30

De menigte in het commandocentrum was nog meer aangegroeid. De laatste keer dat het er zo vol was geweest, dacht Marshall neerslachtig, was toen Wolff een spoedvergadering bijeen had geroepen nadat ze hadden ontdekt dat de kluis leeg was. Tijdens die bijeenkomst hadden shock, ontzetting en ongeloof de boventoon gevoerd. Nu was iedereen bovenal bang. De angst was zo sterk aanwezig dat Marshall bijna de metaalachtige vinnigheid ervan kon proeven.

Hij liep de kamer in en werd onmiddellijk door Wolff en Kari Ekberg tot staan gebracht.

‘Hoe gaat het met Toussaint?’ vroeg Wolff.

‘Hij is halfbevroren, heeft een gebroken enkel en op zijn benen en armen zitten talloze gemene rijtwonden. Maar hij overleeft het wel. Hij gaat als een gek tekeer, we moesten hem zwaar verdoven met medicijnen uit de legervoorraad. Gonzalez heeft hem uit voorzorg in bed vastgebonden, zelfs met kalmerende middelen hebben we de handen vol aan hem.’

‘Als een gek tekeer?’ herhaalde Wolff. ‘Waarover?’

‘Je kunt er geen wijs uit worden. Hij zei dat hij in de ziekenboeg werd aangevallen, alle kanten op werd geslagen en naar buiten is gesleurd.’

‘Wie kan dat nou zijn geweest?’ hijgde Kari.

‘Volgens Toussaint is het geen wie,’ antwoordde Marshall. ‘Het is een wat.’

Wolff fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dat is idioot.’

‘Iéts heeft hem als een biefstuk opgehangen. Die haak hing ruim drie meter boven de grond.’

‘Dat kan geen ijsbeer zijn geweest,’ zei Wolff. ‘En het kon niet straffeloos de basis in en uit lopen. De man is duidelijk de weg kwijt. Wat deed hij trouwens in de ziekenboeg?’

‘Kennelijk probeerde hij stiekem opnamen te maken van Peters’ lijk.’

Wolff schrok. Toen betrok zijn gezicht. ‘Is dat gelukt?’

‘Moeilijk te zeggen. Er lag een camera in de ziekenboeg… Gonzalez en zijn mannen zijn daar nu aan het kijken. Maar die was zwaar beschadigd en er zat geen beeldmateriaal op. Je kon alleen de audio-opnamen horen, Toussaint, die steeds maar weer “nee, nee, nee” mompelde.’

‘Beschrijft hij wat hem heeft aangevallen?’ vroeg Kari.

‘Niet gedetailleerd.’ Marshall wachtte even, bracht zich weer de uitzinnige woordenstortvloed in herinnering die Toussaint uitkraamde terwijl hij hem rustig probeerde te krijgen. ‘Zei dat het reusachtig was… zo groot als een stationwagen.’

Wolff keek sceptisch.

‘Hij zei dat het meer tanden had dan je kon tellen. Niet groot, maar vlijmscherp. En dat ze kronkelden.’

Wolff keek nog sceptischer. ‘Een beetje onwaarschijnlijk, denk je niet?’

‘Ik weet het niet. Aan die wonden op Peters' lijk te zien, was het inderdaad vlijmscherp.’ Marshall wachtte weer even. ‘En dan die ogen. Hij bleef maar jeremiëren over die ogen.’

Kari huiverde.

‘Hij zei dat het hem toezong,’ voegde Marshall eraan toe.

‘Ik denk dat ik genoeg heb gehoord.’ En Wolff wendde zich af.

‘Er is nog iets,’ riep Marshall hem achterna.

De netwerkliaison bleef zonder om te kijken staan.

‘Peters' lijk is verdwenen.’

Marshall en Kari zagen Wolff de kamer uit lopen. Ze bleven even zwijgend staan. Mensen zaten in kleine groepjes bij elkaar, de hoofden naar elkaar toe. Ze spraken op gedempte toon, fluisterden bijna. Ashleigh Davis vormde met de anderen een schril contrast, met haar luide jammerklachten en protesten had ze het nieuws snel weten rond te bazuinen. Ze stond in een hoek en eiste op luide toon bescherming van het leger.

Kari knikte naar Carradine, de trucker, die in zijn eentje in een hoekje uit een plastic bekertje chocolademelk zat te drinken. ‘Hij heeft aangeboden iedereen weg te halen,’ zei ze.

‘Bedoel je terug naar Yellowknife?’

‘Waar dan ook. Weg van de basis. Hij zei dat hij bijna iedereen in Ashleighs trailer mee kan nemen.’

‘Misschien niet eens zo'n slecht idee… als hij tenminste een veilige route aanhoudt en geen stunts uithaalt.’

‘Wolff heeft het hem verboden. Zei dat het te gevaarlijk was.’

‘Nou, hier blijven wordt anders ook met de minuut gevaarlijker.’ Marshall keek haar aan. ‘Wil jij weg? Als Carradine groen licht krijgt, bedoel ik?’

‘Hangt af van wat Emilio doet.’

‘Je bent hem niets verschuldigd. Bovendien weet ik nu hoe je echt over hem denkt.’

‘Hoe ík echt over hem denk?’

‘Daar heb je vanochtend bepaald geen geheim van gemaakt.’

Kari glimlachte meesmuilend. ‘Ik kan niet ontkennen dat hij ergens een klootzak is. Maar dat zijn de meeste producers met wie ik heb gewerkt. Je moet een groot ego hebben om op zoiets groots en complex als een primetime documentaire je stempel te kunnen drukken. Bovendien heb ik niet alleen voor Conti getekend, maar voor de hele show. Zo werkt dat in deze business. Ik ben de veldproducer. Ik blijf tot het bittere eind.’

Marshall glimlachte ook. ‘Je bent een dappere vrouw.’

‘Niet echt, hoor. Alleen heel ambitieus.’

Marshall merkte dat er iemand naast hem stond. Hij keek opzij en zag de professor, Jeremy Logan, naar hen kijken. Hij mag dan een academicus zijn, bedacht Marshall toen hij naar hem knikte, maar zo eentje als hij ben ik nog nooit eerder tegengekomen.

‘Sorry dat ik jullie onderbreek,’ zei Logan. ‘Maar ik wilde dr. Marshall even spreken.’

‘Natuurlijk. Ik moet toch van alles doen om de groep gerust te stellen. Ik spreek je later, Evan.’ En Kari liep weg.

Marshall wendde zich tot Logan. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Kennelijk een hoop. Laten we een rustiger plekje opzoeken. Dan praten we daar wel.’ En Logan gebaarde naar de uitgang.