•8•
In Seattle werd Jason meteen toen hij het vliegtuig uit kwam, opgewacht door een man met een modieus tweedelig pak aan. Hij had mollige wangen en een kuiltje in zijn kin, en stelde zich nadrukkelijk voor als William. Ze wisselden een paar zinnen uit die uit volkomen lukraak achter elkaar geplaatste woorden leken te bestaan en nadat ze zich met die codewoorden van elkaars identiteit hadden verzekerd, liepen ze samen naar de uitgang. Terwijl William vast de hal uit liep om hun chauffeur een seintje te geven, maakte Jason van de gelegenheid gebruik om onopvallend een luchtkussenenvelop in de brievenbus rechts van de uitgang te duwen. De envelop bevatte een kopie van de disk, die hij gemaakt had voor hij van huis wegging.
Jason liep snel naar de limousine die op Williams teken vrijwel onmiddellijk langs het trottoir tot stilstand was gekomen. Nadat beide mannen zich behaaglijk op de leren achterbank hadden geïnstalleerd, liet William hem een identiteitsbewijs zien dat onthulde dat hij in werkelijkheid Anthony DePazza heette. De twee mannen wisselden wat onschuldige opmerkingen uit, maar verder bleef het stil. Een derde man, die een net bruin pak aan had, zat aan het stuur. Na een opmerking van DePazza zette Jason zijn pruik en valse snor af.
De leren aktentas bleef hij al die tijd op schoot houden. Zo nu en dan wierp DePazza er even een terloopse blik op, maar telkens keek hij daarna meteen weer snel uit het raam. Als Jason een beetje beter had gekeken, zou het hem wel zijn opgevallen dat er een dikke bobbel onder DePazza’s jasje zat, en dat er een metalige glans te zien was als het jasje zo nu en dan wat open viel. De 9mm Glock m -17 was een bijzonder dodelijk stukje artillerie en de chauffeur was uitgerust met eenzelfde soort wapen. Zelfs als Jason dat had opgemerkt, zou het hem trouwens niet verbaasd hebben. Iets dergelijks had hij wel verwacht.
De wagen reed in westelijke richting van de stad weg, naar de kust van de Stille Oceaan toe. Jason keek door de getinte ruiten. Het was zwaar bewolkt en de regendruppels spetterden tegen het glas. Hoewel zijn meteorologische kennis heel beperkt was, wist Jason zich te herinneren dat dit type weer in Seattle heel normaal was.
Binnen een half uur had de limousine zijn bestemming bereikt; een verzameling opslagloodsen met een groot hek eromheen. Om het terrein op te komen, moest je door een poort met een bewaker ernaast.
Jason keek zenuwachtig om zich heen, maar zei niets. Ze hadden hem van tevoren al gezegd dat de ontmoeting onder ongebruikelijke omstandigheden zou plaatsvinden. De wagen reed recht op een van de loodsen af. Er schoof een metalen roldeur omhoog en ze reden naar binnen. Toen Jason uitstapte, zag hij de roldeur weer dicht zakken. Het enige licht in de grote ruimte was afkomstig van een paar plafondlampen die hoog nodig eens afgestoft moesten worden. Langs een van de wanden bevond zich een trap naar de volgende verdieping. De mannen wenkten dat Jason hen moest volgen. Toen hij om zich heen keek, begon hij zich steeds slechter op zijn gemak te voelen, maar hoewel het hem moeite kostte, wist hij het gevoel van zich af te zetten, en nadat hij nog eens diep adem had gehaald, liep hij naar de trap.
Toen ze de trap op waren gelopen, liepen ze een smal gangetje door dat uitkwam in een klein, raamloos kamertje. De chauffeur bleef buiten staan wachten. Nadat DePazza op de lichtknop had gedrukt, keek Jason snel om zich heen. Het enige meubilair in het kamertje bestond uit een kaarttafeltje, een paar stoelen en een gebutste archiefkast met roestgaten erin.
Achter een van die roestgaten zat een bewakingscamera die automatisch was ingeschakeld zodra het licht aanging en die alle gebeurtenissen nu zwijgend vastlegde.
DePazza ging op een van de stoelen zitten en gebaarde dat Jason hetzelfde moest doen. ‘Het duurt niet lang meer,’ zei DePazza vriendelijk. Hij nam een sigaret en bood er Jason ook een aan. Die sloeg het aanbod echter met een kort hoofdschudden af. ‘Niet vergeten, Jason. Je moet gewoon je mond houden. Ze zijn alleen maar geïnteresseerd in wat er in dat koffertje zit, en je hoeft de zaak niet onnodig ingewikkeld te maken. Oké?’
Jason knikte.
Voordat DePazza zijn mentholsigaret had kunnen aansteken, werd er drie keer op de deur geklopt. De twee mannen stonden met een ruk op, en nadat DePazza snel zijn sigaret had weggestopt, deed hij open. Er stond een korte man met grijs haar en een gebruinde, verweerde huid in de deuropening. Schuin achter hem zag Jason twee mannen van achter in de dertig. Ze hadden goedkope confectiepakken aan en hoewel er vrijwel geen licht was, hadden ze allebei eveneens een zonnebril op.
De oudere man keek naar DePazza, die op zijn beurt weer nadrukkelijk op Jason wees. Met zijn felle blauwe ogen wierp de man hem een doordringende blik toe, en hoewel de temperatuur in het onverwarmde gebouw rond het nulpunt lag, merkte Jason plotseling dat het zweet hem over de rug liep.
Jason keek snel even naar DePazza, en nadat die langzaam had geknikt, gaf Jason haastig de leren aktentas door. De man keek in de tas en bladerde snel even de inhoud door. Eén bepaalde pagina leek hem bijzonder te interesseren en toen hij die aan de twee anderen liet zien, verscheen er een brede glimlach op hun gezicht. De oudste begon nu ook breeduit te grijnzen en legde de pagina toen weer terug, maakte de aktentas dicht en gaf die door aan een van zijn mannen. De andere man gaf hem een zilverkleurig metalen koffertje dat hij even bleef vasthouden en toen aan Jason overhandigde. Er zat een elektronisch slot op.
Toen er een vliegtuig laag overkwam, deed het plotselinge gebrul hen met een ruk opkijken. Het leek wel of het op het gebouw zou terechtkomen. Een ogenblik later was het vliegtuig echter voorbij en was alles weer stil.
De oudere man glimlachte opnieuw en draaide zich toen om. Zachtjes viel de deur achter het drietal in het slot.
Langzaam blies Jason zijn ingehouden adem uit.
Een minuut lang bleven ze zwijgend zitten wachten. Toen maakte DePazza de deur open en gaf Jason met een handgebaar te kennen dat hij naar buiten kon lopen. DePazza en de chauffeur liepen achter hem aan. Toen de lichten uit werden gedaan, sloeg de camera ogenblikkelijk af.
Jason stapte weer in de wagen. Hij hield het zilverkleurige koffertje stevig vast. Het was tamelijk zwaar.
‘Ik had niet verwacht dat het zo snel zou gaan,’ zei hij tegen DePazza.
De man haalde zijn schouders op. ‘Iedereen is anders. Dat hebben we je al verteld toen je hieraan begon. Maar hoe je het ook bekijkt, dit is vlekkeloos verlopen.’
‘Ja, maar waarom mocht ik niets zeggen?’
Geërgerd staarde DePazza hem aan. ‘Wat had je dan willen zeggen, Jason?’
Na een korte stilte haalde Jason zijn schouders op.
‘Als ik jou was, zou ik me maar eens bezighouden met de inhoud van dat koffertje.’
Jason probeerde het open te maken, maar zonder succes. Met opgetrokken wenkbrauwen keek hij DePazza aan.
‘Als je op je bestemming bent aangekomen, geef ik je de code wel. Volg de instructies op die je erin aantreft.’ Na een korte stilte voegde hij daaraan toe: ‘Je zult niet teleurgesteld worden.’
‘Maar waarom Seattle?’
‘Het risico dat je een bekende tegen het lijf loopt, is hier een stuk kleiner. Waar of niet?’ DePazza bleef Jason kalm aankijken.
‘En weet je zeker dat jullie me nu niet meer nodig zullen hebben?’
DePazza moest bijna glimlachen. ‘Zo zeker als ik in mijn hele leven ooit ergens zeker van geweest ben.’ Hij gaf Jason een hand.
DePazza leunde achterover en toen Jason zijn veiligheidsgordel vastmaakte, voelde hij iets in zijn zij prikken. Met een schuldige uitdrukking op zijn gezicht trok hij de SkyWord-buzzer los van zijn riem. Wat als dat telefoontje van vanochtend wél van zijn vrouw was geweest? Toen hij naar het kleine schermpje keek, verscheen er plotseling een ongelovige uitdrukking op zijn gezicht.
De kopregel die nu over het schermpje flitste, meldde een vreselijke tragedie: de vroege ochtendvlucht van Washington naar New York, Western Airlines-vlucht 3223, was neergestort op het platteland van Virginia. Er waren geen overlevenden.
Jason kon ineens geen lucht meer krijgen. Hij rukte zijn zwart-metalen koffertje open en greep panisch naar zijn mobiele telefoon.
Op scherpe toon zei DePazza: ‘Wat is er ineens aan de hand, verdomme?’
Jason overhandigde hem de buzzer. ‘Mijn vrouw denkt dat ik dood ben. O, Christus, dat was waarom ze belde. O, mijn god.’ Verwoed frunnikend probeerde Jason het omhulsel van de telefoon open te krijgen.
DePazza keek naar de buzzer, zag de kopregel en zei geluidloos: ‘Shit’. Nou, dit zou het proces alleen maar wat versnellen, dacht hij toen. Hij vond het niet prettig om van de plannen af te wijken, maar het was duidelijk dat hij geen keus had. Toen hij weer opkeek, had hij een kille en dodelijke blik in zijn ogen. Met zijn ene hand griste hij Jason de telefoon uit handen; met de andere trok hij de dodelijke Glock uit zijn jasje en richtte die recht op Jasons hoofd.
Jason keek op en zag het pistool.
‘Ik ben bang dat u helemaal niemand gaat bellen, meneer Archer,’ zei DePazza zonder zijn ogen ook maar een ogenblik van Jason af te wenden.
Gebiologeerd keek Jason toe hoe DePazza zijn vrije hand naar zijn gezicht bracht en aan zijn huid trok. Stukje bij beetje kwam zijn uitgebreide vermomming los en even later was hij veranderd in een blonde man van voor in de dertig, met een adelaarsneus en een lichte huid. Zijn ogen waren echter nog steeds even blauw en kil. Zijn werkelijke naam, die hij trouwens maar weinig gebruikte, was Kenneth Scales. Hij was een officieel ontoerekeningsvatbaar verklaarde psychopaat die graag mensen vermoordde en die het heerlijk vond om zich uitgebreid te verdiepen in de details van zijn gruwelijke misdaden. Hij moordde echter niet lukraak, en nooit zonder dat hij ervoor betaald kreeg.