47
Ze overnachtten als werknemers van de bank in een schitterend hotel in de onmiddellijke omgeving van Piccadilly. Ze hadden ruime kamers, suites bijna, met enige kantoorfaciliteiten en twee badkamers. Alles wat ze in het hotel verteerden kwam voor rekening van de bank. Alles wat ze verder deden werd eveneens door de bank betaald. Zelfs hun bezoek aan het Mousetrap Theatre, waar Sverrir al lang naartoe had gewild, en aan een theater in West End met beeldschone Amerikaanse actrices. Hij hield van theaterbezoek. Ze aten in dure oosterse restaurants, omdat Sverrir en Arnar allebei van mening waren dat het Engelse voedsel niet te eten was. Beiden gingen het liefst naar Mr. Chow, het Chinese restaurant dicht bij Harrods. Heel vaak als ze voor de bank in Londen waren gingen ze daar eten, waarbij ze altijd vroegen wat de ober kon aanbevelen.
De seminars die ze bezochten – zij en enige tientallen andere functionarissen uit het middenkader en de directies van financiële instellingen over de hele wereld – hadden betrekking op de handel op grotere schaal in derivaten, het risico en de winstverwachting ervan. Verder werden er twee referaten over belastingparadijzen gehouden. In die lezingen waren Sverrir en Arnar het meest geïnteresseerd. Ze hadden deelgenomen aan presentaties die de bank op dit gebied voor meer gefortuneerde klanten had gegeven. Veel ingewikkelds hoefde je er niet voor te doen en het bood grote mogelijkheden. Je liet, bijvoorbeeld op de Engelse Maagdeneilanden, een beheermaatschappij registreren en je stortte je inkomsten op de rekening ervan. Zo was het mogelijk de belasting in je eigen land te omzeilen. Velen hadden van deze service van de bank gebruikgemaakt.
Aan het eind van de laatste lezing kwam Alain Sörensen naar hen toe en schudde hun de hand. Sverrir kende hem goed. Behalve op zulke conferenties en seminars had hij hem ook vaak ontmoet als hij werk te doen had voor die beheermaatschappijen in belastingparadijzen. Sörensen was specialist in zulke zaken en was de bank daarbij behulpzaam. Sverrir had hem de dag voor de conferentie ontmoet. Hij had hem aan Arnar voorgesteld en verteld dat hij bij een oude, degelijke bank in Luxemburg werkte en erg geïnteresseerd was in IJsland en in het zakenleven daar.
Alain Sörensen vroeg hun of ze geen zin hadden met hem uit eten te gaan. Sushi.
Sverrir en Arnar keken elkaar aan.
‘Okay,’ zei Sverrir. ‘Sure.’
Ze hadden eigenlijk naar Mr. Chow gewild, maar de sushi was voortreffelijk.
Sörensen ging eerst met hen naar een goede bar, daar dichtbij, en bij een gin-tonic praatten ze over koetjes en kalfjes, nauwelijks over bankzaken. Later op de avond bezochten ze op voorstel van Sörensen een Japans restaurant. Ze hadden ingestemd, hoewel ze geen van beiden veel vertrouwen hadden in verse vis in het hartje van Londen. De obers begroetten Sörensen alsof hij een oude huisvriend was. Er volgde een geanimeerd gesprek over IJsland. Sörensen beweerde dat hij daar altijd nog eens heen wilde: reizen was een van zijn hobby’s. Hierna kwam hij op het onderwerp dat hij wilde bespreken: de IJslandse rente.
Hij was in die materie heel goed thuis en overrompelde hen met zijn uitgebreide kennis van de IJslandse markt. Speciaal stond hij stil bij het feit dat IJslandse spaarders een veel hogere rente kregen dan die in andere landen. De rente op spaarrekeningen kon wel tot twintig procent bedragen en was variabel.
‘Dat is zo,’ zei Sverrir. ‘Als de inflatie toeneemt, wordt de rente ook hoger. Als de economie groeit, en die groeit nou eenmaal altijd, gaat de rente als een gek omhoog.’
‘Ik begrijp niet dat de IJslandse banken niks doen met dat grote renteverschil, dat ze geen filialen in andere Europese landen openen. Ze kunnen een veel hogere rente bieden dan de andere banken.’
‘Ik denk eigenlijk dat daar al over wordt nagedacht,’ zei Arnar en hij glimlachte.
En toen kwam Alain Sörensen voor de dag met het verleidelijke aanbod waar het hem eigenlijk om ging. Hij had het over vijfenveertig miljoen euro. Waar dat geld vandaan kwam deed er niet toe, zei hij, alleen dat het bewaard werd op Tortola, het grootste van de Maagdeneilanden, een bekend belastingparadijs. Hij kon het ze via zijn bank in Luxemburg tegen een zeer lage rente lenen en een rekening openen waar alleen zij weet van hadden. Die vijfenveertig miljoen zouden ze kunnen gebruiken om er waardevast bezit van te kopen, staats- of bedrijfsobligaties bijvoorbeeld, die een hoge rente opbrachten. De rente zou dan naar Sörensen gaan, die ze later tussen hen zou verdelen. Te oordelen naar de grote stijging van de rente in IJsland was het rendement van een dergelijk geldbedrag zeer de moeite waard. Hun aandeel erin kon worden ondergebracht in een bv of in een brievenbusfirma, die ze op Tortola zouden oprichten.
Na zijn woorden was het een tijdje stil.
‘Wat voor geld is het?’ vroeg Sverrir.
Sörensen glimlachte.
‘Je hebt het over zwart geld?’ zei Arnar.
‘Waar ik het over heb is dat jullie je daar geen zorgen over hoeven te maken,’ zei Sörensen. ‘Ik, of de bank waar ik bij werk, we lenen jullie dat geld alsof het een doodgewone transactie is. Dat is het trouwens ook. Het gunstigst zou het zijn als je het in yens wisselt: daarmee vergroot je het renteverschil.’
Ze hadden gegeten en sake gedronken en hadden daarna het sportcafé naast het sushirestaurant bezocht. Het was een doordeweekse dag en je kon er naar rechtstreekse uitzendingen van het Europacupvoetbal kijken. Ze gingen voor een scherm zitten waarop je een wedstrijd van Arsenal kon volgen.
‘Het is wel een smak geld,’ zei Sverrir.
‘Ik ga ervan uit dat jullie op de een of andere manier een speciale rekening kunnen openen om het geld op te zetten,’ zei Sörensen.
‘Waarom wij?’ vroeg Arnar.
‘IJsland heeft met het oog op de toekomst interessante mogelijkheden te bieden,’ zei Alain Sörensen. ‘We gaan ervan uit dat de rente in IJsland nog zal stijgen. Dat zal ons heel wat opleveren; grote projecten in het binnenland, expansie van de banken en riskante investeringen met goedkoop geleend geld zullen inflatie veroorzaken, waardoor de rente nog hoger wordt. Ik heb een rekenvoorbeeld voor jullie uitgewerkt, uitgaande van de stand van zaken nu. Geen slechte cijfers, hoor. In IJslandse kronen. Mijn bank zal voor jullie een beheermaatschappij oprichten en kan zorgen voor de afhandeling.’
Hij haalde een vel papier uit zijn zak en reikte het hun aan. Sverrir las de cijfers eerst en gaf ze door aan Arnar.
‘Jullie blijven binnen de perken van de wet,’ zei Sörensen. ‘Jullie lenen gewoon geld van mijn bank, je investeert het in IJsland en de winst breng je onder op Tortola. Daar doe je niets onwettigs mee.’
‘Dus jij zoekt een investering in IJsland, en wij zorgen voor de rente?’ zei Sverrir.
‘Precies, jullie doen simpelweg zaken op basis van het renteverschil,’ zei Sörensen.
‘Gaat het om witwassen van geld?’ vroeg Arnar, die Sörensen niet goed kende en directere vragen durfde stellen.
De Luxemburgse bankman keek hen een voor een aan.
‘Als jullie erover zouden willen nadenken, zou ik dat heel prettig vinden,’ zei hij. ‘En als jullie op de bank met andere mensen moeten praten of anderen in de lening willen laten participeren om geen argwaan te wekken, dan is daar niets op tegen. Voor gewone mensen is het tenslotte een behoorlijk hoog bedrag.’
‘Waarom wil je er mensen uit het middenkader voor hebben?’ vroeg Sverrir. ‘En waarom beleg je dat geld niet zelf in IJsland? Waarom verdien je zelf niet aan de kroon?’
‘Als ik echt wilde zou ik het wel kunnen,’ zei Sörensen. ‘Maar ik zit op het ogenblik wat leningen betreft wel aan mijn maximum. Ik ben geen grote belegger, ik ben maar een gewone bankjongen, net als jullie. Zo staan de zaken er op dit moment tenminste voor. Hopelijk wordt dat nog wel eens beter. Ik zou later best in IJsland willen beleggen, misschien wel in duurzame energie. Ik heb begrepen dat daar kansen liggen. In waterkracht en aardwarmte. Daar moeten beleggers zich in de toekomst op richten. Ik hoop dat het binnen mijn mogelijkheden ligt als het zover is.’
Alain Sörensen glimlachte.
‘Maar nú ben je zoals je zegt geïnteresseerd in wat er met de IJslandse rente te verdienen valt?’ zei Sverrir.
‘Ja, en ik ben de enige niet,’ zei Sörensen. ‘Overal houden beleggers het renteverschil in de gaten. Iedereen kijkt met belangstelling naar dat economische wonder van jullie. Die obligaties in IJslandse kronen verkopen heel goed.’
‘Die lopen als een tierelier,’ zei Arnar en hij knikte.
Sörensen keek op zijn horloge en zei dat hij er helaas vandoor moest.
‘Jullie laten me weten of je zaken wilt doen,’ zei hij. ‘En als je meer wilt dan die vijfenveertig miljoen, dan valt dat ook te regelen.’
‘Het is geen klein beetje,’ zei Sverrir.
‘Je kunt er ook met drie of vier vertrouwde mensen instappen. Ik zei het al, het kan verstandig zijn om dat bedrag te spreiden. Ik kan jullie een lage rente garanderen. Het eerste jaar los je niks af. De winst delen we onderling.’
Sverrir en Arnar gingen met een taxi terug naar het hotel, zaten tot diep in de nacht in de hotelbar en spraken het aanbod van Alain Sörensen door. Investeringen op basis van renteverschil zouden hun een forse winst opleveren als je volgens Sörensens plannen te werk ging. Ze hadden geen van beiden zijn voorstel meteen afgewimpeld, vonden het allebei de moeite waard het goed te overwegen. De lening die ze bij de bank van Sörensen zouden opnemen verschilde niet van welke andere dan ook. Zij hoefden zich geen zorgen te maken over de herkomst van het geld, al was Sörensen verstandig genoeg geweest daar wel iets over te laten doorschemeren. En ze wisten uit eigen ervaring dat IJslandse ondernemers en klanten van de bank het de gewoonste zaak van de wereld vonden gebruik te maken van belastingparadijzen en brievenbusfirma’s.
‘Het klinkt allemaal nogal fantastisch,’ zei Arnar.
‘Volgens mij moet het wel kunnen,’ zei Sverrir.
‘Jij kent hem een beetje, is het niet?’
‘O ja, ik heb hem in de loop van de tijd heel goed leren kennen. Hij heeft me nogal eens naar de IJslandse situatie gevraagd. Zoals je ziet is hij zeer goed op de hoogte.’
‘Inderdaad,’ zei Arnar en hij glimlachte.
Ze bespraken het aanbod tot in details, met alle negatieve en positieve kanten. De bank waar Alain Sörensen werkte was een gerespecteerde, uiterst solide instelling. De herkomst van het geld echter was twijfelachtig. Die twee punten gingen ze keer op keer na.
‘Moeten we dat niet uitzoeken?’ zei Sverrir ten slotte, toen de nacht al grotendeels voorbij was en ze als enigen nog in de bar zaten.
‘Ik zat aan Þorfinnur te denken,’ zei Arnar. ‘Die is tegelijk met mij op de bank begonnen en ik weet dat hij graag wat extra’s wil verdienen.’
‘Ja, het is waarschijnlijk wel goed om het risico een beetje te spreiden. Maar ook weer niet te veel. We moeten dit niet aan de grote klok hangen.’
‘Nee, het blijft helemaal onder ons,’ zei Arnar. ‘Natuurlijk. Niemand mag ervan weten. Niemand hoeft er ook van te weten.’
‘Niet dat er iets misdadigs aan is,’ zei Sverrir.
‘Dat niet, maar we kunnen het maar beter binnen het bereik van onze eigen radar houden,’ zei Arnar.
‘Geen slechte cijfers trouwens,’ zei Sverrir, die het papier van Sörensen in handen had.
‘Wat een rente, hè? Niet te geloven,’ zei Arnar en hij glimlachte.
***
Knútur zat in het kantoor van Sigurður Óli en legde hem uit hoe het zakendoen met Alain Sörensen begonnen was. Finnur was er ook bij. Sigurður Óli had Knútur naar de Hverfisgata gebracht. Een advocaat wilde hij niet. ‘Later misschien,’ had hij somber gezegd. ‘Ik wil alleen maar de feiten weergeven.’ Sigurður Óli had Finnur telefonisch van de voornaamste punten op de hoogte gebracht. Mensen van de afdeling economische delicten zouden de zaak direct de volgende morgen overnemen.
Knútur had de moed helemaal verloren. Hij had geprobeerd zijn vrouw uit te leggen hoe het kon gebeuren dat er op een doodgewone herfstavond een politieman bij hen thuis had aangebeld. Sigurður Óli was intussen zijn kantoor uit gelopen, maar hij had hun wel gevraagd de deur open te houden. Na ongeveer tien minuten waren ze de gang op gekomen; ze hadden het jongetje bij zich. De vrouw keek dodelijk ernstig en stoof op Sigurður Óli af.
‘Had dit nou echt niet anders gekund?’ riep ze hem beschuldigend toe. Van het sympathieke in haar trekken was niets meer over.
‘Dat kun je beter aan Knútur vragen,’ had hij rustig geantwoord.
Nu zat hij voor hen en vertelde over het begin van hun samenwerking met de Luxemburgse bankman, en hoe Sverrir en Arnar bijna direct hadden besloten op Sörensens aanbod in te gaan. Ze waren allebei gewone personeelsleden van de bank, in goeden doen, maar ook niet meer dan dat. Ze hadden wat aandelen van de bank, net als andere werknemers, maar waren geen spelers op die markt, zoals dat heette. Ze hadden geen recht op callopties, zoals leden van de directie. Die leenden geld van hun bank om vervolgens bij dezelfde bank obligaties te kopen, met aandelen als onderpand en een verzekering tegen verliezen.
‘En jij bent erin gesprongen?’ zei Finnur.
‘Daar heb ik niet lang over geaarzeld,’ zei Knútur. ‘Ze verdienen allemaal een hoop geld hier, dus waarom zouden wij dat niet doen?’
‘En Þorfinnur? Deed die ook mee?’
Knútur knikte.
‘We deden dit met z’n vieren,’ zei hij.
‘Niet met nog meer mensen?’
‘Nee.’
‘Wat is er met Þorfinnur gebeurd?’
‘Dat moet je maar aan Sverrir vragen.’
‘Jij moet ervan op de hoogte zijn,’ zei Finnur.
‘Het enige wat ik weet is dat hij… dat hij spijt had van de hele onderneming. Tegen ons heeft hij gezegd dat hij niet langer mee wilde doen.’
‘En toen hebben jullie hem weggewerkt?’
‘Daar moet je met Sverrir over praten.’
‘Was dat het smerige spelletje waar Lína het over had?’
‘Lína?’
‘Sigurlína. Die is in haar huis verrot geslagen, en daar moet een reden voor geweest zijn.’
‘Ja, maar ik weet echt niet wie dat is, dat heb ik je al verteld. Van die Lína weet ik helemaal niks.’
‘Ze was bij jullie op die gletsjertocht, de keer dat Alain Sörensen ook mee geweest is. Arnar herinnert zich haar wél. En jij beweert dat je haar niet kent?’
Knútur zweeg.
‘Ze wist wat jullie aan het doen waren,’ zei Sigurður Óli.
‘Je moet met Sverrir praten. Die weet overal vanaf. Ik participeerde alleen maar in die lening en ik heb rekeningen geopend. Híj weet van Þorfinnur af. Ik heb Þorfinnur nooit wat aangedaan. Nooit.’
‘En Sverrir? zei Sigurður Óli. ‘Is die erin geslaagd Þorfinnur tot zwijgen te brengen?’
‘Dat moet je met hem zelf bespreken.’
‘Heb je ooit de namen Þórarinn of Hörður horen noemen? De ene is vrachtwagenchauffeur, de andere is garagehouder.’
‘Nee.’
‘Of Toggi en Höddi?’
‘Nee. Ik bleef overal buiten. Sverrir en Arnar regelden alles. Ik weet niks af van de mensen over wie je het hebt.’
‘Waar moest je heen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je was je koffers aan het pakken.’
‘Ze wilden me weg hebben,’ zei Knútur. ‘Toen jij je ermee ging bemoeien. Ze dachten dat ik het niet zou volhouden en toen zeiden ze tegen me dat ik maar even naar het buitenland moest.’
‘Je hebt het inderdaad niet volgehouden.’
‘Als niet volhouden tenminste hetzelfde is als de waarheid vertellen.’
Ze zwegen een hele tijd. Toen schraapte Knútur zijn keel. Sigurður Óli zag dat hij het moeilijk had.
‘Þorfinnur wou eruit stappen toen hij hoorde waar dat geld van Sörensen vandaan kwam,’ zei Knútur. ‘Alain heeft zich een keer wat laten ontvallen. Zat een beetje op te scheppen. Dat had hij beter niet kunnen doen.’
‘Waar kwam het dan vandaan?’
‘Þorfinnur was er razend over.’
‘Waar kwam dat geld dan vandaan?’
Knútur aarzelde.
‘Ik… je moet maar met Sverrir praten. Dat is degene die alles regelde.’