9

Een kwartier later ging een grote groep over de gletsjervallei op weg naar de ijsgrot. Behalve de wetenschappers, Conti en zijn kleine stoet assistenten waren Kari Ekberg, twee cameramensen en de geluidsman er ook bij. Een stuk of tien stoer ogende werklui in leren jassen kwamen achteraan, zowel te voet als met de Sno-Cat, waarvan de laadbak tjokvol houten pallets lag. Deze mannen maakten officieel geen deel uit van de documentaireploeg: ze kwamen uit de streek en waren voor een paar dagen uit Anchorage overgevlogen om het zware werk te doen. Kari had al uitgelegd dat ze vooral het basiscamerawerk, de liveopnamen, snel wilden afwerken: nu de producer ter plaatse was en de ster onderweg, verdampte het geld snel, en de set en rekwisieten moesten zo snel mogelijk worden opgebouwd.

Normaal gesproken had je twintig minuten nodig om de Fear-gletsjer over te steken, maar vandaag duurde het een paar keer zo lang: Conti bleef voortdurend staan zodat de cameramensen opnamen konden maken van de berg, de vallei eronder en het gezelschap zelf. Eén keer moest de hele ploeg tien minuten blijven staan, enkel om bedachtzaam naar de gletsjer omhoog te kijken. En hij maakte een aantal opnamen van Ekberg – vanuit elke hoek, behalve pal van voren – wat heel merkwaardig was.

‘Waar is dat voor?’ vroeg Marshall na de vijfde keer.

Kari schoof haar capuchon naar achteren. ‘Ik val in voor Ashleigh.’

Marshall knikte begrijpend. Ashleigh Davis, de gastvrouw, werd pas over twee dagen verwacht, maar dat weerhield Conti er niet van haar toch te filmen. ‘Ik veronderstel dat het zo is als je hebt gezegd. Bij dit soort opnamesessies draait het alleen maar om de klok.’

‘Zo is het maar net.’ Ze keek hem aan. ‘Moet je horen, ik vind het heel vervelend wat er zopas is gebeurd. Ik wilde dat ik je gewaarschuwd had, maar ik had strikte orders gekregen. Jullie moesten het van Wolff te horen krijgen.’

‘Dus hij is de topman. En ik maar denken dat Conti dat was.’

‘Emilio heeft de leiding over alle creatieve aspecten: de opnamen, licht, invalshoek, de eindmontage. Maar het tv-station levert het geld, dus dat heeft het laatste woord. En hier, op het dak van de wereld, ís Wolff het tvstation.’

Marshall keek achterom de berg af. Wolff was niet meegegaan, maar je kon hem in de diepte nog wel zien: een nietige figuur, broodmager en spookachtig, die buiten de omheining bewegingloos naar hen stond te kijken.

Marshall draaide zich met een zucht weer om. ‘Is dit normaal? Steeds maar weer stoppen, om ons heen kijken, en filmen, filmen en nog eens filmen?’

‘Nee, niet echt. Conti schiet driemaal zo veel filmmateriaal als normaal.’

‘Waarom?’

‘Omdat dit zijn Mona Lisa moet worden. Zijn meesterwerk. Hij heeft een hoop risico genomen om dit voor elkaar te krijgen.’

‘En waarom sjokt de Grote Schrijver met de rest van het plebs de berg op? Ik zou toch denken dat hij de Sno-Cat zou nemen.’

‘Hij wil “op de grond” gefilmd worden, zoals wij dat uitdrukken. Dat geeft een betere indruk op de “making-of “-video die uiteindelijk samen met de dvd wordt uitgegeven.’

Marshall schudde in stil ongeloof zijn hoofd: wat een circus was dit geworden.

Ze klommen weer verder en Conti draaide zich bijna op afroep naar hen om. ‘Moet ik nog iets anders weten?’ vroeg hij met zijn afgemeten Italiaanse accent aan Marshall.

‘Zoals?’

De producer maakte een weids gebaar met zijn arm. ‘Wat dan ook. De plek, het weer, de plaatselijke fauna… alles wat het project kleurrijker kan maken.’

‘Er is zo veel dat u zou moeten weten. Dit is een fascinerend geologisch gebied.’

De producer knikte een beetje vertwijfeld. ‘Als we terug zijn plan ik wel een interview in.’

Sully, die het gesprek had gehoord, haastte zich naar hen toe. ‘Als teamleider wil ik u met alle plezier van dienst zijn.’

Conti knikte nogmaals afwezig, had zijn ogen weer op de gletsjer gericht.

Marshall vroeg zich af of hij de producer op de hoogte moest brengen van de inwoners uit de streek. Zij hadden waarschijnlijk precies de juiste couleur locale waar Conti naar op zoek was. Maar daar zag hij al snel van af. Het laatste wat de Tunits wilden – of verdienden – was een luidruchtige, onverschillige filmploeg die hun dorp onder de voet zou lopen. Hij hoefde er niet naar te raden hoe zij zouden reageren als ze zagen hoe Mount Fear in de afgelopen paar dagen was getransformeerd.

Hij wierp een steelse blik op Conti. Hij wist niet goed wat hij aan de regisseur had. De man deed zich weliswaar als een visionair artiest voor, maar hij gaf ook blijk van een harde, compromisloze façade. Het was een uiterst ongebruikelijke combinatie: half Truman Capote, half David Lean. Geen peil op te trekken.

De ijsgrot was nu in zicht, maar zijn donkere muil werd door zware apparatuur aan het oog onttrokken: een lage, zware kraan op een dieplader met ballonbanden, en een voertuig dat Marshall niet kon plaatsen. Ze waren felgeel gespoten, staken schel af tegen het sneeuwdek en de lichtblauwe gletsjer. Terwijl de camerajongens lenzen verwisselden en de geluidsman zijn heupmixer in gereedheid bracht, verspreidde het bataljon in leer gestoken mannen zich om de machines. Twee hesen zich ieder in een cabine, terwijl de anderen de houten pallets uit de Sno-Cat laadden en de inhoud ervan achter op de verrijdbare kraan stapelden. Marshall bekeek het nauwlettender en zag dat het enorme zakken waren, met zware stalen, hydraulisch verstelbare stutten.

Penny Barbour, de computerexpert, keek met toegeknepen ogen naar de werklui. Ze had een palmtopcomputer in de ene in een dikke handschoen gestoken hand en een digitale recorder in de andere. Zij vertrouwde de documentaireploeg zelfs nog minder dan Marshall. ‘Ik kan wel raden waarvoor die enorme dieplader dient,’ mompelde ze. ‘Maar wat is dat andere ding?’

Marshall tuurde naar het andere voertuig. Dat zat vol met apparatuur die er enigszins middeleeuws uitzag. ‘Geen idee.’

‘Noteer,’ zei Conti tegen Ekberg. ‘Ik wil een vierkleurenpalet: het wit van de sneeuw, het hemelsblauw van de lucht, het azuur van de gletsjer, het zwart van de grot. Het moet een compositie in blauw worden. Dat speciale proces moeten we in het lab gebruiken.’ Hij keek naar de cameraman. ‘Klaar?’

‘Klaar,’ zei Fortnum, de fotografie-director.

‘Hier ook, meneer Conti,’ zei Toussaint, de assistent-FD.

‘Jullie moeten heel, heel voorzichtig zijn,’ zei Marshall. ‘Er ligt een laag ijs op de grond en het is verschrikkelijk glad. Ik heb al gezegd dat die lavaschachten extreem broos zijn. U neemt met deze hele toestand een krankzinnig risico. Eén verkeerde beweging en de hele boel stort in.’

‘Dank u, dr. Marshall.’ Conti wendde zich weer tot de cameraman. ‘Fortnum? Toussaint? Als jullie binnen scherpe, krakende geluiden horen, neem dan de gezichten eromheen op. Pik het angstigste gezicht eruit en zoom daarop in.’

De cameramannen keken elkaar ongemakkelijk aan en knikten.

Conti keek nog een keer rond en knikte toen naar Toussaint. ‘Stilte op de set!’ bulderde de cameraman. Al het gekwebbel verstomde onmiddellijk.

Conti keek naar de grot. ‘Actie!’

Een digitaal klapbord klikte en de camera's draaiden. Tegelijkertijd werden de zware machines met oorverdovend gebrul gestart, krakend in hun versnelling gezet en reden ze slingerend naar de gletsjerwand. Conti en zijn ploegje assistenten liepen erachter. De cameraman bleef staan, maakte een zorgvuldig panoramashot, nam alles op. Met de grootst mogelijke terughoudendheid liep Marshall achter de stoet aan naar de grot. Hij had een afgrijselijk, misselijkmakend gevoel dat ze allemaal slachtoffer werden van Conti's gebral.

De voertuigen bleven bij de ingang van de grot staan zodat een paar werklui wat canvas zakken van de dieplader konden halen. Toen floepten boven op de gele cabines bevestigde, krachtige zoeklichten aan, de versnelling kraakte en de machines rolden weer naar voren, nu veel langzamer, en verdwenen onder het lage dak van de grot. Marshall en de rest liepen er in een enkele rij achteraan. Deze keer was de kille droge lucht in de lavaschacht zwaar van de dieselgassen. De wanden trilden als gekken en het geluid van de motoren was oorverdovend. Marshall zag dat op aanwijzingen van een potige opzichter, Creel genaamd, de werklui stalen steunspanners uit de zakken haalden en ze tussen vloer en plafond wurmden. Hij voelde zich slechts een fractie beter nu de boel tijdelijk werd gestut.

Hij liep de tunnel door. Een zaklantaarn was niet nodig: de zoeklichten op de cabines en de cameralichten toverden de grot om in een felblauwe schacht. Boven hen klonk een zwaar schrapend geluid toen een van de voertuigen zich een weg onder het lage plafond baande. Marshall merkte dat zelfs Sully's onwrikbare, uitdagende gezicht even verbleekte.

Toen werd de grot breder, het plafond hoger en het kleine gezelschap vormde snel een kring rond de vrijgemaakte plek op de ijsvloer. De diesels werden een voor een uitgezet en even leek de stilte oorverdovend. Een vaag staccatoachtig gekraak weergalmde door de ruimte toen de ijsvloer zich onder het gewicht van de grote machines aanpaste. De werklui waren klaar met de provisorische steunberen en hielden zich verder op de achtergrond.

Even zei niemand iets. Iedereen keek naar die grote dode ogen die naar hen omhoogstaarden. Marshall bekeek de mensen in het gezelschap stuk voor stuk. Kari Ekberg, die bezorgd haar wenkbrauwen fronste. Penny Barbour, die driftig aantekeningen op haar palmtop maakte. De zelfgenoegzame Conti, die in het troebele ijs staarde, nu duidelijk van zijn stuk gebracht. Faraday die, door de veel te grote bril met zijn ogen knipperend, meetapparatuur uit zijn zakken haalde. Sully, die met iets als vaderlijke trots straalde.

Ten slotte vermande Conti zich. ‘Fortnum, Toussaint, hebben jullie dit?’

‘Ja,’ zei de FD.

‘Heb je een panoramashot van de wetenschappers gemaakt?’

‘Twee keer.’

‘Uitstekend.’ De producer wendde zich tot Sully. ‘Markeer dat beest, alstublieft.’

Sully schraapte zijn keel. ‘Markeren?’

‘Het blok ijs dat we uit de grotvloer gaan snijden. Neem het ruim… we willen niet per ongeluk een drumstick afhakken.’

Sully kromp ineen, maar stapte dapper naar voren en maakte een paar berekeningen nadat hij fluisterend met Faraday had overlegd. Toen trok hij met zijn zakmes een ruwe rechthoek in het ijs.

‘Diepte?’ vroeg Creel, de voorman.

Sully keek naar Penny Barbour, die op haar palmtop keek. ‘Twee meter zeven,’ zei ze.

Creel wendde zich tot de man die de controlepanelen bediende. ‘Maak daar maar twee meter tien van.’

En opnieuw vulde de grot zich met het gebrul van een dieselmotor en dikke wolken uitlaatgassen. Toen de camera's draaiden, bracht een andere werkman door middel van een afstandsbediening een zware mechanicsche arm, bevestigd aan een merkwaardig uitziende machine, boven het ijs in positie. Langzaam zakte die naar de door Sully aangebrachte belijning.

‘Achteruit,’ waarschuwde Creel.

Aan het uiteinde van het instrument verscheen nu een straal felrood licht. Onmiddellijk begon het ijs onder de straal te sputteren en te koken. ‘Laser van legerkwaliteit,’ zei Conti. ‘Heel krachtig, en toch nauwkeuriger dan een vijl van een juwelier.’

Iedereen keek toe hoe de laser langzaam langs de markering door het troebele bruine ijs heen sneed. Een van de werklui schakelde een draagbare compressor aan de zijkant van de dieplader aan. Hij ging met een afzuiger over de hele lengte van het gat, zoog het smeltwater met een zware rubberen slang op en voerde dat in de nissen van de ijsgrot af. Marshall keek ernaar en kreeg een beeld voor ogen van een monsterlijke sessie bij de tandarts. Terwijl de wetenschapper in hem tegen deze hele onderneming in opstand kwam – een uniek specimen werd met brute achteloosheid uit zijn matrix gehakt – was hij niettemin opgelucht dat ze er duidelijk voorzichtig mee omgingen.

Binnen twintig minuten was het gebeurd. De rechthoek die Sully in het ijs had gekrast was nu een diepe groef, aan twee kanten tweeënhalve centimeter breed en aan de andere kanten bijna vijftien. Iedereen wachtte even toen Ang met de beeldsensor bevestigde dat de groef diep genoeg was. Toen werd de laser teruggetrokken en schoof er een andere bizar ogende arm uit de machine. Aan het uiteinde was iets bevestigd wat volgens Marshall op een robothand leek, dun maar behoorlijk breed, die met een insectachtig gejank tot leven kwam.

‘Wat is dat?’ vroeg hij aan Creel, de opzichter.

‘Breedteboor,’ gromde de man boven het geluid uit. ‘Met een kop van diamant-siliconencarbide.’

Langzaam lieten ze het apparaat in een van de bredere ijskanalen zakken. Het janken ging door merg en been toen de boor ruim twee meter lager in het oeroude ijs beet. De afzuiger werd in de geul neergelaten en opnieuw golfde het smeltwater over de bodem van de grot. Er was nog een derde mechanische arm in de buurt, klaar om de stutten onder het ijsblok in positie te brengen.

De laterale boorsessie kostte minder tijd en binnen tien minuten werd de boor teruggetrokken. Op een hoofdknik van de opzichter zwaaiden de werklui twee enterhaken naar voren, lieten die in de geul zakken en be vestigde ze aan de uiteinden van het ijsblok en sjorden ze met dikke canvas spanbanden vast.

Conti keek nogmaals naar de cameramannen, Fortnum en Toussaint. ‘Dit moet er in één keer op. We hebben maar één kans.’

Fortnum paste zijn lens aan, controleerde de radio aan zijn riem en knikte dat hij het begreep.

Iedereen stond als aan de grond genageld toen Conti per se op handen en knieën, met zijn neus een paar centimeter boven het ijs, het blok wilde inspecteren. Fortnum filmde de regisseur nogmaals. ‘Aan de slag,’ zei Conti ten slotte, terwijl hij opstond en de lens onheilspellend om zijn nek zwaaide.

De opzichter gaf zijn team een teken. Onder luid gebrul werd een lier boven op de dieplader in stelling gebracht. Luid rammelend kwamen de zware, aan de enterhaken bevestigde kettingen strak te staan. Iedereen keek toe terwijl de motor gierde en de haken aan het weerbarstige ijs trokken. Toen kwam het reusachtige blok – met een zwaar, schrapend geluid dat de berg op zijn grondvesten deed schudden – langzaam omhoog.

‘Rustig aan,’ zei de opzichter.

Conti keek naar Fortnum. ‘Richt je camera nu op de machine. Je opname moet als een liefkozing zijn. Zíj tilt onze schat uit zijn bevroren gevangenis.’

Langzaam, heel langzaam steeg de bevroren kat op uit het bed waarin hij duizenden jaren had gelegen. De wetenschappers drongen zich naar voren, keken nauwlettend van dichtbij toe en maakten haastig aantekeningen. Marshall was met de rest meegegaan en staarde er intens naar. Het ijsblok was gekmakend ondoorzichtig, een wolk van in de tijd bevroren modder en puin, de kleur van dichte rook onder de meedogenloze gloed van de zoeklichten. Het oppervlak vertoonde kleine, regelmatige groeven waar de laser het had losgesneden. Christus, dacht Marshall, ondanks zichzelf helemaal in de ban van wat zich voor zijn ogen afspeelde. Dat blok moet minstens vier ton wegen.

Het kwam hoger en hoger, tot de kop van de kraan tegen het plafond van de grot stootte. Toen kwam het blok slingerend los, maakte een scherpe hoek, schraapte over de besneeuwde grond en miste op een haar na Far aday die druk met een geluidsspectrometer in de weer was. Mensen stoven uiteen en buitelden over elkaar om een goed heenkomen te zoeken.

‘Stabiliseren!’ riep Creel.

De lier protesteerde piepend toen de bestuurder er maximale kracht op zette. Het blok trok weer recht, slingerde hevig en kwam toen langzaam op de bodem van de grot tot stilstand. De kraanmachinist nam even gas terug. Toen tilde hij langzaam en voorzichtig het blok weer op en manoeuvreerde het met een zwaai op de dieplader. Er klonk een luid hydraulisch gesis. Onder het toeziend oog van de draaiende camera's sjorden een paar andere werklui het blok op het voertuig vast en gooiden er een zwaar, isolerend zeildoek overheen. Binnen een paar minuten was alles achter de rug, de machines werden door de tunnel teruggereden en de talloze stutten werden losgemaakt en in hun canvas behuizing teruggestopt. En de kat was met ijsblok en al op weg naar de klimaatgecontroleerde kluis, waar hij veilig opgeborgen zou blijven tot hij werd ontdooid en live voor een miljoenenpubliek onthuld zou worden.

Conti keek vorsend de tunnel rond, aan zijn gezicht was duidelijk te zien dat hij tevreden was. ‘We gebruiken de vertrekkende machines als overgang,’ zei hij tegen Fortnum. ‘We maken een serie uitsneden als ze de tunnel uit rijden en dan springen we terug naar het basiskamp. Schiet maar zo veel als je kunt. Daarna kunnen we inpakken.’

Hij wendde zich tot Marshall. ‘Zo. Klaar voor dat interview?’