•9•

Ze waren bijna vijf uur in de weer geweest om de brand meester te worden, en uiteindelijk was het vuur gewoon uitgegaan omdat het inmiddels alles verteerd had wat maar branden kon. De plaatselijke autoriteiten vonden het een geluk bij een ongeluk dat de ramp had plaatsgevonden op een ver afgelegen akker.

Terwijl de laatste rook opwolkte en ijverige brandweerlieden de laatste koppige brandhaarden te lijf gingen, liepen de leden van een ‘go-team’ van de National Transportation Safety Board met blauwe beschermende pakken aan langzaam om het rampgebied heen. Het hele terrein was afgezet met oranje-witte afzettingen, waarachter zich inmiddels een aantal angstige omwonenden had verzameld die met een typische mengeling van afgrijzen, ongeloof en morbide belangstelling naar de puinhopen stonden te staren. Aan weerszijden van het veld waren lange rijen brandweer- en politiewagens, ambulances en vrachtwagens van de Nationale Garde geparkeerd, plus allerlei andere voertuigen. De medische spoedteams stonden met hun handen in hun zakken naast de ambulances. Hun diensten waren hier niet nodig, behalve misschien om straks de stoffelijke resten af te voeren, voor zover daar nog wat van over was.

De burgemeester van de plattelandsgemeente waar dit veld toe behoorde, stond naast de boer op wiens land deze vreselijke bezoeking vanuit de hemel terecht was gekomen. Achter hen stonden twee Ford pickup-trucks met i survived pearl harbor op de nummerborden. Het afgrijzen stond duidelijk op hun gezicht te lezen. Dit was de tweede keer in hun leven dat ze volkomen onverwacht geconfronteerd werden met een dergelijke afschuwelijke ramp.

‘Dit is verdomme een crematorium.’ De onderzoeker schudde zijn hoofd, nam zijn pet met het logo van het ntsb af en veegde met zijn andere hand zijn gerimpelde voorhoofd droog. George Kaplan was vijftig jaar oud en had een klein buikje. Hoewel hij maar één meter zevenenzestig lang was, bedekte zijn steeds dunner en aan de slapen al grijs wordende haar een groot hoofd. Na een periode als jachtvlieger in Vietnam was hij vele jaren piloot in de burgerluchtvaart geweest. Hij was voor de ntsb gaan werken omdat een vriend van hem nadat hij in een dichte mist op het nippertje een 727 van American Airlines had weten te ontwijken, met zijn Piper tweezitter tegen een heuvelhelling was gevlogen. Na dat ongeluk had Kaplan besloten dat hij minder wilde gaan vliegen en meer aandacht wilde besteden aan het voorkomen van ongelukken.

Dit was zo’n beetje de laatste plek op de wereld waar George Kaplan op dit ogenblik wilde zijn, maar hij had de leiding over het onderzoek gekregen en, jammer genoeg, was de plaats waar een vliegtuig was neergestort een van de meest voor de hand liggende plekken om onderzoek te doen naar maatregelen waarmee dergelijke ongelukken voorkomen zouden kunnen worden. Tegen beter weten in gingen de leden van de ‘crash teams’ van de ntsb elke nacht weer naar bed in de hoop dat niemand ooit van hun diensten gebruik zou hoeven maken en dat ze geen reden zouden krijgen om naar afgelegen oorden te reizen om daar de brokstukken van de zoveelste catastrofe te moeten doorzoeken.

Terwijl hij het terrein afspeurde, trok Kaplan een lelijk gezicht en schudde toen opnieuw zijn hoofd. Wat hier volkomen ontbrak, was het gebruikelijke spoor van wrakstukken, menselijke lichaamsdelen, bagage, kleren en miljoenen andere dingen die routineus verzameld, gesorteerd, gecatalogiseerd en geanalyseerd zouden moeten worden tot er een of andere verklaring was gevonden voor het feit dat een vliegtuig van 110 ton plotseling als een baksteen uit de lucht was komen vallen. Er was laaghangende bewolking geweest en daarom konden maar een paar seconden verstreken zijn tussen het ogenblik waarop het vliegtuig uit de wolken kwam duiken en het moment waarop het de grond had geraakt. Omdat het ongeluk bovendien vroeg in de ochtend had plaatsgevonden, waren er geen ooggetuigen.

Op de plek waar het vliegtuig zich met zijn neus in de grond had geboord, bevond zich nu een krater die, naar de opgravingen naderhand zouden uitwijzen, ongeveer negen meter diep was, ongeveer een vijfde van de lengte van het vliegtuig. Dat feit alleen al was een angstaanjagend blijk van de kracht waarmee iedereen aan boord het hiernamaals was ingeperst. De hele romp, van de staart tot aan de neus, was als een trekharmonika in elkaar gedrukt, zodat vrijwel alle overblijfselen zich nu ín die ene krater bevonden. Zelfs het staartstuk stak niet boven de rand uit. Om het probleem nog lastiger te maken, was alles daarna bedolven onder tonnen aarde en stenen.

De akker en het terrein daaromheen waren bezaaid met wrakstukken, maar de meeste daarvan waren niet groter dan een paar centimeter; ze waren losgeslagen toen het vliegtuig de grond had geraakt. Het grootste deel van het vliegtuig en de inzittenden waren volkomen weggevaagd door de ongelooflijke kracht van die inslag en de explosie waarmee de brandstof slechts enkele seconden later tot ontbranding was gekomen. Door die hevige ontploffing moest de temperatuur in het samengedrukte fuselage vervolgens wel zo hoog zijn opgelopen dat iedereen die de klap van de inslag had overleefd vrijwel zeker alsnog volkomen was verkoold. Toen er daarna dan nog eens negen meter aarde en steen overheen was gevallen, was er een luchtdicht massagraf ontstaan.

Wat er nu nog op het terrein te vinden was, leek in niets meer op een straalvliegtuig. Het deed Kaplan denken aan de luchtramp in Colorado Springs, waar in 1991 een Boeing van United Airlines was neergestort. Ook bij die ramp was hij de luchtvaartdeskundige geweest. Voor het eerst sinds de ntsb in 1967 als zelfstandige federale dienst was gaan functioneren, was ze er niet in geslaagd een vermoedelijke oorzaak voor de ramp te vinden. De ‘blikjesschoppers’, zoals de onderzoekers van de ntsb zichzelf noemden, hadden zich daar nooit bij kunnen neerleggen, en de overeenkomsten tussen die ramp en het neerstorten in 1991 van een USAir Boeing bij Pittsburgh hadden hun gevoel van te kort schieten nog versterkt. Als ze de oorzaak van het ongeluk in Colorado hadden weten te ontdekken, zo redeneerden velen van hen, zou het ongeluk bij Pittsburgh misschien voorkomen kunnen zijn. En nu dít.

George Kaplan keek naar de heldere hemel en voelde zijn verbijstering nog groter worden. Hij was ervan overtuigd dat de ramp bij Colorado Springs was veroorzaakt door een toevallige rolwind die het toestel net had getroffen toen het op de landingsbaan aanvloog, een moment waarop elk groot straalvliegtuig uiterst kwetsbaar is. Een gesloten werveling of rolwind was een om een horizontale as draaiende wervelwind die werd opgewekt door harde wind boven ongelijkmatig terrein. In het geval van Vlucht 585 was dat ongelijkmatige terrein gevormd door de reusachtige Rocky Mountains. Maar dit was de oostkust; hier hadden ze geen Rocky Mountains. En hoewel een abnormaal sterke gesloten werveling waarschijnlijk wel in staat zou zijn om een vliegtuig met de afmetingen van een l800 uit de lucht te trekken, kon Kaplan niet geloven dat Vlucht 3223 iets dergelijks was overkomen. Volgens de verkeerstoren was de l800 zijn val begonnen op een kruishoogte van tien kilometer en als een baksteen naar beneden gekomen. Geen enkele berg in de hele Verenigde Staten was in staat om zo’n grote gesloten werveling te creëren. En bovendien, de enige bergen in de wijde omgeving lagen in het Shenandoah National Forest en maakten deel uit van de Blue Ridge Mountains, een betrekkelijk kleine bergketen met toppen van tussen de negen- en twaalfhonderd meter. Eigenlijk meer heuvels dan bergen dus.

En dan was er de kwestie van de vlieghoogte. Als een vliegtuig een gesloten werveling binnen vliegt, wordt met behulp van de ailerons voorkomen dat het toestel gaat rollen. Op een hoogte van tien kilometer zouden de piloten van Western Airlines ruim de tijd hebben gehad om het toestel weer in hun macht te krijgen. Kaplan was er zeker van dat het vliegtuig niet door de duistere krachten van moeder natuur uit de vredige hemel was gerukt. Maar het was heel duidelijk dat iets anders dat wél had gedaan. Binnenkort zou zijn team weer terugkeren naar het hotel en daar zouden ze een korte bespreking houden. Om te beginnen zouden er groepjes worden gevormd die een onderzoek zouden instellen naar alle factoren die iets met het ongeluk te maken zouden kunnen hebben: structuren en systemen, krachtcentrales, de meteorologische dienst en de luchtverkeersleiding. Naderhand zouden er dan eenheden worden geformeerd om de gegevens van de cockpit-stemrecorder en de vluchtgegevensrecorder te analyseren, en vervolgens een grondige evaluatie te maken van het optreden van de bemanning, het geluidsspectrum, de onderhoudsgegevens en de resultaten van het metallurgisch onderzoek. Het was een langzaam, saai en soms hartverscheurend triest proces, maar Kaplan zou niet rusten voordat hij elk atoom had onderzocht van wat tot voor kort een zeer geavanceerd passagiersvliegtuig was geweest met bijna tweehonderd uiterst levende wezens aan boord. Deze keer, zo bezwoer hij zichzelf, zou hij de vermoedelijke oorzaak wel vinden.

Langzaam liep hij naar zijn huurwagen. De kale akker zou dit jaar al vroeg in bloei komen te staan. Binnenkort zouden er overal rode vlaggen opkomen: kleine bakens die de locatie van de verschillende wrakstukken aangaven. Het werd nu snel donker en om ze een beetje warmer te laten worden, blies hij hard in zijn ijskoude handen. In de wagen lag een thermosfles met hete koffie voor hem klaar. Hij hoopte maar dat de vgr , de vluchtgegevensrecorder – die, hoewel het ding in werkelijkheid fel oranje was, meestal ‘de zwarte doos’ werd genoemd – inderdaad zo onverwoestbaar was als zijn reputatie wilde doen geloven. Er was kort geleden een nieuwe versie in het vliegtuig geïnstalleerd en de 121 verschillende parameters die de vgr registreerde, zouden hen een heleboel wijzer maken over wat er met Vlucht 3223 was gebeurd. Aan boord van de l800 bevonden de vgr en de csr zich in het bovenste deel van de romp, tussen de twee achterste pantry’s. Er was nog nooit eerder een l800 geweest waarvan de hele romp verloren was gegaan, dus deze ramp zou zeker de stevigheid van de vgr aantonen.

Jammer dat mensen minder stevig waren.

Terwijl hij over een kleine oneffenheid in het terrein naar boven liep, bleef George Kaplan plotseling stokstijf staan. In het laatste licht van de schemering zag hij nog geen anderhalve meter voor zich ineens een lange, rijzige gestalte staan. De grijze ogen van de man gingen schuil achter een zonnebril en zijn bijna één meter negentig lange gestalte was voorzien van schouders die van nature breed en gespierd waren, vlezige armen, een tamelijk dikke buik en een paar benen zo stevig als telegraafpalen; hij leek nog het meest op een al wat ouder wordende rugbyspeler. De man hield zijn handen in zijn zakken; zijn onmiskenbare metalen insigne had hij aan zijn broekriem gespeld.

Met samengeknepen ogen tuurde Kaplan het invallende duister in. ‘Lee?’

fbi -agent Lee Sawyer deed een stap naar voren.

‘Hallo, George.’

Snel drukten de twee mannen elkaar de hand.

‘Wat heb jij hier te zoeken?’

Sawyer keek even om zich heen en richtte zijn blik toen weer op Kaplan. Hij had een hoekig gezicht, en zijn dunne, zwarte haar was rijkelijk doorschoten met zilveren strepen. Zijn lippen waren echter vol en expressief en zijn hoge voorhoofd en lange rechte neus, die na een van zijn vorige zaken iets naar links stond, gaven hem een intense en gezaghebbende uitstraling, iets waar zijn forse lichaamsbouw trouwens ook aan bijdroeg. ‘Als er op Amerikaans grondgebied een Amerikaans vliegtuig neerstort en als er dan ook nog vermoedens van sabotage bestaan, dan raakt de fbi wel een beetje opgewonden, George.’ De fbi -agent keek Kaplan eens nadrukkelijk aan.

‘Sabotage?’ vroeg Kaplan argwanend.

Sawyer liet zijn blik opnieuw over het rampgebied gaan. ‘Ik heb de meteorologische verslagen gelezen en daarin wordt niets vermeld wat een dergelijke ramp veroorzaakt zou kunnen hebben. En dit was een splinternieuw vliegtuig.’

‘Dat wil nog niet zegen dat er sprake is van sabotage, Lee. Daar kunnen we in dit stadium nog geen zinnig woord over zeggen, en dat weet jij ook wel. Jezus, ook al is de kans op zoiets waarschijnlijk één op de miljard, voor het zelfde geld was het een of andere op hol geslagen stuwraket die het toestel zo uit de lucht schoot.’

‘Er is één bepaald onderdeel van het vliegtuig waar ik bijzonder veel belangstelling voor heb, George. Ik wil dat je daar meer dan gewone aandacht aan besteedt.’

Kaplan snoof. ‘Nou, het gaat wel even duren voor we die krater hebben uitgegraven, en als we eenmaal zover zijn, zal je de meeste restanten van het vliegtuig met één hand kunnen vasthouden.’

Toen hij Sawyers antwoord hoorde, zakte Kaplan bijna door zijn knieën.

‘Dit onderdeel ligt niet in de krater, en het is behoorlijk groot. Het is de stuurboordvleugel, met de motor er nog aan. We hebben hem ongeveer tien minuten geleden gevonden.’

Kaplan bleef bijna een volle minuut met wijd opengesperde ogen naar Sawyers uitdrukkingsloze gezicht staren. Toen voerde de fbi -agent hem met zachte hand met zich mee naar zijn wagen.

Terwijl de laatste vlammen van Vlucht 3223 geblust werden, schoot Sawyers gehuurde Buick weg van de plaats des onheils. Het zou nu snel donker worden rondom de tien meter diepe put, die een onbeholpen monument vormde voor het abrupte einde van honderdeenentachtig levens.

Op eigen gezag
titlepage.xhtml
Op_eigen_gezag_split_0.xhtml
Op_eigen_gezag_split_1.xhtml
Op_eigen_gezag_split_2.xhtml
Op_eigen_gezag_split_3.xhtml
Op_eigen_gezag_split_4.xhtml
Op_eigen_gezag_split_5.xhtml
Op_eigen_gezag_split_6.xhtml
Op_eigen_gezag_split_7.xhtml
Op_eigen_gezag_split_8.xhtml
Op_eigen_gezag_split_9.xhtml
Op_eigen_gezag_split_10.xhtml
Op_eigen_gezag_split_11.xhtml
Op_eigen_gezag_split_12.xhtml
Op_eigen_gezag_split_13.xhtml
Op_eigen_gezag_split_14.xhtml
Op_eigen_gezag_split_15.xhtml
Op_eigen_gezag_split_16.xhtml
Op_eigen_gezag_split_17.xhtml
Op_eigen_gezag_split_18.xhtml
Op_eigen_gezag_split_19.xhtml
Op_eigen_gezag_split_20.xhtml
Op_eigen_gezag_split_21.xhtml
Op_eigen_gezag_split_22.xhtml
Op_eigen_gezag_split_23.xhtml
Op_eigen_gezag_split_24.xhtml
Op_eigen_gezag_split_25.xhtml
Op_eigen_gezag_split_26.xhtml
Op_eigen_gezag_split_27.xhtml
Op_eigen_gezag_split_28.xhtml
Op_eigen_gezag_split_29.xhtml
Op_eigen_gezag_split_30.xhtml
Op_eigen_gezag_split_31.xhtml
Op_eigen_gezag_split_32.xhtml
Op_eigen_gezag_split_33.xhtml
Op_eigen_gezag_split_34.xhtml
Op_eigen_gezag_split_35.xhtml
Op_eigen_gezag_split_36.xhtml
Op_eigen_gezag_split_37.xhtml
Op_eigen_gezag_split_38.xhtml
Op_eigen_gezag_split_39.xhtml
Op_eigen_gezag_split_40.xhtml
Op_eigen_gezag_split_41.xhtml
Op_eigen_gezag_split_42.xhtml
Op_eigen_gezag_split_43.xhtml
Op_eigen_gezag_split_44.xhtml
Op_eigen_gezag_split_45.xhtml
Op_eigen_gezag_split_46.xhtml
Op_eigen_gezag_split_47.xhtml
Op_eigen_gezag_split_48.xhtml
Op_eigen_gezag_split_49.xhtml
Op_eigen_gezag_split_50.xhtml
Op_eigen_gezag_split_51.xhtml
Op_eigen_gezag_split_52.xhtml
Op_eigen_gezag_split_53.xhtml
Op_eigen_gezag_split_54.xhtml
Op_eigen_gezag_split_55.xhtml
Op_eigen_gezag_split_56.xhtml
Op_eigen_gezag_split_57.xhtml
Op_eigen_gezag_split_58.xhtml
Op_eigen_gezag_split_59.xhtml
Op_eigen_gezag_split_60.xhtml
Op_eigen_gezag_split_61.xhtml
Op_eigen_gezag_split_62.xhtml