3

Maandagochtend, op weg naar zijn werk, kreeg hij te horen dat er in een huurappartement in Þingholt een lijk was gevonden. Er was een jonge man vermoord, zijn keel was doorgesneden. Er waren al heel snel mensen van de recherche op de plaats van het misdrijf en ook hij bracht daar de verdere dag door, bezig met het verhoren van de mensen die in de onmiddellijke omgeving van de man woonden. Op de plaats delict ontmoette hij ook Elínborg, die de leiding over de zaak op zich had genomen, rustig en weloverwogen als altijd. Té rustig en té weloverwogen eigenlijk, naar de smaak van Sigurður Óli.

Hij werd door Patrekur gebeld, die hem eraan herinnerde dat ze nog zouden afspreken. Patrekur had van de moord gehoord en zei dat Sigurður Óli zich over hém maar even niet druk moest maken. Maar dat was geen punt, zei Sigurður Óli, ze zouden best ’s middags kunnen afspreken, en hij noemde een café. Kort daarna kreeg hij een tweede telefoontje, van het bureau. Er was iemand die naar Erlendur had gevraagd en weigerde weg te gaan voor hij hem te spreken kreeg. Ze hadden tegen de man gezegd dat Erlendur op vakantie was, buiten de stad, maar dat geloofde hij niet. Uiteindelijk had hij gezegd dat hij dan met Sigurður Óli wilde praten. De man had geweigerd zijn naam te geven, wilde ook niet zeggen waar het om ging en was onverrichter zake weer vertrokken. Verder had Bergþóra nog gebeld en hem gevraagd of hij de volgende avond langs kon komen.

Rond vijf uur ontmoette hij Patrekur in een café in het centrum. Patrekur was er het eerst. Hij had zijn zwager bij zich, die Sigurður Óli wel kende van feestjes bij zijn vrienden. Voor hem stond een glas bier. Daarnaast een borrelglas dat al leeg was.

‘Voor een maandag ben je al aardig bezig, is het niet?’ zei Sigurður Óli toen hij bij hen ging zitten. Hij keek de man aan.

De man glimlachte ongemakkelijk en keek Patrekur aan.

‘Ik was eraan toe,’ zei hij en hij dronk van zijn bier. Hij heette Hermann en werkte bij een groothandel. Hij was getrouwd met een zuster van Súsanna, Patrekurs vrouw.

‘Hoezo, scheelt er wat?’ vroeg Sigurður Óli.

Sigurður Óli merkte dat Patrekur niet helemaal zichzelf was. Hij nam aan dat zijn vriend zich niet zo op zijn gemak voelde omdat hij Sigurður Óli niet van te voren had gezegd wat er aan de hand was. In het algemeen was hij evenwichtig genoeg, keek opgewekt uit zijn ogen, was altijd in voor een grap. Soms gingen ze ’s morgens heel vroeg samen joggen en daarna koffiedrinken. Ze gingen samen op reis en samen naar de bioscoop. Als je Patrekur Sigurður Óli’s hartsvriend noemde zat je er niet ver naast.

‘Heb jij wel eens van schnitzelparty’s gehoord?’ vroeg Patrekur.

‘Nee. Houden ze daar een barbecue?’

Patrekur glimlachte.

‘Deden ze dat maar,’ zei hij, en hij keek naar Hermann, die van zijn bier dronk. Hij had een slap en klam handje gegeven toen Sigurður Óli hem begroette. Hij was onberispelijk gekleed, droeg een kostuum met stropdas en had een weekendbaardje. Zijn haar was dun. Hij had een vriendelijk gezicht.

‘Heb je het over wienerschnitzels?’ vroeg Sigurður Óli.

‘Nee, op de feesten waar ik het over heb serveren ze geen wienerschnitzels,’ zei Patrekur somber.

Hermann had zijn bierglas leeg en gaf de ober een wenk dat hij er nog een wilde.

Sigurður Óli keek lang naar Patrekur. Samen hadden ze op het gymnasium de vrijdenkersvereniging Milton opgericht, en onder dezelfde naam een tijdschriftje uitgegeven dat het particuliere initiatief en de vrije markt bejubelde. Op hun schoolavonden, die meestal heel matig bezocht werden, kwamen bekende vertegenwoordigers van de conservatieve politieke partijen spreken. Later draaide Patrekur om als een blad aan een boom, werd tot stomme verbazing van Sigurður Óli links, en begon zich uit te spreken tegen de Amerikaanse militaire basis in Miðnesheiði en voor de terugtrekking van zijn land uit de navo. Dat was nadat hij zijn aanstaande vrouw had ontmoet; die had hem waarschijnlijk in deze richting geduwd. Sigurður Óli vocht voor het behoud van Milton, maar toen het blaadje de helft kleiner werd en de vrijdenkende jongens uit de conservatieve hoek er geen zin meer in hadden te komen opdraven kwam er vanzelf een eind aan. Sigurður Óli had nog alle nummers die van Milton waren verschenen, ook dat waar zijn artikel in stond, ‘Hulp van de Verenigde Staten: onwaarheden over de werkzaamheden van de cia in Zuid-Amerika’.

Ze waren samen op de universiteit begonnen, en toen Sigurður Óli zijn rechtenstudie eraan gaf en besloot de oceaan over te steken om in de Verenigde Staten een politieopleiding te gaan volgen, schreven ze elkaar regelmatig. Patrekur kwam tijdens zijn ingenieursstudie een keer over, samen met zijn vrouw Súsanna en hun eerste kind. Hij praatte aan één stuk over meet- en weegapparatuur.

‘Wat is dat nou allemaal met die schnitzels?’ vroeg Sigurður Óli, die niets meer van zijn vriend begreep. Hij sloeg stofjes van zijn nieuwe, lichte regenjas. Hoewel het al herfst was had hij voor deze jas gekozen. Hij had hem in de uitverkoop op de kop getikt en was er nogal mee in zijn schik.

‘Ik vind het een beetje moeilijk om er met je over te praten, ik ben niet gewend om jou in je rol van politieman om een gunst te vragen,’ zei Patrekur en hij glimlachte moeizaam. ‘Hermann en zijn vrouw zijn door toedoen van mensen die ze helemaal niet kennen geweldig in de problemen geraakt.’

‘Wat voor soort problemen?’

‘Het zijn mensen die hen op schnitzelparty’s hebben uitgenodigd.’

‘Met de schnitzel beginnen dan maar.’

‘Laat mij dat maar vertellen,’ zei Hermann. ‘We hebben daar ooit aan meegedaan en we zijn er ook weer mee opgehouden. “Schnitzel” is een ander woord voor…’

Hermann schraapte zijn keel, slecht op zijn gemak.

‘…het is een ander woord voor partnerruil.’

‘Partnerruil?’

Patrekur knikte. Sigurður Óli staarde zijn vriend aan.

‘Jij en Súsanna ook?’ vroeg hij.

Patrekur aarzelde alsof hij de vraag niet begreep.

‘Jij en Súsanna ook?’ herhaalde hij, geschrokken.

‘Nee zeg!’ zei Patrekur. ‘Daar hebben wíj niet aan meegedaan. Het gaat om Hermann en zijn vrouw, Súsanna’s zus.’

‘Het stelde niks voor, een verzetje in ons huwelijk,’ zei Hermann.

‘Het stelde niks voor, een verzetje in jullie huwelijk?’

‘Zeg, ga je alles zitten herhalen wat we zeggen?’ zei Hermann.

‘En hebben jullie je daar lang mee beziggehouden?’

‘Beziggehouden? Ik weet niet of dat het goeie woord is.’

‘Tja, dat zou ik ook niet weten,’ zei Sigurður Óli.

‘We zijn ermee gekapt, een paar jaar geleden al, trouwens.’

Sigurður Óli keek naar zijn vriend en toen naar Hermann.

‘Ik hoef me tegenover jou niet te verdedigen,’ zei Hermann, een uitspraak die Sigurður Óli geweldig irriteerde. Het bier werd gebracht en Hermann nam een flinke slok. ‘Misschien was dit niet zo’n goed idee,’ voegde hij eraan toe en keek naar Patrekur.

Patrekur gaf hem geen antwoord en hij keek ernstig naar Sigurður Óli.

‘Was jij er ook bij?’ vroeg Sigurður Óli.

‘Natuurlijk niet,’ zei Patrekur. ‘Ik probeer ze alleen maar te helpen.’

‘En wat moet ik hiermee?’

‘Ze zitten in moeilijkheden,’ zei Patrekur.

‘Wat voor soort moeilijkheden?’

‘Waar het om gaat is dat je plezier hebt met mensen die je helemaal niet kent,’ zei Hermann, die door het bier zelfverzekerder leek te worden. ‘Dat is eigenlijk de kick die je ervan krijgt.’

‘Ik begrijp niet waar je het over hebt,’ zei Sigurður Óli.

Hermann haalde diep adem.

‘We hebben te maken gekregen met chantage.’

‘Worden jullie vanwege die neukpartijen gechanteerd?’

Hermann keek naar Patrekur.

‘Ik wou van begin af aan al niet naar hem toe,’ zei Hermann.

‘Ze zitten erg in de knoei,’ zei Patrekur tegen Sigurður Óli. ‘Toen kwam ik op het idee dat jij hen zou kunnen helpen. Luister nou alsjeblieft naar hem.’

Sigurður Óli deed wat zijn vriend zei. Het bleek dat Hermann en zijn vrouw mensen bij hen thuis op de ‘schnitzel’ hadden genodigd en zelf ook uitnodigingen hadden aangenomen. Ze hadden een open relatie, zoals dat werd genoemd, en ze vonden het prettig zo. Dat waren Hermanns woorden. De seks was spannend, ze gingen, zoals hij het uitdrukte, uitsluitend om met ‘ervaren’ koppels, en algauw zaten ze in een club die was opgericht door een groep mensen met een gelijksoortige interesse.

‘En zo hebben we Lína en Ebbi ontmoet,’ zei Hermann.

‘Wie zijn dat?’ vroeg Sigurður Óli.

‘Een stel ongelooflijke rotzakken,’ zei Hermann en hij leegde zijn bierglas.

‘Met ervaring dus?’ vroeg Sigurður Óli.

‘Ze hebben foto’s gemaakt,’ zei Hermann.

‘Van jullie?’

Hermann knikte.

‘Van de seks?’

‘Ze dreigen nu dat ze die op internet zullen zetten als we niet betalen.’

‘Die zus van Súsanna, zit die niet in de politiek?’ zei Sigurður Óli tegen Patrekur.

‘Zou jij met die lui kunnen praten, denk je?’ vroeg Hermann.

‘Is ze geen medewerkster van een of andere minister geworden?’ zei Sigurður Óli.

Patrekur knikte.

‘Voor haar is het het ergste,’ zei hij. ‘Hermann dacht dat jij misschien met die lui zou kunnen praten. Jij zou ze die foto’s kunnen aftroggelen en ze bang maken, zodat ze zich voortaan koest houden.’

‘Wisten jullie niet dat ze foto’s gemaakt hebben? Hoe hadden jullie dat dan?’

‘Het is alweer behoorlijk lang geleden sinds het gebeurd is, en we hebben er niks van gemerkt,’ zei Hermann. ‘Het lijkt erop dat ze ergens in hun appartement een camera geïnstalleerd hadden, zonder dat wij het wisten. Ik kan me nog wel herinneren dat ik zoiets gezien heb, een heel klein ding maar, in de boekenkast van de kamer waar we waren. Maar het is niet bij me opgekomen dat ze er opnamen mee zouden maken.’

‘Daar heb je geen ingewikkeld toestel voor nodig,’ zei Patrekur.

‘Waren jullie bij hen thuis?’

‘Ja.’

‘Wat voor lui zijn het eigenlijk?’

‘We kennen ze niet. Geen van beiden hebben we later nog ontmoet. Maar mijn vrouw is soms op de tv te zien. Waarschijnlijk hebben ze haar herkend en toen besloten ons te chanteren.’

‘En daar zijn ze prima in geslaagd ook,’ zei Patrekur en hij keek naar Sigurður Óli.

‘Wat willen ze?’

‘Geld,’ zei Hermann. ‘Veel meer dan we kunnen opbrengen. Zíj heeft contact met ons opgenomen – die vrouw. Zei dat we dan maar een lening moesten afsluiten. En ze zei erbij dat we niet met de politie moesten praten.’

‘Kun je op de een of andere manier bewijzen wat die mensen zeggen? Dat ze opnamen van jullie hebben?’

Hermann keek naar Patrekur.

‘Ja.’

‘Hoe dan?’

Hermann keek om zich heen en haalde toen uit de binnenzak van zijn colbert een foto tevoorschijn, die hij besmuikt aan Sigurður Óli gaf. Erg scherp was de afbeelding niet, waarschijnlijk was hij thuis uitgeprint. Er stonden mensen op die seks bedreven, twee vrouwen die je maar heel vaag kon onderscheiden en die Sigurður Óli niet kende, én Hermann, die wel duidelijk zichtbaar was. Voor zover het Hermann betrof scheen de schnitzelparty op het moment van de opname min of meer op het hoogtepunt te zijn.

‘En nou wil je dat ik me met die mensen ga bezighouden?’ zei Sigurður Óli en hij keek naar zijn vriend.

‘Ja, voordat het op de een of andere manier geweldig uit de klauwen loopt,’ zei Patrekur. ‘Van alle mensen die wij kennen ben jij waarschijnlijk de enige die weet hoe hij met zulk tuig moet omgaan.’

Doodskap
x97890214406511.xhtml
x97890214406512.xhtml
x97890214406513.xhtml
x97890214406514.xhtml
x97890214406515.xhtml
x97890214406516.xhtml
x97890214406517.xhtml
x97890214406518.xhtml
x97890214406519.xhtml
x978902144065110.xhtml
x978902144065111.xhtml
x978902144065112.xhtml
x978902144065113.xhtml
x978902144065114.xhtml
x978902144065115.xhtml
x978902144065116.xhtml
x978902144065117.xhtml
x978902144065118.xhtml
x978902144065119.xhtml
x978902144065120.xhtml
x978902144065121.xhtml
x978902144065122.xhtml
x978902144065123.xhtml
x978902144065124.xhtml
x978902144065125.xhtml
x978902144065126.xhtml
x978902144065127.xhtml
x978902144065128.xhtml
x978902144065129.xhtml
x978902144065130.xhtml
x978902144065131.xhtml
x978902144065132.xhtml
x978902144065133.xhtml
x978902144065134.xhtml
x978902144065135.xhtml
x978902144065136.xhtml
x978902144065137.xhtml
x978902144065138.xhtml
x978902144065139.xhtml
x978902144065140.xhtml
x978902144065141.xhtml
x978902144065142.xhtml
x978902144065143.xhtml
x978902144065144.xhtml
x978902144065145.xhtml
x978902144065146.xhtml
x978902144065147.xhtml
x978902144065148.xhtml
x978902144065149.xhtml
x978902144065150.xhtml
x978902144065151.xhtml
x978902144065152.xhtml
x978902144065153.xhtml
x978902144065154.xhtml
x978902144065155.xhtml
x978902144065156.xhtml
x978902144065157.xhtml
x978902144065158.xhtml
x978902144065159.xhtml
x978902144065160.xhtml
x978902144065161.xhtml
x978902144065162.xhtml
x978902144065163.xhtml
x978902144065164.xhtml
x978902144065165.xhtml
x978902144065166.xhtml
x978902144065167.xhtml