46
Ze stonden in de schaars verlichte gang buiten Radarondersteuning. Kari hield haar hoofd afgewend, had haar handen stijf ineengevlochten en huiverde ondanks de warme atmosfeer. Wolff keek naar haar en toen weer de andere kant op. Conti stond iets opzij, bekeek op het kleine camerascherm de opnamen die hij tot nu toe had gemaakt.
‘Waarom mocht ik Gonzalez' oproep niet beantwoorden?’ vroeg ze.
‘Hij wil ons waarschijnlijk alleen maar uitroken,’ mompelde de regisseur. ‘Hij heeft zich na de aanval duidelijk teruggetrokken en nu wil hij dat wij ook teruggaan.’
‘Hij zit waarschijnlijk in het wetenschappelijk lab,’ zei Wolff. ‘Bij de anderen. Als hij slim was, heeft hij dat vast gedaan.’
‘Ik betwijfel het. Gonzalez is een soldaat, hij zal zich niet door zo'n tegenslag laten weerhouden.’
‘Noem je het zo?’ kaatste Wolff terug. ‘Een tégenslag? Dat schepsel heeft net een van zijn mannen gedood.’
Conti draaide aan een knop op de camera en het scherm ging op zwart. ‘Gonzalez zou het er niet bij laten zitten. Hij is zich waarschijnlijk rot geschrokken. Nu heeft hij van zijn fout geleerd… het was een slechte zet om zelf het gevecht met het beest aan te gaan. Het is beter om je eigen arena te kiezen en de vijand naar je toe te laten komen.’
Wolff keek hem vol ongeloof aan. ‘Emilio, wat is dit volgens jou? Een film waarvan je naar believen het script kunt aanpassen?’
Maar Conti leek hem niet te horen. ‘Laten we eens bij dat trappenhuis waar we langskwamen gaan kijken. Misschien is hij met zijn team daarheen gegaan om een executieplaats voor dat beest op te zetten.’ Hij hees de camera weer op zijn schouder en liep de gang in. Wolff liep nog altijd protesterend achter hem aan.
Kari keek toe hoe ze wegliepen. In de gang krioelde het van vervlochten schaduwen, die met de minuut drukkender leken te worden. Ze kreeg het beeld van Creel maar niet uit haar gedachten: het verscheurde en starende hoofd, overal bloed, het uiteengereten lijk. Apathisch ging ze achter hen aan.
‘Of we nemen contact op met Gonzalez of we gaan naar het wetenschappelijk lab terug,’ hoorde ze Wolff zeggen. ‘Het is waanzin om hier met die loslopende moordmachine rond te dwalen.’
‘Dat zeg je niet als we een Oscar voor de beste documentaire in ontvangst nemen. Trouwens, je hebt een wapen.’
‘Creel had ook een wapen. Een mooi, groot wapen. En kijk wat er met hem is gebeurd.’
‘We weten niet wat er gebeurd is. Dat kan van alles geweest zijn. Misschien raakte hij van de anderen afgescheiden. Misschien kreeg hij het op z'n zenuwen en is hij gevlucht… recht in de kaken van dat beest.’
Ze kwamen bij het trappenhuis. De stalen schacht was een pikdonkere muil, slechts een kleine lichtbron beneden verlichtte de treden en leuningen. Conti bleef boven aan de trap staan om de cameralens aan te passen en het bijlicht aan te doen.
‘Daar mag je van mij niet naartoe,’ zei Wolff.
Conti bleef aan zijn camera knoeien. ‘Is dan niets van wat ik heb gezegd tot je doorgedrongen? Dit is gewoon te belangrijk. Ik móét dit gedeelte eenvoudigweg onderzoeken. Als ze daar beneden zijn, moet ik dat filmen. Wat voor regisseur zou ik anders zijn?’
‘We hadden nooit uit de officiersmess weg moeten gaan.’ Wolff keek naar Kari achterom alsof hij bij haar bevestiging zocht.
Kari zei niets. Ze voelde te veel verdriet en afgrijzen. De herinnering aan dat moment in de mess, toen ze ermee instemde om het geluid voor Conti te doen, leek alweer een heel leven geleden. Ze walgde bij de gedachte dat omwille van de documentaire alle andere overwegingen naar de achtergrond waren verdrongen.
‘We kunnen best even gaan kijken, we zijn zo klaar,’ zei Conti. Hij hees de camera op zijn schouder. ‘Als je wilt, kun jij hier wachten. Kari, ik heb je hulp later nog nodig.’
Kari schudde haar hoofd. ‘Sorry, Emilio. Ik ga niet mee.’
Wolff legde zijn hand op de camera. ‘Je gaat met ons mee terug. En wel nu.’
‘Ik laat me door jou niet commanderen,’ zei Conti stekelig, zich van hem losrukkend. ‘Dit is mijn opname.’
‘Ik ben de vertegenwoordiger van Blackpool…’
Plotseling zweeg Wolff. Hij kreunde zacht van de pijn en legde zijn handen over zijn oren. Even later voelde Kari het ook: een pijnlijke druk die vanuit het midden van haar schedel uitstraalde.
‘Dit staat me niets aan,’ zei ze.
‘We moeten maken dat we hier wegkomen,’ zei Wolff. ‘En snel ook, voordat…’
Opeens hield hij zijn mond. Zij mond viel open en hij werd helemaal slap. Hij staarde langs Conti de gang in. Kari draaide zich om en volgde met immense tegenzin en knikkende knieën van angst zijn blik, bang om te kijken, maar nog banger om dat niet te doen.
Voor hen, bij de kruising in de gang, begon het vlies der duisternis te verschuiven.