5

‘Ongelooflijk,’ zei Kari Ekberg, haar woorden dampten in de lucht. ‘Ik geloof niet dat ik ooit zo'n heldere, intens blauwe lucht heb gezien.’

Ze waren in het schitterende zonlicht door de gletsjervallei op weg naar boven. Ondanks de kribbige zinspelingen dat hij het druk, druk, druk had, had Faraday zich verwaardigd mee te gaan, en hijgend en piepend klom hij naar boven. Hij had deze klim een maand lang minstens één keer per dag gemaakt: het feit dat hij er nog steeds zo veel moeite mee had, verraadde al de jaren die hij zittend in een laboratorium had doorgebracht. Ekberg stapte daarentegen moeiteloos door alsof ze een fervent hardloopster was. Haar ogen schoten alle kanten op, haar ontging niets. Nu en dan prevelde ze iets in een digitale recorder. Over haar leren jas droeg ze Penny Barbours reserveparka.

‘Ik begrijp wat je bedoelt,’ antwoordde Marshall. ‘Ik wilde alleen dat het langer duurde.’

‘Sorry?’

‘De dagen worden nu snel korter. We hebben nog twee, misschien drie weken waarin we redelijk goed daglicht hebben. Daarna valt hier de witte nacht, vierentwintig uur per dag. En dan zijn wij vertrokken.’

‘Geen wonder dat jullie haast hebben. Hoe dan ook, Jimmy gaat met zo'n hemel vast een dag op pad.’

‘Jimmy?’

‘Jimmy Fortnum, onze FD. Fotografie-director.’ Ze keek naar de diepblauwe gletsjer, die door de azuurblauwe hemel werd omlijst. ‘Hoe is Mount Fear aan zijn naam gekomen?’

‘Genoemd naar Wilberforce Fear, de ontdekkingsreiziger die hem heeft ontdekt.’

‘Is hij er beroemd door geworden?’

‘Nou, het is zijn dood geworden. Hij is aan de voet van de caldeira doodgevroren.’

‘O.’ En Ekberg prevelde weer iets in de recorder. ‘Caldeira. Dus het is een vulkaan?’

‘Een dode vulkaan. Het is eigenlijk heel bizar… het enige geologische element binnen duizenden kilometers permafrost. Ze zijn er nog steeds niet uit hoe hij is ontstaan.’

‘Dr. Sully zei dat hij gevaarlijk was. Wat bedoelde hij daarmee?’

‘Mount Fear is eigenlijk alleen maar een dode kegel van prehistorisch lava. Door het weer en de gletsjer is hij afgebrokkeld, broos geworden.’ Hij wees naar de vlijmscherpe randen van de vallei, en daarna naar een van de grote grotten waarvan het aan de voet van de berg wemelde. ‘Die lavaschachten ontstaan wanneer zich een korst op een actieve magmastroom vormt. Door de jaren heen zijn ze heel broos geworden en ze kunnen gemakkelijk instorten. Daardoor is de berg een reusachtig kaartenhuis geworden. Onze ontdekking was achter in zo'n schacht.’

‘En de ijsberen waarover hij het had?’

‘Leuk om naar te kijken, maar ze zijn extreem agressief jegens de mens, zeker tegenwoordig, nu hun leefomgeving steeds kleiner wordt. Als jouw mensen hier zijn, zorg dan dat ze zich nooit zonder wapens buiten het omheinde terrein begeven. Op de basis is een voorraad geweren beschikbaar.’

Ze klommen weer verder en even later verbrak Ekberg opnieuw de stilte. ‘Jij bent paleo-ecoloog, hè?’

‘Ja. Quartair paleo-ecoloog, om precies te zijn.’

‘En wat doe je hier precies?’

‘Paleo-ecologen zoals ik reconstrueren uit fossielen en andere historische monsters verdwenen ecosystemen. We proberen vast te stellen welke schepselen op de aarde hebben rondgelopen, wat ze aten, hoe ze leefden en doodgingen. Ik ben nu bezig te bepalen welk ecosysteem hier voor de komst van de gletsjer heerste.’

‘En nu de gletsjer zich terugtrekt, komt het bewijs – komen de monsters – weer aan het licht.’

‘Precies.’

Ze keek Marshal met doordringende, onderzoekende ogen aan. ‘Wat voor monsters?’

‘Plantensporen. Modderlagen. Macro-organische overblijfselen zoals hout.’

‘Modder en hout,’ zei Ekberg.

Marshall lachte. ‘Niet sexy genoeg voor Terra Prime, hè?’

Zij moest op haar beurt lachen. ‘Wat kun je daarmee doen?’

‘Nou, door middel van koolstofdatering van hout en andere organische stoffen kan worden vastgesteld hoe lang ze onder de gletsjer hebben gelegen. Moddermonsters worden onderzocht op pollen, waaruit je weer kunt afleiden welke planten en bomen hier voor de ijstijd dominant waren. Weet je, moderne ecologen zitten vast aan de analyse van de wereld van vandaag de dag, waarop de mensheid in de afgelopen paar honderd jaar een enorm stempel heeft gedrukt. Maar met de monsters, resultaten en observaties die ik hier aantref, kan ik reconstrueren hoe de wereld was vóórdat de mensheid het overheersende element werd.’

‘Je kunt het verleden herscheppen,’ zei Ekberg.

‘In zekere zin wel, ja.’

‘Dat klinkt mij behoorlijk sexy in de oren. En ik neem aan dat een gletsjer de perfecte plek is om dat te doen, want alles heeft in de diepvries opgesloten gezeten en is als in een tijdcapsule bewaard gebleven.’

‘Helemaal goed,’ zei Marshall. Hij was onder de indruk van het feit dat ze zo snel de aard en omvang begreep van een haar onbekend vakgebied. ‘En dan heb ik het nog niet over het feit dat wanneer het ijs smelt, het eenvoudigweg zijn inhoud prijsgeeft. ‘Geen rommel, geen gedoe, en geen gezwoeg met scheppen en beitels om fossielen en subfossielen op te diepen.’

‘Uitermate praktisch. Wat zijn subfossielen? Heel kleine fossielen?’

Marshall schoot weer in de lach. ‘Paleontologen noemen fossielen zo als ze jonger zijn dan tienduizend jaar.’

‘O.’ Ze wendde zich tot de ploeterende Faraday. ‘En, dr. Faraday, u bent evolutionair bioloog, nietwaar?’

Faraday stopte om op adem te komen en de anderen bleven beleefd staan. Hij knikte terwijl hij zijn knapzak van de ene naar de andere schouder verplaatste.

‘En dat betekent…?’

‘Simpel gezegd bestudeer ik hoe species in de tijd veranderen,’ hijgde Faraday.

‘En waarom doet u dat hier, op zo'n onherbergzame plek?’

‘Mijn onderzoek richt zich op het effect dat de opwarming van de aarde heeft op de ontwikkeling van levensvormen.’

Er verscheen een glimlachje op haar gezicht. ‘Dus u onderzoekt daadwerkelijk de opwarming van de aarde, terwijl dr. Marshall daar eenvoudigweg zijn voordeel mee doet.’

Ergens ver weg begonnen in Marshalls hoofd alarmbellen te rinkelen: Terra Prima had hun expeditie gefinancierd in de veronderstelling dat dit over de opwarming van de aarde ging. Maar Kari Ekberg glimlachte vriendelijk, dus glimlachte hij maar terug.

Ze bleven even staan zodat Ekberg nog wat bijzonderheden kon inspreken. Marshall wachtte en keek naar de horizon. Toen bleef hij stokstijf staan. Hij pakte zijn verrekijker en gaf die aan Ekberg. ‘Moet je kijken. Daar op de permafrost, naar het zuidwesten toe.’

Ze tuurde even door de kijker. ‘Als je het over de duivel hebt. Twee ijsberen.’ Ze bleef nog even staan kijken en gaf de verrekijker weer terug. ‘Moeten we nu omkeren?’

‘Hier op de berg zouden we veilig moeten zijn. Normaal gesproken moet een van ons gewapend zijn.’

‘Waarom zijn we dat dan niet?’

‘Ik weiger een wapen te dragen. En Wright is nogal verstrooid. Kom, we moeten verder.’

Toen ze dichter bij de gletsjer kwamen, keek Marshall een beetje ongerust naar de ijswand, maar door de kou van de afgelopen tijd was de afbrokkeling tot staan gebracht en het ijsoppervlak leek hetzelfde als drie dagen geleden toen de grot tevoorschijn was gekomen.

‘Daar is de grot,’ zei hij naar de zwarte muil bijna onder aan de gletsjer wijzend.

Ekberg keek ernaar. Hoewel op haar gezicht niets viel af te lezen, wist Marshall dat ze teleurgesteld was dat ze niet binnen mocht kijken. Hij knikte naar Faraday. De bioloog stak zijn hand in de zak van zijn parka, haalde er een grote, glanzende foto uit en gaf die aan Ekberg.

‘Dít hebben we daarbinnen gevonden,’ zei Marshall. ‘Een afdruk van onze video-opname.’

Ze pakte de foto gretig aan en staarde er met ingehouden adem naar.

‘Hij is met open ogen doodgegaan,’ zei ze naar adem snakkend.

Niemand zei iets.

‘Mijn god. Wat is het?’

‘Dat weten we niet zeker,’ antwoordde hij. ‘Zoals je op de foto kunt zien, is het ijs heel troebel en kunnen we alleen de ogen en de vacht eromheen zien. Maar we denken dat het misschien een smilodon is.

‘Een wát?’

‘Smilodon. Beter bekend als een sabeltandtijger.’

‘Wat technisch gesproken onjuist is,’ zei Faraday. ‘Want de smilodon stamt van een heel andere lijn af dan de tijger.’

Maar Ekberg leek het niet te horen. Ze staarde met grote ogen naar de foto, de digitale recorder was even vergeten.

‘Dat denken we vanwege de ogen,’ zei Marshall. ‘Ze lijken heel erg op die van de grote katten… eigenlijk van alle katten. Je ziet dat het roofdierogen zijn: groot en ze kijken beide naar voren. Ze hebben bovendien een grote iris en verticale pupillen. Ik durf te wedden dat bij een autopsie aan het licht komt dat er achter het netvlies een tapetum lucidum, ofwel een lichtreflecterend laagje zit.’

‘Hoe lang is hij al bevroren?’ vroeg ze.

‘De smilodon is zo'n tienduizend jaar geleden uitgestorven,’ zei Marshall. ‘Door het oprukkende ijs, verlies van zijn leefomgeving of voedsel, of een besmettelijk virus dat van de ene op de andere soort is overgebracht? We weten het niet. Gezien de periode waarin deze ijsgrot door ijs werd bedekt, schat ik dat hij een van de laatste was.’

‘We weten nog niet precies waardoor hij zo is ingevroren,’ voegde Faraday eraan toe. Hij had de gewoonte om met zijn wijd open, waterige ogen te knipperen, waardoor hij op een geschrokken kind leek. ‘Het schepsel is waarschijnlijk in de grot voor een ijsstorm gaan schuilen en is ter plekke bevroren. Misschien was het gewond of uitgehongerd. Of wellicht is het simpelweg van ouderdom gestorven. Daar moet nader onderzoek antwoord op geven.’

Kari Ekberg had snel haar professionele houding hervonden. ‘Wat is dat?’ zei ze, en ze wees naar een gaaf, verticaal gevormd gat van anderhalve centimeter naast het karkas.

‘Zoals je ziet is dat onduidelijk,’ zei Marshall. ‘Het ijs is vies, dichtgeslibd met prehistorische modder. Dus we hebben onze promovendus, Ang, een beeldsensor laten halen. Die zendt sonarpulsen uit en meet de terugkerende echo's.’

‘Zoals een visvinder,’ zei Ekberg.

‘In zekere zin,’ zei Marshall geamuseerd. ‘Een heel geavanceerde visvinder. Hoe dan ook, precieze metingen zijn vanwege de conditie van het ijs niet mogelijk, maar het karkas lijkt ongeveer tweeënhalve meter lang te zijn. We schatten dat hij zo'n beetje vijfhonderd kilo weegt.’

‘Eerder toe te schrijven aan een Smilodon populator dan aan een Smilodon fatalis,’ dreunde Faraday op.

Ekberg schudde langzaam haar hoofd, haar ogen nog altijd op de foto gericht. ‘Ongelooflijk,’ zei ze. ‘Duizenden jaren begraven onder een gletsjer.’

Er viel een korte stilte over de groep. Ze maakten geen beweging en Marshall voelde de kou via de randen van zijn capuchon naar binnen kruipen, en aan zijn vingertoppen en tenen knabbelen.

‘Je hebt een hoop vragen gesteld,’ zei hij rustig. ‘Heb je er iets op tegen er eentje te beantwoorden?’

Ekberg keek hem aan. ‘Vraag maar raak.’

‘We weten dat Terra Prime van plan is om een soort documentaire te maken, maar geen van ons heeft enig idee hoe die eruitziet. We nemen aan dat jullie laten zien wat we hier doen en misschien eindigen met deze ongebruikelijke vondst. De ontdekking voor het nageslacht vastleggen. Kun je ons er wat meer over vertellen?’

Een spottend glimlachje trok langs haar lippen. ‘Kort en goed, dr. Marshall, is het tv-station niet erg begaan met het nageslacht.’

‘Ga door.’

‘Ik ben bang dat je de details van onze uitvoerend producer Emilio Conti te horen moet krijgen. Maar ik beloof je één ding, dr. Marshall. Hij beschouwt dit als zijn kroonjuweel, iets waar hij zijn hele professionele carrière naartoe heeft gewerkt.’ Haar glimlach werd breder. ‘Jullie kleine expeditie staat op het punt heel wat beroemder te worden dan je in je wildste dromen voor mogelijk had gehouden.’