2

Een uur later stonden ze bij de ijsbrokken voor de wand van de Feargletsjer. De ijzige regen was opgehouden en een bleek zonnetje worstelde zich door de metaalgrijze wolken. Marshall wreef driftig over zijn armen om warm te worden. Hij keek hun groepje rond. Sully was teruggekomen en had Ang Chen, de promovendus van het team, meegenomen. Behalve Penny Barbour, de computerwetenschapper, was de hele expeditie nu op de eindmorene bij elkaar.

De grot lag pal voor hen, zijn opening stak zwart af tegen het kille blauw van de gletsjer. Marshall vond hem op de loop van een monsterlijk kanon lijken. Sully staarde erin, afwezig op zijn onderlip kauwend.

‘Bijna een perfecte cilindervorm,’ zei hij.

‘Het is zonder twijfel een krater,’ zei Faraday. ‘Het wemelt ervan op Mount Fear.’

‘Aan de voet wel,’ antwoordde Marshall. ‘Maar op deze hoogte komen ze niet vaak voor.’

Het duurde even voor de echo's waren weggestorven. Ten slotte liet Sully een grom horen. Hij keek van de ijswand naar de opening van de grot en toen naar Chen. ‘Heb je de videocamera?’

Chen knikte en klopte op de tas die over zijn schouder hing.

‘Haal 'm maar tevoorschijn.’

‘Je gaat toch niet naar binnen, hè?’ vroeg Faraday.

Sully antwoordde niet maar rekte zich tot zijn volle een meter vijfenzestig uit, trok zijn buik in en deed de capuchon van zijn parka goed: hij bereidde zich voor op de lens van de camera.

‘Dat is geen goed idee,’ vervolgde Faraday. ‘Je weet hoe broos die lavapartijen zijn.’

‘En dat is nog niet alles,’ zei Marshall. ‘Heb je gezien wat er net gebeurde? Elk ogenblik kan er meer ijs afbreken en de ingang bedelven.’

Sully keek besluiteloos naar de grot. ‘Zij willen dat we naar binnen gaan.’

Met ‘zij’ bedoelde hij Terra Prime, de tv-zender voor wetenschappelijke en natuurprogramma's die de expeditie financierde.

Sully wreef met een in een handschoen gestoken hand over zijn kin. ‘Evan, Wright, jullie blijven hier. Ang gaat met de camera met me mee. Als er iets gebeurt, haal dan het leger erbij om ons eruit te halen.’

‘Had je gedacht,’ zei Marshall onmiddellijk, en hij grijnsde. ‘Als je een verborgen schat ontdekt, wil ik ook een deel.’

‘Je zei het net zelf, het is onveilig.’

‘Dus kun je wel wat hulp gebruiken,’ kaatste Marshall terug.

Sully stak uitdagend zijn onderlip naar voren en Marshall wachtte af. Toen zwichtte de klimatoloog. ‘Oké. Wright, we moeten zo snel mogelijk te werk gaan.’

Faraday knipperde met zijn waterige blauwe ogen, maar zei niets.

Sully veegde wat verdwaalde sneeuwvlokken van zijn parka en schraapte zijn keel. Hij keek enigszins behoedzaam naar de ijswand en stelde zich toen voor de camera op. ‘We staan nu voor de wand van de gletsjer,’ zei hij met gedempte, melodramatische stem. ‘Het terugtrekkende ijs heeft een grot blootgelegd die tegen de flank van de berg genesteld ligt. We gaan daar nu op onderzoek uit.’ Hij nam theatraal een pauze en gebaarde toen naar Chen dat hij de opname kon stoppen.

‘Zei je daarnet werkelijk “genesteld”?’ vroeg Marshall.

Sully sloeg er geen acht op. ‘Kom mee.’ Hij haalde een grote lantaarn uit de zak van zijn parka. ‘Ang, loop met de camera achter me aan als we naar binnen gaan.’ Hij liep naar voren en de slungelige Chen volgde hem gehoorzaam op de voet. Kort daarna haalde Marshall zijn zaklamp tevoorschijn en richtte die achter hen. Ze zochten langzaam en omzichtig hun weg over het terrein vol brokstukken. Een paar ijsblokken waren een vuist groot, andere waren zo groot als een slaapzaal. In het bleke zonlicht glansde een lichtblauwe oktoberlucht. Stroompjes smeltwater druppelden langs hen heen. Naarmate het drietal vorderde, viel de schaduw van de gletsjer over hen heen. Marshall keek ongerust langs de enorme ijswand omhoog, maar zei niets.

Van dichtbij leek de grotopening zelfs nog zwarter. Er kwam een kille luchtstroom uit die Marshalls toch al half bevroren neus dichtkneep. Zoals Sully al had opgemerkt, was de opening heel rond: de typische secundaire krater van een dode vulkaan. De gletsjer had de rotswand rondom bijna spiegelglad gepolijst. Sully priemde met zijn lamp door het pikkedonker. Toen wendde hij zich tot Chen. ‘Zet hem even uit.’

‘Oké.’ De promovendus liet de camera zakken.

Sully bleef staan en keek toen naar Marshall. ‘Faraday maakte geen grap. Deze hele berg is één grote opeenstapeling van gebarsten lava. Hou je ogen open voor breuklijnen. Als de schacht instabiel blijkt, moeten we maken dat we wegkomen.’

Hij keek naar Chen achterom en knikte dat hij weer kon filmen. ‘We gaan naar binnen,’ zei hij plechtig voor de camera. Toen draaide hij zich om en stapte de grot in.

Het dak was niet bepaald laag – minstens drie meter – maar Marshall bukte onwillekeurig toen hij achter Chen aan naar binnen liep. De grot liep regelrecht de berg in en glooide licht omlaag. Ze liepen voorzichtig verder terwijl ze hun lichten over de lavawanden lieten dwalen. Het was hier zelfs nog kouder dan op de ijsvlakte en Marshall trok de capuchon van zijn parka strak om zijn gezicht.

‘Wacht,’ zei hij. De lichtstraal van zijn zaklamp had een haardunne breuklijn in de door lava gevormde vlechten onthuld. Hij scheen ermee over de hele lengte en drukte er toen voorzichtig met een hand op.

‘Lijkt stevig,’ zei hij.

‘Dan gaan we verder,’ antwoordde Sully. ‘Voorzichtig.’

‘Ongelooflijk dat deze tunnel niet onder het gewicht van de gletsjer is ingestort,’ zei Chen.

Voetje voor voetje gingen ze dieper de grot in. Als ze iets zeiden, deden ze dat op zachte toon, ze fluisterden bijna.

‘Hier ligt een ijslaag onder de sneeuw,’ zei Sully na een poosje. ‘Die ligt op de hele vloer. Ongelooflijk glad.’

‘En naarmate we verder komen, wordt hij dikker,’ zei Marshall. ‘Deze gang moet een keer vol water zijn gelopen.’

‘Nou, dan is het wel ongelooflijk snel bevroren,’ zei Sully, ‘want…’ Maar op dat moment gleed de voet van de klimatoloog onder hem weg en viel hij met een verbijsterde kreet dreunend op het ijs.

Marshall kromp ineen, zijn hart sloeg in zijn keel, hij wachtte tot het plafond om hen heen zou instorten. Maar toen er niets gebeurde en hij zag dat Sully ongedeerd was, sloeg zijn schrik om in pret. ‘Dat staat er toch wel op, hè, Ang?’

De promovendus, die bleek was weggetrokken, grijnsde. ‘Absoluut.’

Sully kwam omslachtig overeind, fronste zijn voorhoofd en veegde de sneeuw van zijn knieën. Hij vertoonde het aangeboren ongenoegen van een kat die zijn waardigheid verliest. ‘Dit is een gewichtig moment, Evan. Vergeet dat alsjeblieft niet.’

Ze liepen nu nog langzamer verder. Er hing een ondoordringbare stilte, het enige geluid was het kraken van de sneeuw onder hun voeten. Aan beide kanten waren donkere lavawanden. Sully liep uiterst behoedzaam voorop, veegde met zijn laarzen de sneeuw weg en zwaaide met zijn zaklantaarn heen en weer over het pad voor hen.

Chen tuurde in de duisternis. ‘Het lijkt wel of de grot verderop breder wordt.’

‘Mooi,’ antwoordde Sully, ‘want de ijslaag wordt dikker en…’

Plotseling viel hij weer. Maar dit was geen stuntelige herhaling: Marshall zag onmiddellijk dat de wetenschapper zich van pure verbazing had laten vallen. Sully was als een uitzinnige de sneeuw aan het wegvegen en priemde met zijn lichtbundel door het ijs eronder. Chen liet zich naast hem op zijn knieën zakken, de camera was hij even vergeten. Marshall deed snel een stap naar voren en tuurde door het ijs.

Met een rilling die niets met de koude lucht in de grot te maken had, zag Marshall wat Sully had gevonden. Daar, begraven onder de ijsvloer, staarden twee vuistgrote ogen – geel, met zwarte ovale pupillen – meedogenloos naar hem omhoog.