37
Penny Barbour had alle gegevens die voor de expeditie van belang waren mee willen nemen: een netwerkback-up, de database met aanwinsten en monsters, de online labverslagen van haar medewetenschappers. Uiteindelijk had ze niets meegenomen. De twee soldaten, Marcelin en Phillips – ondanks hun M16's nerveus ogend – gunden haar de tijd niet. Barbour, Ang Chen en de vier anderen die aan hun groep waren toegewezen, kregen de opdracht zich snel in hun warmste kleren om te kleden en een identiteitsbewijs mee te nemen. Ze moesten zich in de officiersmess verzamelen, waar hun namen op een algemene lijst, waar iedereen van de basis op vermeld stond, werden gecheckt, en werden vervolgens naar de verzamelplaats gebracht. Phillips liep voorop, Marcelin achteraan. Ze bewogen zich snel en in volkomen stilte door de gangen, bleven bij elke kruising staan terwijl Phillips de omgeving verkende. Toen ze bij het centrale trappenhuis kwamen, kropen ze omhoog en staken het entreeplein over – spookachtig in de avondschemering – naar de klimaatkamer. De kamer was net zo vol als de rest van de basis leeg was: zodra ze de deur openden, wendde een zee van gezichten zich naar hen toe.
Gonzalez stond aan het hoofd van de groep. Hij had een kar vol wapens en munitie – genoeg voor een klein leger – en hij was ze stuk voor stuk systematisch aan het controleren. Hij knikte naar de soldaten, klapte het magazijn dicht van het wapen dat hij had gecontroleerd en deed het in zijn holster.
‘Zijn dit de laatsten?’ vroeg hij.
‘Ja, sir,’ antwoordde Marcelin. Hij gaf de namenlijst aan de sergeant, die hem controleerde, goedkeurend gromde en hem opzijlegde. Toen keek hij op zijn horloge. ‘Carradine is over vijf minuten klaar met laden.’ Hij wendde zich tot de groep. ‘Oké, allemaal luisteren. Ik wil nu dat jullie je warmste kleren aantrekken. We delen extra handschoenen, sjaals en bivakmutsen uit, jullie vinden ze daar in de doos. Als ik het teken geef, gaan we naar buiten. Jullie lopen allemaal achter me aan en gaan rechtstreeks naar de trailer. Maak intussen geen enkel geluid. Nog vragen?’
Niemand zei iets.
‘Ga dan maar aan de gang.’
Een snerpend geluid van metaal tegen metaal weerklonk toen een kleine veertig kasten bijna gelijktijdig werden geopend. Barbour maakte de hare open, schoot in haar parka, wikkelde een sjaal om haar nek, greep toen een bivakmuts uit de grote doos die in het midden van de ruimte stond en trok die over haar oren. Ze stopte een extra sjaal in haar ene jaszak en een stel handschoenen in de andere.
‘Ik heb nog een vraag,’ zei een grimmige stem. Het was de opzichter van de werklui, Creel. Hij was de enige die geen parka had aangetrokken en stond met de armen over elkaar tegen de muur.
Gonzalez keek naar de man en knikte hem toe.
‘Wat bent u van plan als de truck weg is?’ vroeg Creel
‘We zijn van plán om een eind aan dat moorden te maken.’
‘U bedoelt dat u een klopjacht gaat houden.’
‘Wat dit ding ook is, ik vind dat hij zijn portie jagen wel heeft gehad. Nu zijn wij aan de beurt,’ zei Gonzalez.
‘Jullie zijn maar met z'n drieën,’ zei Creel.
Gonzalez keek naar de verzameling wapens en glimlachte somber. ‘Hoezo? Denkt u dat we niet sterk genoeg zijn?’
‘Gezien de informatie die u hebt, lijkt mij hoe meer mankracht, hoe beter.’
Nu keek Gonzalez de man nauwlettender aan. ‘Hebt u in dienst gezeten, meneer?’
Creel stak zijn borst vooruit. ‘Derde gewapende pantserdivisie, Desert Storm.’
Gonzalez streek over zijn kin. ‘U hoort niet bij deze groep, wel? U bent de plaatselijke opzichter.’
De man knikte. ‘George Creel. Uit Fairbanks.’
‘Ooit gejaagd?’
De opzichter grinnikte vals. ‘Alleen op mensen in uniform.’
‘Dat is voor mij genoeg. Wilt u met ons meedoen, meneer Creel?’
Creels grijns werd breder. ‘Gratis en voor niks? Geintje, zeker?’
‘Uitstekend.’
Barbour hoorde haar eigen stem bijna nog voor ze zich realiseerde dat ze iets zei. ‘Volgens mij vergist u zich.’
Gonzalez draaide zich naar haar toe. ‘Waarin vergis ik me precies?’
‘Dat u met zo weinig informatie de jacht gaat inzetten. Sully en Faraday zijn in het lab zijn bloed aan het analyseren en zoeken uit waar dat ding allemaal toe in staat is. Hoe meer u te weten komt, hoe meer kans u hebt om hem uit te schakelen.’
Gonzalez kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Wat kunnen zij in hemelsnaam te weten komen waar wij iets aan hebben?’
‘Ze kunnen een zwakke plek ontdekken. Erachter komen waar hij kwetsbaar is, hem observeren.’
‘Ze zijn van harte welkom om alles te bekijken wat ze willen… van het karkas.’ Gonzalez keek de klimaatkamer rond. ‘Oké, mensen, volg mij.’
Ze liepen de verzamelplaats op waar Gonzalez ze in drie rijen naast elkaar zette. Toen gingen de buitendeuren open en marcheerden ze de storm in. De haveloze stoet liep dicht opeen, stapte door de vlagen sneeuw die om hun enkels kronkelde. Gonzalez liep voorop, de M16 in de aanslag, terwijl korporaal Marcelin de rijen sloot en een slee vol met waterflessen en noodvoorraden achter zich aan sleepte.
Barbour hoorde de achttienwieler voor ze hem zag: het gegrom van een stationair draaiende dieselmotor boorde zich door de schemering heen. Ze worstelde zich met gebogen hoofd door de storm voort, tot ze hard tegen degene voor haar op botste. Ze keek op en zag dat de stoet tot stilstand was gekomen. Daar stond de truck, overdekt met gele lichtjes als een of andere reusachtige vakantiereclame, het licht van de koplampen priemde door de glinsterende sneeuwvlokken. Carradine, de trucker, had Ashleigh Davis' trailer ingeladen en stond in de brede deuropening ervan: een magere karikatuur in een schreeuwend hawaïshirt, kauwend op een dik stuk kauwgum. Hij was druk bezig allerlei voorwerpen uit de trailer in de sneeuw te gooien: hoedendozen, rekken met dure designer jurken, een toilettafel. Barbour keek toe hoe een leren koffer door de deur van de trailer buitelde. Hij viel op de grond, sprong open en een explosie van cosmetische spullen barstte eruit. De wind kreeg vat op een flinterdun negligé en nam het wapperend en rimpelend als een zijden vlieger mee de lucht in. Even bleef het aan een antenne op de trailer hangen voor het wegdanste en in de donkere lucht verdween.
Carradine wreef tevreden in zijn handen. ‘Dat is beter,’ zei hij boven de dreunende diesel uit. ‘Oké. Breng ze maar aan boord.’
Gonzalez telde nog een keer de hoofden. ‘Naar binnen,’ zei hij tegen de eerste rij. ‘Zoek maar een behaaglijk plekje.’
‘Niet allemaal op elkaars lip gaan zitten,’ voegde Carradine eraan toe. ‘Verdeel het gewicht zo gelijkmatig mogelijk.’ Hij sprong in de sneeuw. ‘Ik heb een reserveradio op batterijen neergezet zodat jullie met de cabine kunnen communiceren. Iemand moet dat op zich nemen.’
Iemand stak weifelend zijn hand op. ‘Dat doe ik wel.’ Het was Fortnum, de fotografie-director.
Barbour zag dat de twee gewonden de trailer in geholpen werden: Toussaint, ineengezakt, duidelijk zwaar verdoofd en zachtjes in zichzelf prevelend, en Ashleigh Davis' assistente, het hoofd in het verband, stilletjes en zo te zien doodsbang. Terwijl de rijen langzaam dichterbij schuifelden, voelde Barbour de warmte uit de open deur stralen. Ongetwijfeld had Carradine de verwarming op honderd gezet, nu kon dat nog. ‘Ik heb iemand naast me in de cabine nodig,’ zei hij. ‘Die moet de weg voor me in de gaten houden als de zaken riskant worden.’
‘Dat doe ik wel,’ zei Barbour.
Carradine keek haar aan. ‘Kun je een gps programmeren?’
‘Ik ben computerdeskundige.’
‘Daar doe ik het mee. Ik controleer nog even de rubberflappen en de alcoholverdamper, dan kunnen we op weg.’
Ze stapte uit de rij in de betrekkelijke beschutting van de cabine. Toen de laatste van de groep in de trailer was geklommen, overhandigde Marcelin de waterflessen en noodvoorraden. Carradine inspecteerde nog eenmaal de hele truck. Toen klom hij in de trailer en nadat hij binnen even had rondgekeken en Fortnum de radio had gewezen, sloot hij de deur. Toen liep hij naar achteren en ontkoppelde de stroomaanvoer. Onmiddellijk gingen alle lichten van de trailer uit, op de boordlichten achterop na.
‘Bent u zover?’ vroeg Gonzalez.
De trucker stak zijn duim op.
‘Veel geluk dan maar, en een goede reis.’
Carradine hielp Barbour in de cabine, liep toen om de voorkant heen en klom op de bestuurdersstoel. Hij deed snel een apparatuur- en instrumentencontrole volgens een checklist die aan de wand achter hem hing, deed zijn veiligheidsgordel om en plukte de radiohandset van het dashboard. ‘Allemaal aan boord, daarachter?’ zei hij.
‘Allemaal aan boord,’ kwam het antwoord.
‘10-4.’ Hij zette de radio terug en keek naar Barbour. ‘Klaar?’
Ze knikte.
‘Dan gaan we.’ Hij schakelde de luchtdrukrem uit, zette de wagen in zijn versnelling en liet de koppeling traag opkomen. De truck schudde even en rolde langzaam naar voren.
Barbour keek uit het raam naar de voortijlende sneeuw. Op weg naar de wildernis en duisternis was dit haar laatste beeld van Fear Base: de drie soldaten – Gonzalez, Marcelin en Phillips – die hen bij de lege slee en met de wapens in de aanslag nakeken.