53
‘Meneer Fortnum? Penny hier. Hoe gaat het achterin?’
Deze keer duurde het even voor er antwoord kwam. ‘We hebben het koud. Verschrikkelijk koud.’
‘Hou vol,’ zei ze in de handset. ‘Nog maar…’ ze keek naar Carradine.
‘Dertig kilometer,’ mompelde de trucker. ‘Als we het halen.’
‘Dertig kilometer,’ zei ze en ze zette de handset in de radio-unit. ‘We móéten het halen. Hoe is het met de brandstof?’
‘Met de linkertank is het verschrikkelijk hard gegaan.’ Carradine tikte op het instrumentenpaneel. ‘Geeft nog vijftien kilometer aan.’
‘Ook al komen we zonder te zitten, dan kunnen we die andere vijftien nog wel lopen.’
‘Dáárin?’ Hij wees over zijn stuur naar de woestenij van de Zone. ‘Neem me niet kwalijk, mevrouw, maar zo koud als ze het nu al hebben, redden ze het nog geen tweehonderd meter.’
Barbour keek door de voorruit naar buiten. Een rode veeg van de dageraad besmeurde de horizon. De storm ging nu snel liggen: de wind was nagenoeg stilgevallen het omliggende landschap lag nu onder een nieuwe deken poedersneeuw. Maar met het gaan liggen van de storm was de temperatuur gekelderd. Het dashboard gaf min dertig graden aan.
De truck schudde hevig en ze pakte de handgreep stevig vast. Dertig kilometer. Met deze snelheid zouden ze er over een half uur zijn.
Ze keek op het gps op het dashboard. Als ze in haar eigen auto door Lexington, Woburn, en het grotere Boston reed, was ze eraan gewend dat het op haar eigen gps-unit wemelde van straten, snelwegen en landmarks. Maar de unit in Carradines truck was volkomen blanco: het scherm was net zo wit en saai als de sneeuw buiten, enkel een kompas met een lengteen breedtegraad dat aangaf dat ze op koers zaten, zich überhaupt voortbewogen.
‘Je ziet er moe uit,’ zei Carradine. ‘Wil je niet wat rusten?’
‘Grapje, zeker,’ antwoordde ze. En toch had deze gespannen en schijnbaar eindeloze nachtwake – boven op de vele slapeloze uren die ze op Fear Base achter de rug had – haar uitgeput. Ze deed haar ogen dicht om ze even rust te gunnen, heel even maar. En toen ze ze weer opendeed, was alles anders. De hemel was een stuk lichter, de sneeuw om hen heen glinsterde in het zonlicht. Het geluid van de truck was ook veranderd: de rpm klonken zachter, ze reden veel langzamer.
‘Hoe lang heb ik geslapen?’ vroeg ze.
‘Een kwartier.’
‘Hoe staat het met de brandstof?’
Carradine keek naar het dashboard. ‘We rijden nu op damp.’
De truck reed steeds langzamer. Barbour keek weer op het gps en zag dat er nu feitelijk iets op te zien was: een eentonige blauwe strook die de bovenkant van het scherm in beslag nam.
‘Dat is toch geen…’ maar ze stopte midden in haar zin.
‘Yep. Gunner Lake.’
Angst, die tot een dof ongerust gevoel was weggeëbd, golfde weer door haar heen. ‘Ik dacht dat je zei dat we maar één meer hoefden over te steken!’
‘Klopt. Maar we hebben niet genoeg brandstof om eromheen te rijden.’
Barbour gaf geen antwoord. Ze slikte en likte langs haar lippen. Haar mond was heel droog.
‘Geen zorgen. Gunner Lake is heel lang, maar niet erg breed.’
Ze keek hem aan. ‘Waarom had je er dan omheen willen rijden?’
Carradine aarzelde even. ‘Het is ongeveer twaalf meter diep en het ligt bezaaid met grote rotsen, ijspuin en andere rommel. Nu het zo gesneeuwd heeft, zijn die soms moeilijk te zien. Als we er per ongeluk een raken…’
Hij hoefde de zin niet af te maken.
Ze keek naar buiten. Het meer verderop was duidelijk te zien. Carradine schakelde terug toen ze dichter bij de oever kwamen.
‘Ga je hier niet stoppen?’ zei ze. ‘Moet je niet met je drilboor meten hoe dik het ijs is?’
‘Geen tijd,’ antwoordde de trucker. ‘Geen brandstof.’
Ze kropen het ijs op. Opnieuw kneep Barbour uit alle macht in de handgreep toen ze het ijs nogmaals onder zich voelde meebewegen, en weer voelde ze de spanning stijgen toen het angstaanjagende kraken weer van voren af aan begon, zich onder de wielen naar alle kanten toe verspreidde. Een paar rotsen waren duidelijk zichtbaar, ze staken als slagtanden boven het sneeuwdek uit, de zwarte punten glansden in de ochtendzon. Andere lagen onder sneeuwhopen verstopt. De zich terugtrekkende wind had de sneeuw in fantastische vormen opgestuwd: richels, pieken en kleine tafelbergen. Carradine zocht zich een weg over het oppervlak, manoeuvreerde de truck voorzichtig tussen de rotsen en sneeuwformaties door. Barbour keek voortdurend van het gps naar het meer en weer terug, wilde dat de display zich aanpaste, dat die weer helemaal blanco werd.
Drie minuten gingen voorbij, toen vijf. Het kraken werd erger, scheuren vertakten zich in spastische strepen voor hen uit. De motor stokte, Carradine stuurde bij en de rpm werden weer normaal. Barbour kon alleen maar raden wat er zou gebeuren als ze op het ijs zonder brandstof kwamen te zitten.
‘Bijna,’ zei de trucker alsof hij haar gedachten kon lezen.
Pal voor hen doemde een lage sneeuwrichel op, misschien veertig meter breed, tot een schulp opgestuwd die op de schuimkop van een golf leek. ‘Dat moet pure sneeuw zijn,’ zei Carradine. ‘Kan niet het risico nemen eromheen te rijden, dan raak ik misschien weer uit koers. We ploegen er recht doorheen, banen het pad voor de trailer. Hou je vast.’
Barbour hing al met zo'n kracht aan de stang, steviger ging gewoon niet. Ze hield haar adem in toen Carradine de truck regelrecht de sneeuwrichel in reed. Hij schudde van de klap en Carradine handhaafde de snelheid en schakelde als een gek.
Plotseling schoot de voorkant van de truck woest de lucht in. Barbour werd naar voren gegooid en stootte ondanks de veiligheidsgordel bijna met haar hoofd tegen het dashboard. ‘Christus!’ zei Carradine terwijl hij een ruk naar links aan het stuur gaf. ‘Er ligt zeker een zwerfkei onder die richel!’
Er klonk nog een klap toen de rechter achterwielen van de cabine over de zwerfkei reden. De truck werd opgetild en viel zwaar op het ijs terug. Er klonk een geluid als van de terugslag van een kanon en het grote voertuig minderde plotseling vaart. Barbour voelde hoe ze in haar stoel naar achteren werd gedrukt.
‘De achterkant gaat zinken!’ brulde de trucker. ‘Pak de radio en zeg tegen iedereen in de trailer dat ze naar voren moeten gaan. Nú!’
Barbour morrelde aan de radiohandset, liet hem vallen, raapte hem weer op. ‘Fortnum, we zijn door het ijs gezakt. Iedereen moet voor in de trailer gaan zitten. Snel.’
Ze zette de handset terug terwijl Carradine als een uitzinnige de motor liet razen. De truck worstelde zich naar voren, helde naar achteren, verscheurde het bevroren oppervlak, de staart van de trailer ploegde zich letterlijk met geweld door het zich verspreidende ijs. Barbour voelde hem steeds verder kantelen, de hoek werd steeds scherper. ‘Nee!’ hoorde ze zichzelf gillen. ‘God, néé!’
Carradine schakelde en gaf plankgas. Er klonk weer gekraak, bijna net zo hard als eerst en met gierende inspanning rukte de truck zich uit het wak los en schoot naar voren. Snel nam Carradine gas terug, ervoor zorgend dat hij op het gladde oppervlak de macht over het stuur behield. Barbour viel in haar stoel achterover, bijna overweldigd door opluchting.
‘Dat was op het nippertje,’ zei Carradine. Hij keek naar de brandstofmeter. ‘De tank is nu helemaal leeg. Ik heb geen idee waarop we nu rijden.’
Barbour keek naar de gps-indicator. Nu zag ze eindelijk zo'n vierhonderd meter verderop de witte streep van het vasteland.
De laatste paar rotsen vermijdend brulde de truck de oever op en meerderde vaart. Carradine slaakte een enorme, bevende zucht, plukte het bloemetjesshirt van zijn magere lijf en waaierde zichzelf koelte toe. Toen ging hij rechtop zitten en wees naar voren. ‘Kijk!’
Barbour tuurde door de voorruit. In de verte, waar de hemel de horizon raakte, kon ze een groepje zwarte vormen onderscheiden, en een rood knipperlicht.
‘Is dat…’ begon ze.
De trucker knikte breed grijnzend. ‘Arctic Village.’
Snel pakte ze de radio. ‘Penny Barbour aan Fortnum. We hebben het gehaald. Arctic Village ligt daar verderop.’
En toen ze de handset terugzette, meende ze dat ze – boven de ploeterende diesel uit – gejuich hoorde.