze spekpannekoeken gegeten en buiten had ze een kat achter een vogeltje aan zien zitten. Sidney moest glimlachen. Bij Amy’s volgende woorden was die glimlach echter op slag verdwenen.
‘Papa, ik wil mijn papa.’
Sidney kneep haar ogen dicht en streek met haar hand over haar voorhoofd. Er welde een traan op in haar linkerooghoek en een pijnlijke luchtbel baande zich moeizaam een weg door haar keel. Ze sloeg haar hand voor haar mond om het geluid niet al te ver te laten dragen.
Toen ze zich weer had hersteld, zei ze in de hoorn: ‘Je bent lief, Amy. Voor mama ben jij de liefste van de hele wereld. Ik zie je straks, oké?’
‘Jij ook lief. Míjn papa? Komen jullie? Komen.’
Sidney hoorde haar vader tegen Amy zeggen dat ze nu afscheid moest nemen.
‘Dag, kindje. Ik kom straks.’ Ze liet haar tranen nu de vrije loop. De zoute smaak daarvan begon haar zo onderhand maar al te vertrouwd te worden.
‘Sidney?’
‘Dag, mama.’ Sidney wreef haar mouw over haar gezicht, dat echter onmiddellijk weer nat werd, als een laag oude verf die telkens weer door de nieuwere lagen heen kwam.
‘Neem me niet kwalijk, Sidney. Kennelijk denkt ze als ze jou spreekt meteen ook aan Jason.’
‘Dat weet ik.’
‘Ze heeft in elk geval de hele nacht doorgeslapen.’
‘Ik kom zo, ma.’ Sidney hing op en bleef een paar minuten met haar hoofd in haar handen zitten. Toen liep ze naar het raam en tuurde door een kier in het gordijn. De maan was in het derde kwartier en samen met de vele straatlantaarns hier zorgde dat ervoor dat de omgeving heel goed verlicht was. Maar zelfs onder die omstandigheden merkte ze nog de man niet op die aan de andere kant van de straat vanuit een steegje naar haar stond te kijken. Hij droeg dezelfde jas en hoed als in Charlottesville en keek plichtsgetrouw toe hoe Sidney verstrooid de straten onder haar raam afspeurde. Hij had vele jaren ervaring met dit soort werk en zijn scherpe ogen zagen geen enkel detail over het hoofd. Haar gezicht zag er afgetobd uit en ze had een vermoeide blik in haar ogen. Haar nek was lang en bevallig, zoals die van een fotomodel, maar aan haar houding was duidelijk te zien dat zowel haar nek- als haar schouderspieren erg gespannen waren. Toen ze zich omdraaide, liet hij de verrekijker weer zakken. Die vrouw had het duidelijk erg moeilijk, en omdat hij Jasons verdachte gedrag op de luchthaven had gezien, kort voordat het vliegtuig was neergestort, was hij van mening dat ze alle reden had om zenuwachtig en bezorgd te zijn, en misschien zelfs wel angstig. Hij leunde weer tegen de muur en zette zijn wacht voort.