•48•
Langzaam krabbelde Sidney weer op. Terwijl haar gevoelens van hopeloosheid en angst vervaagden, werden ze vervangen door iets nog veel sterkers: de drang tot zelfbehoud. Ze maakte een van de laden van haar bureau open en haalde haar paspoort eruit. Het was in het verleden meer dan eens voorgekomen dat ze plotseling naar het buitenland had gemoeten, maar dit keer zou de reden zo persoonlijk zijn als het maar kon: haar leven stond op het spel. Ze liep naar het kantoor naast het hare. Het was van een jonge associé die toevallig een enorme fan van de Atlanta Braves was, en een groot deel van zijn boekenkasten weerspiegelde dat enthousiasme.
Ze griste het honkbalpetje van de plank, stak haar lange haar op en trok de pet strak over haar hoofd.
Ze dacht er nog net op tijd aan om in haar portefeuille te kijken en zag tot haar stomme verbazing dat die nog steeds vol zat met de honderdjes die ze had opgenomen voor de tocht naar New Orleans. De moordenaar had er kennelijk geen belangstelling voor gehad. Ze liep snel het gebouw uit, hield een taxi aan en zei tegen de chauffeur waar ze heen moest. Even later liet ze zich opgelucht in de kussens van de achterbank zakken. Ze trok voorzichtig de .32 van Philip Goldman uit haar zak, stak hem in de holster die Sawyer haar had gegeven, en knoopte toen haar regenjas weer dicht.
De taxi kwam tot stilstand voor Union Station. Met een revolver op zak zou ze nooit door de luchthavenbeveiliging komen, maar Amtrak, de Amerikaanse nationale spoorwegmaatschappij, zou geen problemen opleveren. Haar plan was eenvoudig, althans nu nog. Ze zou naar een plek vluchten waar het veilig was en daar proberen erachter te komen wat er nou eigenlijk aan de hand was. Ze was wel van plan contact op te nemen met Lee Sawyer, maar als het zover was, wilde ze liever niet met de fbi -agent in een en hetzelfde land zitten. Het probleem was dat ze inderdaad had geprobeerd haar man te helpen. Ze had gelógen tegen de fbi. Achteraf gezien was dat ontzettend stom van haar geweest, maar ze had destijds geen andere mogelijkheid gezien. Ze had haar man toch zeker moeten helpen? En wat had ze nu bereikt? Haar pistool lag op de plek van een drievoudige moord en de bandopname van haar gesprek met Jason ook. Hoewel ze gedeeltelijk open kaart met Sawyer had gespeeld, moest die nu ook wel denken... Die zou meteen zijn handboeien te voorschijn halen, daar was ze zeker van. Ze begon zich weer wanhopig te voelen, maar verzamelde al haar moed, ze sloeg haar kraag op tegen de ijzige wind en liep het station binnen.
Ze kocht een tweedeklaskaartje voor de sneltrein naar New York. De trein ging over twintig minuten en zou om half zes ’s ochtends aankomen op Penn Station in New York. Daar zou ze een taxi nemen naar jfk Airport en daar een enkele reis kopen naar een ander land, ze wist nog niet welk. Ze liep naar de geldautomaat in het onderste deel van het station en nam nog wat geld op. Zodra er een arrestatiebevel werd uitgevaardigd, zouden haar bankpasjes onbruikbaar zijn. Plotseling schoot het haar te binnen dat ze geen andere kleren bij zich had en dat ze zoveel mogelijk incognito zou moeten reizen. Het probleem was dat de talloze kledingwinkels in het station op dit uur niet meer open waren. Ze zou moeten wachten tot ze in New York was.
Ze stapte een telefooncel in en keek snel even in haar adresboekje; Lee Sawyers kaartje viel eruit en ze staarde er even naar. Verdomme! Snel toetste ze het nummer van Sawyers huis, maar nadat de telefoon vier keer was overgegaan, trad het antwoordapparaat in werking. Ze aarzelde even, hing toen op en toetste snel een ander nummer in. De telefoon bleef eindeloos lang overgaan voordat er eindelijk een slaperige stem uit de hoorn klonk.
‘Jeff?’
‘Met wie spreek ik?’
‘Sidney Archer.’
Ze hoorde hoe Fisher zich omdraaide in zijn bed, waarschijnlijk wilde hij even op de wekker kijken. ‘Ik heb liggen wachten tot je zou bellen. Kennelijk ben ik in slaap gevallen.’
‘Jeff, ik heb niet veel tijd. Er is iets verschrikkelijks gebeurd.’
‘Wat? Wat is er dan?’
‘Hoe minder je weet, hoe beter.’ Ze aarzelde even en probeerde verwoed haar gedachten te ordenen. ‘Jeff, ik geef je het telefoonnummer van de cel waar ik nu te bereiken ben. Ga naar een telefooncel en bel me terug.’
‘Christus, het is... het is al twee uur geweest.’
‘Alsjeblieft, Jeff, doe het nou maar.’
Na wat gemopper stemde Fisher toe. ‘Geef me vijf minuten. Wat is het nummer?’
Nauwelijks zes minuten later ging de telefoon. Sidney griste de hoorn van de haak. ‘Je staat nu toch echt in een telefooncel, hè? Eerlijk?’
‘Ja! En het is hier stervenskoud, dus voor de dag ermee.’
‘Jeff, ik heb het wachtwoord. Het zat tussen Jasons e-mail. Ik had gelijk. Het was naar het verkeerde adres gestuurd.’
‘Geweldig, dan kunnen we het bestand lezen.’
‘Nee, dat gaat niet.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik de diskette kwijt ben.’
‘Wat? Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’
‘Dat doet er niet toe. Hij is weg en ik krijg hem nooit meer terug.’
Aan haar stem was nu duidelijk te horen hoe ellendig ze zich voelde. Ze besloot wat ze zou gaan zeggen. Ze zou Fisher vertellen dat hij een tijdje de stad uit moest. Te oordelen naar wat haar in de parkeergarage was overkomen, zou hij weleens in gevaar kunnen verkeren, ernstig gevaar zelfs. Ze verstrakte toen ze hoorde wat Fisher zei.
‘Nou, je hebt geluk, meid.’
‘Waar héb je het over?’
‘Ik ben niet alleen heel erg op geheimhouding gericht, maar ook een echte hebberd, een anaal-retentieve persoonlijkheid heet dat in het jargon. Ik ben de afgelopen jaren te veel bestanden kwijtgeraakt zonder dat er een goede back-up was, Sidney.’
‘Je bedoelt dat je...’
‘Terwijl je hier in de keuken bezig was...’ Hij liet een nogal theatrale stilte vallen, ‘... heb ik een paar kopieën van de bestanden op die diskette gemaakt. Eén op mijn harde schijf en één op een andere floppy.’
Sidney kon even geen woord uitbrengen. Toen dat haar weer lukte, bracht haar enthousiaste reactie Jeff aan het blozen. ‘Jeff, je bent een schat!’
‘Wanneer kom je hierheen om te kijken wat er op dat schijfje staat?’
‘Ik kom niet, Jeff. Het gaat niet.’
‘Waarom niet?’
‘Ik moet de stad uit, Jeff. Ik wil dat je die floppy naar een adres stuurt dat ik je zal geven. Met de Federal Express. Breng het er morgenochtend vroeg heen. Meteen als ze opengaan, Jeff.’
‘Ik snap het niet, Sidney.’
‘Jeff, je hebt me enorm geholpen, maar ik wíl niet dat je het begrijpt. Ik wil niet dat je hier nog dieper in verwikkeld raakt dan je al bent. Ga naar huis, haal die diskette op en ga dan naar een hotel. Vlak bij je huis is een Holiday Inn. Stuur de rekening maar naar mij.’
‘Sid...’
‘Zodra de Federal Express opengaat, moet je het pakje daar afgeven,’ herhaalde ze. ‘Daarna bel je met kantoor en laat ze weten dat je je vakantie nog een paar dagen verlengt. Waar woont je familie?’
‘In Boston.’
‘Mooi. Ga dan maar in Boston logeren. Stuur mij de rekening voor het vervoer. Als je wil, neem je maar een eersteklasticket. Maar gá!’
‘Sid!’
‘Jeff, ik moet zo weg, dus spreek me niet tegen. Je móet doen wat ik zeg. Dat is de enige manier waarop je redelijk veilig bent.’
‘Dit is toch geen geintje of zo?’
‘Heb je een pen bij je?’
‘Ja.’
Ze bladerde haar adresboekje door. ‘Noteer dit adres en stuur het pakketje daarheen.’ Ze gaf hem het postadres van haar ouders en hun telefoonnummer in Bell Harbor, Maine. ‘Het spijt me echt heel erg dat ik je hierbij betrokken heb, maar je was de enige die me kon helpen. Bedankt.’ Ze hing op.
Nadat hij langzaam de hoorn had opgehangen, speurde Fisher argwanend de donkere omgeving af, rende naar zijn wagen en reed naar huis. Hij wilde net zijn wagen parkeren toen hij een huizenblok achter hem een zwarte bestelwagen zag rijden en toen hij aandachtig in zijn achteruitkijkspiegel keek, zag hij twee donkere gestalten voorin zitten. Onmiddellijk begon hij een stuk sneller te ademen. Langzaam keerde hij zijn wagen en reed terug naar de binnenstad. Toen hij het busje passeerde, keek hij niet naar de bestuurder daarvan, maar toen hij weer in zijn achteruitkijkspiegel keek, zag hij dat hij gevolgd werd.
Fisher bracht zijn wagen tot stilstand voor een bakstenen gebouw van twee verdiepingen en keek op naar het grote bord met de naam cyber@chat erop. De eigenaar was een goede vriend van hem en Fisher had hem zelfs geholpen met het instellen van de computersystemen die Cyber@chat zijn klanten ter beschikking stelde.
De bar bleef de hele nacht open en daar was goede reden voor. Zelfs op dit uur van de nacht was hij nog voor bijna drie kwart gevuld, voornamelijk met studenten die de volgende ochtend niet vroeg op hoefden. Het was echter geen bar met luide muziek, uitbundige klanten en veel sigaretterook. (Vanwege de gevoelige computerapparatuur die er stond, was roken hier verboden.) In plaats daarvan klonk er het geluid van computerspelletjes en zachte, vaak zeer intense gesprekken over wat er te zien was op de alomtegenwoordige monitoren. De eeuwenoude kunst van het flirten was ook hier echter niet vergeten en diverse mannen en vrouwen zwierven door de ruimte, op zoek naar wat gezelschap en warmte, hoe kortstondig die dan ook mochten zijn.
Fisher zag zijn vriend de eigenaar, een jongeman
van in de twintig, achter de bar staan en begon een gesprek met
hem. Nadat hij voldoende had uitgelegd om zijn vriend in staat te
stellen hem te helpen, overhandigde
Fisher hem een stukje papier met het adres in Maine erop dat Sidney
hem gegeven had. De eigenaar liep naar achteren en nog geen vijf
minuten later zat Fisher daar aan een computer. Toen hij uit het
raam van de bar keek, zag hij nog net hoe de zwarte bestelwagen tot
stilstand kwam in een steegje aan de overkant van de straat. Snel
richtte hij zijn aandacht weer op de computer.
Een serveerster kwam een fles bier, een glas en een bord met hapjes brengen. Ze zette alles naast de computer en legde een linnen servet naast het bord. In het zorgvuldig opgevouwen servetje bevond zich een 3,5-inch diskette. Achteloos vouwde hij het servet open, duwde de diskette in de diskdrive en tikte snel een reeks commando’s in. Al snel hoorde hij het schrille gepiep van een modem en binnen een minuut had hij verbinding met zijn computer thuis. Het kostte hem ongeveer dertig seconden om de bestanden die hij van Sidneys floppy naar zijn harde schijf had gekopieerd, naar de blanco diskette te downloaden. Toen hij daarmee klaar was, keek hij opnieuw uit het raam. De bestelwagen stond er nog steeds.
De serveerster kwam weer naar zijn tafeltje gelopen. Ze was duidelijk op de hoogte van zijn plan en vroeg of er verder nog iets van zijn dienst was. Er lag een luchtkussenenvelop op haar dienblaadje. Het adres in Bell Harbor was er al op geschreven. Fisher keek nog eens uit het raam en zag twee politiemensen die naast hun surveillancewagens een luchtje stonden te scheppen. Toen de serveerster aanstalten maakte om de diskette te pakken, een onderdeel van het plan dat hij haastig samen met de eigenaar had opgesteld, schudde Fisher zijn hoofd. Sidneys waarschuwing was hem weer te binnen geschoten en hij wilde zijn vrienden niet nodeloos in gevaar brengen. Hij fluisterde iets tegen de serveerster, die knikte en met de envelop de kamer uit liep. Nauwelijks een minuut later was ze alweer terug en gaf Fisher een andere envelop aan. Hij keek ernaar en glimlachte toen hij zag hoeveel postzegels zijn vriend erop had geplakt. Deze envelop zou in elk geval niet retour afzender worden gestuurd wegens te lage frankering. Het was minder snel dan de Federal Express, maar gezien de omstandigheden zat er niets anders op. Hij deed de diskette in de envelop en nadat hij die had dichtgeplakt, stopte hij hem in zijn zak. Daarna rekende hij af en liet een forse fooi achter voor de serveerster. Hij smeerde wat bier op zijn gezicht, goot meteen ook maar wat over zijn kleren en sloeg de rest toen in één teug achterover.
Toen hij de bar uit kwam en naar zijn wagen liep, zag hij de koplampen van de bestelwagen aan gaan en hoorde hij de motor starten. Hij begon te wankelen en luidkeels te zingen. De twee agenten keken om. Hij ging in de houding staan, salueerde en nadat hij een diepe buiging naar hen had gemaakt, liet hij zich in zijn wagen vallen, startte de motor en reed aan de verkeerde kant van de straat op de agenten af. Op het moment dat hij met piepende banden langs de twee agenten reed, zat hij minstens dertig kilometer boven de maximumsnelheid. De agenten sprongen in hun wagens. De bestelwagen bleef hem op veilige afstand volgen, maar sloeg een zijstraat in toen de politiewagens Fisher hadden ingehaald. Zijn gevaarlijke rijgedrag en de zware bierlucht die om hem heen hing, zorgden ervoor dat ze hem onmiddellijk de handboeien om deden en hem snel naar het politiebureau afvoerden.
‘Ik hoop dat je een goede advocaat kent, jongen,’ blafte de agent van achter het stuur.
Fishers stem klonk volkomen helder, zelfs enigszins geamuseerd. ‘Ik ken er een hoop, agent.’
Op het politiebureau namen ze zijn vingerafdrukken en maakten een lijstje van de persoonlijke bezittingen die hij had moeten afgeven. Hij mocht één telefoongesprek voeren, maar voor hij dat deed, vroeg hij de adjudant van dienst of hij hem een gunst wilde doen. Een minuut later keek hij opgewekt toe hoe de luchtkussenenvelop in de postzak van het politiebureau verdween. Met de snail mail . Zijn medetechneuten moesten eens weten! Op weg naar de cel begon Jeff Fisher zelfs opgewekt te fluiten. mit -mensen lieten niet met zich sollen.
Tot zijn aangename verrassing hoefde Lee Sawyer niet helemaal naar Californië te reizen om Charles Tiedman te spreken te krijgen. Toen hij met de Federal Reserve had gebeld, had hij te horen gekregen dat Tiedman zich op dat ogenblik in Washington bevond, waar hij een conferentie zou bijwonen. Hoewel het bijna drie uur ’s ochtends was, had Tiedman, die nog steeds in het tijdschema van de westkust zat, er geen enkel bezwaar tegen om hem te woord te staan. In feite kreeg Sawyer zelfs de indruk dat de president van de San Francisco Federal Reserve Bank dat eigenlijk graag wilde.
Tiedman logeerde in het Four Seasons Hotel in Georgetown, en Sawyer en hij zaten nu tegenover elkaar in een privé-vertrek naast het restaurant, dat een paar uur eerder was dichtgegaan. Tiedman was een kleine, gladgeschoren man van voor in de zestig, die de gewoonte had om nerveus zijn handen in elkaar te slaan. Zelfs op dit late uur had hij nog een ingetogen driedelig grijs pak aan en een vlinderstrikje om. Op het vest hing een smaakvolle gouden horlogeketting. Sawyer zag het pittige kleine mannetje ineens voor zich terwijl hij met een zachte vilten pet op zijn hoofd in een ouderwetse sportwagen met open dak zat. Zijn conservatieve uiterlijk deed veel meer aan de oostkust denken dan aan het westen, en al in het begin van het gesprek kwam Sawyer te weten dat Tiedman voordat hij naar Californië was verhuisd, jarenlang in New York had gewoond. De eerste paar minuten van het gesprek hield hij zijn waterige grijze ogen en zijn breekbaar uitziende metalen brilletje vrijwel voortdurend strak op het tapijt gericht en keek hij de fbi -agent slechts zo nu en dan aan.
‘Ik neem aan dat u Arthur Lieberman goed hebt gekend,’ zei Sawyer.
‘We hebben samen op Harvard gezeten en zijn samen bij dezelfde bank begonnen. Ik ben getuige geweest bij zijn huwelijk en hij bij het mijne. Hij was een van mijn oudste en beste vrienden.’
Sawyer maakte snel gebruik van de opening die die woorden boden. ‘Zijn huwelijk is toch op een scheiding uitgelopen?’
Tiedman keek hem even aan. ‘Dat is juist.’
Sawyer keek in zijn notitieboekje. ‘Dat was toch rond de tijd dat hij kandidaat was voor het voorzitterschap van de Fed?’
Tiedman knikte.
‘Slechte timing.’
‘Dat kunt u wel zeggen.’ Tiedman pakte de karaf die op het tafeltje naast zijn stoel stond, schonk zich een glas water in en nam een grote slok. Zijn dunne lippen waren droog en ruw.
‘Ik heb begrepen dat de scheiding aanvankelijk hoogst onaangenaam dreigde te worden, maar toen snel geregeld is en zijn kansen niet werkelijk heeft beïnvloed. Kennelijk heeft hij geluk gehad.’
Tiedmans ogen schoten vuur. ‘Noemt u dat geluk?’
‘Ik bedoel alleen maar dat hij de baan heeft gekregen. Als goede vriend van Arthur weet u waarschijnlijk meer van deze kwestie dan wie dan ook.’ Sawyer keek Tiedman vragend aan.
Tiedman bleef een volle minuut lang zwijgen en zette toen met een diepe zucht zijn glas neer. Daarna leunde hij weer achterover en keek Sawyer recht in de ogen.
‘Hoewel hij inderdaad voorzitter van de Fed is geworden, heeft het “regelen” van die onaangename scheiding hem bijna alles gekost waarvoor hij al die jaren had gewerkt, meneer Sawyer, en dat was niet eerlijk na zo’n glanzende carrière.’
‘Maar het voorzitterschap betaalt toch niet slecht? Ik heb het opgezocht. Honderddrieëndertigduizend zeshonderd dollar per jaar. Hij was in goede doen.’
Tiedman moest lachen. ‘Dat kan wel zijn, maar voordat Arthur bij de Fed kwam werken, had hij honderden miljoenen dollars verdiend, en dus had hij een dure smaak en wat schulden.’
‘Grote schulden?’
Tiedman keek opnieuw naar de vloer. ‘Laten we het er maar op houden dat het wat meer was dan hij zich op dat salaris van de Fed kon veroorloven, ook al was dat in verhouding tot het modale inkomen in dit land dan tamelijk hoog.’
Terwijl hij die informatie even had laten bezinken, stelde Sawyer een andere vraag. ‘Kunt u me iets vertellen over Walter Burns?’
Tiedman keek hem scherp aan. ‘Wat wilt u weten?’
‘Gewoon, wat algemene achtergrondinformatie,’ zei Sawyer onschuldig.
Tiedman wreef nerveus over zijn onderlip en keek naar Sawyers opschrijfboekje. Sawyer ving zijn blik op en sloeg onmiddellijk het boekje dicht. ‘Officieus.’
Tiedman wierp hem een berustende blik toe. ‘Ik twijfel er niet aan dat Burns Arthur zal opvolgen als voorzitter. Dat is ook volkomen gepast. Hij was een volgeling van Arthur en stemde altijd met hem mee.’
‘Is dat slecht?’
‘Meestal niet.’
‘Wat bedoelt u daarmee?’
Toen hij de fbi -agent weer aankeek, stond er een verbazingwekkend scherpe uitdrukking op het gezicht van het kleine mannetje. ‘Daar wil ik mee zeggen dat het nooit verstandig is om klakkeloos het voorbeeld van iemand anders te volgen.’
Sawyer leunde achterover. ‘U was het dus niet altijd met Lieberman eens?’
Tiedman keek hem niet aan. Aan zijn gezicht was echter duidelijk te zien dat het hem nu intens speet dat hij ooit in dit gesprek had toegestemd.
‘Ik bedoel dat de leden van de Fed worden benoemd om op hun eigen oordeel af te gaan en niet om blindelings dingen voor zoete koek aan te nemen die nergens op gebaseerd zijn en die rampzalige consequenties kunnen hebben.’
‘Dat is sterke taal.’
‘Nou, we hebben dan ook een belangrijke taak.’
Sawyer keek in zijn aantekeningen van het gesprek dat hij met Walter Burns had gehad. ‘Burns zei dat Lieberman in een vroeg stadium de koe bij de hoorns heeft gevat en dat hij daarmee de markt eens wilde laten merken wie er nu eigenlijk de dienst uitmaakte. Ik neem aan dat u dat dus niet zo’n goed idee vond?’
‘Ik vond het belachelijk.’
‘Als het dan zo raar was, waarom heeft de meerderheid er dan mee ingestemd?’ Sawyer liet zijn scepsis duidelijk in zijn stem doorklinken.
‘De mensen die regelmatig kritiek hebben op het doen van economische voorspellingen, hebben daar inmiddels een standaardzin voor. “Geef een econoom de conclusies die je wil bereiken, dan zorgt hij wel voor de cijfers waarop je die kunt baseren.” Het zwermt in deze stad van de rekenmeesters die allemaal op basis van precies dezelfde cijfers tot volkomen verschillende conclusies komen, en dat gaat op voor alles, van de tekorten op de federale begroting tot het overschot bij de werknemersverzekeringen.’
‘U bedoelt dat je getallen eindeloos kunt manipuleren?’
‘Natuurlijk. Het gaat er alleen maar om wie er betaalt en wat die op zijn politieke agenda heeft staan,’ zei Tiedman geërgerd. ‘Je hebt ongetwijfeld weleens gehoord van het principe dat er voor elke actie een gelijkwaardige tegenovergestelde reactie plaatsvindt?’ Sawyer knikte. ‘Nou, ik ben ervan overtuigd dat de oorsprong daarvan eerder politiek dan wetenschappelijk is.’
‘Ik wil niet onbeleefd zijn, hoor, maar zou het kunnen zijn dat ze het gewoon niet met u eens waren?’
‘Ik ben ook niet alwetend, maar ik ben al veertig jaar nauw betrokken bij het reilen en zeilen van de geldmarkten. Ik heb markten met stijgende prijzen gezien en markten met dalende prijzen. Ik heb hele stevige economieën gezien en economieën die op instorten stonden. Ik heb voorzitters van de Fed gezien die snel en daadkrachtig optraden als er zich een crisis voordeed, en anderen die dan volkomen de kluts kwijtraakten, zodat de hele economie op zijn kop kwam te staan. Een onoordeelkundige verhoging van een half procent in de Federal Funds Rate kan honderdduizenden banen kosten en hele sectoren van de economie volkomen verwoesten. De Fed beschikt over enorme macht en die dient niet lichtvaardig gebruikt te worden. Door zijn gemanipuleer met de Federal Funds Rate zette Arthur de economische toekomst van alle Amerikaanse burgers op het spel. Ik had géén ongelijk.’
‘Ik dacht dat Lieberman en u nauw bevriend waren? Heeft hij u dan niet om advies gevraagd?’
Tiedman begon nerveus aan de knoop van zijn jasje te friemelen. ‘Vroeger heeft Arthur me wel om advies gevraagd. Vaak zelfs. Maar een jaar of drie geleden is hij daar plotseling mee gestopt.’
‘En toen is hij gekke dingen gaan doen met de rentetarieven?’
Tiedman knikte. ‘Uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat hij de luie geldmarkt er eens flink van langs wilde geven. Maar dat is niet de taak van de Fed; het is veel te riskant. Ik heb de laatste jaren van de Depressie bewust doorleefd, en zoiets wil ik niet nog een keer meemaken.’
‘Ik denk dat ik me nooit heb gerealiseerd hoeveel macht de Fed eigenlijk heeft.’
Tiedman keek hem streng aan. ‘Wist u dat we vrij precies kunnen voorspellen hoeveel zaken er failliet zullen gaan, hoeveel mensen hun baan zullen kwijtraken en hoeveel hypotheken er geëxecuteerd zullen worden als we de rentetarieven met een halve procent verhogen? Over die gegevens beschikken we. Keurig ingebonden en aandachtig bestudeerd. Voor ons zijn het alleen maar getallen. Officieel kijken we nooit naar de werkelijkheid daarachter, want als we dat wel zouden doen, denk ik niet dat de meesten van ons dit werk nog zouden aankunnen. Ik niet in elk geval. Misschien dat we een beetje beter zouden begrijpen hoeveel invloed we uitoefenen op onze medeburgers als we ook eens gingen bijhouden wat de uitwerking van ons handelen is op het aantal zelfmoorden, moorden en andere misdrijven.’
‘Moorden? Zelfmoorden?’ Sawyer keek hem behoedzaam aan.
‘U zult toch zeker de eerste zijn om toe te geven dat geld de wortel van alle kwaad is? Of liever gezegd, dat geldgebrek de wortel van alle kwaad is.’
‘Jezus, zo heb ik het eigenlijk nog nooit bekeken. Dus in wezen hebt u macht over...’
‘Leven en dood?’ Tiedmans ogen begonnen te schitteren. ‘Ons bestaan is een van de best bewaarde geheimen van het land. Als de gewone burgers van dit land werkelijk zouden weten wat wij niet allemaal kunnen doen en wat wij in het verleden ook regelmatig hebben gedaan, denk ik dat ze de muren zouden bestormen en ons allemaal in de kerkers zouden werpen, of erger nog. En misschien zou dat ook wel volkomen terecht zijn.’
Sawyer keek naar zijn aantekeningen. ‘Weet u ook op welke data die veranderingen in de rentetarieven hebben plaatsgevonden?’
Tiedman schrok op. ‘Niet uit mijn hoofd, nee. Dat klinkt misschien gek uit de mond van een bankier, maar als het om cijfertjes gaat, laat mijn geheugen me de laatste tijd soms wat in de steek. Maar ik kan het wel voor u nakijken, hoor.’
‘Dat zou ik op prijs stellen. Zou er nog een andere reden kunnen zijn voor Liebermans rare gedoe met de tarieven?’ Nu zag Sawyer duidelijk ook bezorgdheid en angst op Tiedmans gezicht.
‘Hoe bedoelt u?’
‘U zei dat het helemaal niets voor hem was, dat rare gedoe, en dat hij zich plotseling weer heel normaal begon te gedragen. Klinkt u dat niet een beetje vreemd in de oren?’
‘Ik denk dat ik het eigenlijk nooit zo bekeken heb, en ik begrijp nog steeds niet helemaal waar u heen wilt.’
‘Ik zal het zo duidelijk mogelijk zeggen. Misschien werd Lieberman wel gedwongen om de tarieven te manipuleren.’
Tiedman trok zijn wenkbrauwen op. ‘Hoe zou iemand Arthur daartoe kunnen dwingen?’
‘Chantage,’ zei Sawyer. ‘Hebt u misschien een theorie?’
Nadat Tiedman even zwijgend voor zich uit had gestaard, had hij kennelijk een nieuwe verdedigingslinie betrokken, want hij begon nerveus te praten. ‘Ik heb jaren geleden weleens geruchten gehoord dat Arthur een relatie had met een vrouw...’
Sawyer viel hem in de rede. ‘Dat gelooft u zelf niet eens. Om een schandaal te vermijden, heeft Lieberman zijn vrouw afgekocht en daarna is hij tot voorzitter van de Fed gekozen. Maar het ging niet om een andere vrouw.’ Sawyer boog zich voorover, zodat zijn gezicht nu nog maar een paar centimeter van dat van Tiedman verwijderd was. ‘Wat kunt u me vertellen over Steven Page?’
Even, heel even zag hij Tiedmans gezicht verstrakken. ‘Wie?’
‘Misschien dat dit de herinnering weer wakker roept.’ Sawyer voelde in zijn zak, haalde de foto te voorschijn die Ray in Liebermans flat had gevonden, en hield die Tiedman voor.
Die nam de foto met trillende handen aan, hield toen zijn hoofd schuin en tuurde met opgetrokken wenkbrauwen naar de foto. Aan de blik in zijn ogen was echter duidelijk te zien dat hij Steven Page had herkend.
‘Hoe lang weet u hier al van?’ vroeg Sawyer zachtjes.
Tiedmans mond bewoog, maar er kwam geen geluid uit. Na een tijdje gaf hij Sawyer de foto weer terug en nam nog een slokje water. Toen hij weer het woord nam, keek hij de fbi -agent niet aan. Dat leek het hem iets gemakkelijker te maken. ‘In feite was ik degene die ze aan elkaar voorstelde,’ zei hij. ‘Steven werkte als financieel analist bij Fidelity Mutual, en Arthur was toen nog president van de Newyorkse Fed. Ik heb Steven leren kennen op een financieel symposium. Een heleboel collega’s voor wie ik veel respect had, waren zeer over hem te spreken. Hij was een buitengewoon intelligente jongeman, die een paar zeer intrigerende ideeën had over de geldmarkt en de rol van de Fed in de steeds verder mondialiserende wereldeconomie. Hij was aangenaam in de omgang, cultureel goed onderlegd en zeer aantrekkelijk; hij was als een van de besten van zijn jaargang geslaagd voor zijn doctoraal, en ik wist dat Arthur hem als een welkome aanvulling van zijn intellectuele kennissenkring zou beschouwen. Arthur en hij zijn snel bevriend geraakt.’
‘En die vriendschap is uiteindelijk uitgegroeid tot iets meer?’
Tiedman knikte.
‘Wist u destijds al dat Lieberman homoseksueel of in elk geval biseksueel was?’ vroeg Sawyer.
‘Ik wist dat hij huwelijksmoeilijkheden had. Ik wist toen nog niet dat die problemen voortkwamen uit Arthurs seksuele... verwarring.’
‘Hij lijkt er toch uit gekomen te zijn? Hij is van zijn vrouw gescheiden.’
‘Ik denk niet dat dat zijn idee was. Ik vermoed dat Arthur er geen enkel bezwaar tegen zou hebben gehad om in elk geval de schijn van een gelukkig heteroseksueel huwelijk op te houden. Ik weet dat steeds meer mensen vandaag de dag voor hun homoseksuele geaardheid uitkomen, maar Arthur was erg op zijn privacy gesteld en de financiële wereld is uiterst behoudend op dit gebied.’
‘Dus zijn vrouw was degene die wilde scheiden. Wist ze van het bestaan van Page?’
‘Zijn naam? Nee, dat denk ik niet. Maar ik geloof wel dat ze wist dat Arthur een buitenechtelijke relatie had, en niet met een vrouw. Ik vermoed dat de scheiding daarom zo bitter en zo eenzijdig is geweest. Arthur moest heel snel zijn om te voorkomen dat zijn vrouw haar advocaten zelfs maar over haar vermoedens zou vertellen en dat heeft hem alles gekost wat hij maar bezat. Arthur heeft me dit allemaal in het diepste geheim verteld, van vriend tot vriend, en ik vertel het u ook in vertrouwen.’
‘Dat stel ik op prijs, Charles,’ zei Sawyer. ‘Maar je moet goed begrijpen dat als dat vliegtuig is neergestort omdat Lieberman aan boord was, ik van alle aanwijzingen gebruik moet maken om dat misdrijf op te lossen. Ik beloof je echter dat ik geen gebruik zal maken van deze informatie tenzij die rechtstreeks betrekking blijkt te hebben op mijn onderzoek. Als Liebermans liefdesleven daar verder niets mee te maken heeft, zal niemand ooit van mij te horen krijgen wat je me zojuist hebt verteld. Is dat aanvaardbaar?’
‘Ja,’ zei Tiedman na enige aarzeling. ‘Dank je wel.’
Sawyer zag dat Tiedman volkomen uitgeput was en besloot om snel verder te gaan. ‘Weet je hoe Steven Page gestorven is?’
‘Ik heb erover gelezen in de krant.’
‘Wist je dat hij seropositief was?’
Tiedman schudde zijn hoofd.
Sawyer leunde achterover. ‘Nog een paar vragen. Wist je dat Lieberman terminale kanker van de alvleesklier had?’ Tiedman knikte.
‘Hoe voelde hij zich daarbij? Wanhopig? Verdrietig?’
Tiedman gaf geen antwoord, maar bleef zwijgend naar de vloer zitten staren, met zijn handen over elkaar in zijn schoot. Toen keek hij op. ‘Eigenlijk vond ik dat Arthur een tevreden indruk maakte. Hij leek zelfs wel gelukkig te zijn.’
‘Hij had terminale kanker en hij maakte een gelukkige indruk?’
‘Het klinkt raar, maar dat is de enige manier waarop ik het kan omschrijven. Gelukkig en opgelucht.’
De verbaasde fbi -agent bedankte Tiedman en liep weg. Het duizelde hem. Hij had een hele reeks nieuwe vragen en op dit moment was er geen enkele manier om er antwoord op te krijgen.