14

Gedurende de dag kroop de temperatuur langzaam omhoog, van min twaalf naar min zes graden, reden voor Conti om zijn filmploeg een heel nieuwe serie sneeuwlandschappen te laten schieten, voor je wist maar nooit. In het schitterende zonlicht steeg de stemming binnen het documentaireteam voelbaar toen de militair ogende parka's werden verruild voor wollen sweaters en windjacks. De doordringende krakende en dreunende geluiden vanaf Mount Fear keerden terug toen de gletsjerwand opnieuw begon af te brokkelen. Gonzalez zette zijn team geniesoldaten aan het werk om een paar slechte lagers te vervangen waardoor een van de generatoren was vastgelopen. Na de lunch werd het grootste deel van de plaatselijke werklui die klaar waren met de eerste bouwwerkzaamheden, met twee helikopters naar Anchorage in het zuiden gebracht. Die zouden pas terugkomen wanneer de opnamen achter de rug waren. Alleen Creel, de potige opzichter die eruitzag alsof hij stalen slotbouten als ontbijt at, bleef op de basis. Rond drie uur 's middags kwam Ashleigh Davis uit haar übertrailer tevoorschijn, keek met weerzin naar de werkzaamheden om haar heen en ging toen op weg naar de basis – vergezeld van haar persoonlijk assistente in de trenchcoat – kennelijk om door Conti te worden gebrieft.

Na de maaltijd ging Marshall weer naar zijn lab, waar hij de hele dag hard doorwerkte en niemand zag. Nu het merendeel van de documentaireploeg buiten de deur was en zich voorbereidde op de uitzending van de volgende dag, was het relatief rustig op de basis en werd hij nauwelijks afgeleid. Hij stond nu over zijn onderzoekstafel gebogen, zo opgaand in zijn werk dat hij niet hoorde dat de labdeur zachtjes openging. Hij wist niet dat hij gezelschap had, sterker nog, dat merkte hij pas toen een vrouwenstem over zijn schouder begon te declameren:

En zacht dansten ze aan de Arctische hemel, zwierden in een lichtgeel floers

En voort huppelden ze met zilv'ren voeten, priemden door de verblindende, schitterende gloed

Een quadrille dansten ze in de lucht, in roze en zilver geschoeid

Voor mensenogen was dit niet geschikt, het was een schouwspel bedoeld voor God.

Hij ging rechtop staan en draaide zich om. Kari Ekberg stond tegen een tafel geleund, gekleed in een spijkerbroek en een witte coltrui. Een glimlachje speelde om haar mondhoeken.

Hij reciteerde op zijn beurt:

Ze kronkelden als woedend slangengebroed, sisten en waren zwavelvaal.

Al rap werden ze een onmetelijke draak, zwiepten met hun gekloofde staart.

‘Zo,’ zei hij. ‘Zijn ze weer op pad?’

‘En hoe.’

‘Weet je, al sinds ik hier ben en dat licht voor het eerst zag, zat ik erop te wachten tot iemand Robert W. Service zou citeren. Ik had niet gedacht dat jij diegene zou zijn.’

‘Sinds mijn broer me de stuipen op het lijf joeg door bij het licht van een zaklamp hardop De crematie van Sam McGee voor te lezen, ben ik er dol op.’

‘Zo is het mij ook min of meer vergaan.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Jezus, tien uur al.’ Hij rekte zich uit en keek haar aan. ‘Ik had gedacht dat je nog druk met allerlei laatste klusjes in de weer zou zijn.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben de veldproducer, weet je nog? Ik doe het voorbereidende werk, zorg dat iedereen zijn danspassen kent. Zodra de coryfee is geland, kan ik net zo goed achteroverleunen en kijken wat er verder gebeurt.’

De coryfee, dacht Marshall, en hij moest terugdenken aan de non-ontmoeting tussen Ekberg en Ashleigh Davis die ochtend.

‘En jij?’ zei ze. ‘Ik heb jou de hele dag niet gezien. Heb je grote ontdekkingen gedaan?’

‘Wij paleo-ecologen gaan niet voor grote ontdekkingen. We proberen alleen antwoorden op vragen te vinden, de donkere gaatjes in te vullen.’

‘Waarom werk je dan nog zo lang door? Dit verdwijnt heus niet, hoor.’ En ze gebaarde grofweg in de richting van de gletsjer.

‘Nou, hij verdwijnt een heel stuk sneller dan je denkt.’ Hij pakte een geel bloemetje van de tafel. ‘Dit heb ik vanochtend vlak buiten de omheining uit de sneeuw opgediept. Tien jaar geleden kwam dit bloemetje niet verder dan honderdvijftig kilometer ten zuiden van hier voor. Zo veel heeft de opwarming van de aarde in tien jaar tijd veranderd.’

‘Maar ik dacht dat de opwarming van de aarde je juist bij je werk hielp.’

‘Doordat gletsjers smelten kan ik meer monsters verzamelen, en sneller. Ik kan alles van een smeltende gletsjerwand vergaren: pollen, insecten, pijnboomzaden, zelfs atmosferische bellen om de hoeveelheid CO2 in oeroude lucht te meten. Een heel stuk beter dan door ijskernen heen te moeten boren. Maar dat betekent niet dat ik de opwarming van de aarde toejuich. Wetenschappers horen objectief te zijn.’

Ze keek hem aan en haar ironische glimlachje werd breder. ‘En ben je dat? Objectief?’

Hij aarzelde. Toen zuchtte hij. ‘Om je eerlijk de waarheid te zeggen… nee. Ik ben doodsbang voor de opwarming van de aarde. Maar ik ben geen activist. Ik begrijp de consequenties alleen beter dan de meeste mensen. We hebben de situatie nu al niet meer in de hand. De aarde is opmerkelijk veerkrachtig, heeft een reusachtig zelfherstellend vermogen. Maar de opwarming is in een stroomversnelling geraakt, met honderd kettingreacties als gevolg…’

Hij zweeg en lachte zachtjes. ‘Ik hoor hier neutraal in te staan. Als Sully me zo zou horen praten, hing ik.’

‘Ik zal het niet verklappen. Ik vind het fijn dat je je hart laat spreken.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Eigenlijk is het behoorlijk ironisch. Op de korte termijn profiteer ik ervan dat de gletsjer smelt. Maar als de gletsjer eenmaal verdwenen is, is al het bewijs dat ik voor mijn onderzoek nodig heb ook verdwenen. Alles wordt de oceaan in gespoeld. Dit is mijn grote kans om de gletsjer te bestuderen en monsters te verzamelen.’

‘En dus heb je er nachtwerk aan. Sorry dat ik zo kwam binnenvallen.’

‘Grapje zeker? Ik vind het leuk dat je langskomt. Hoe dan ook, ik ben niet de enige die het druk heeft. Kijk eens naar jezelf: vragen stellen, al dat loopwerk, zorgen dat de ster er goed uitziet. Een ster die je trouwens al dat werk niet echt in dank afneemt.’

Ze trok een gezicht maar liet zich niet tot een dergelijk gesprek verleiden. ‘Wij veldproducers hebben ons kruis te dragen, net als jij.’ Ze keek om zich heen. ‘Speel je?’ Ze wees naar een midi-keyboard dat tegen de verste muur stond.

Marshall knikte. ‘Vooral blues en jazz.’

‘Ben je goed?’

Hij lachte. ‘Niet goed genoeg, vermoed ik. Kon er niet van leven, maar ik speel in de huisband van een club in Woburn. Ik ben vooral dol op tweaking synthesizers. Die heb je tegenwoordig natuurlijk niet meer, nu is het geluid allemaal voorgeprogrammeerd, je zoekt gewoon een waveform uit een computermenu, maar toen ik opgroeide vond ik tweaking oscillators en filters geweldig. Ik heb er zelf een van allerlei onderdelen in elkaar gezet.’

‘Je moet een keer voor ons spelen.’ Ze stond op. ‘Ik moet weer naar buiten. Ik heb een tijdje geleden een onderdeel ingepland voor het noorderlicht en Emilio is dat nu waarschijnlijk aan het filmen.’

Marshall stond ook op. ‘Ik ga met je mee, als je dat niet erg vindt.’

In de klimaatkamer zag Marshall dat de thermometer al op min twee graden stond. Hij schoot zijn lichtgewicht parka aan, liep met Kari Ekberg door de verzamelplaats de basis uit en belandde in een tafereel dat je kon omschrijven als een gecontroleerd pandemonium. Ondanks het late uur was het platform vol licht en geluid. Ter voorbereiding van de opnamen van de volgende dag waren setknechten camerastatieven aan het neerzetten en verplaatsten ze grote balken rondom de kluis. Niet ver van Ashleigh Davis' trailer was een technicus een zonnereflector aan het opzetten om meer licht toe te voegen aan de ophanden zijnde gebeurtenis. De geluidsman was in een geanimeerd gesprek verwikkeld met Fortnum, de fotografie-director. Wolff, de netwerkliaison, stond als een spook in de schaduw van de Sno-Cat met zijn handen in de zakken naar de nachtelijke hemel te kijken.

Marshall keek omhoog en volgde zijn blik. Het was adembenemend. Hij had gedacht dat al die schitterende verlichting kunstmatig was, maar hij zag dat het 't bizarste en spectaculairste noorderlicht was dat hij ooit had aanschouwd. De hele lucht stond in vuur en vlam door uitwaaierende lichtlagen. Het leek haast een tastbare vorm te hebben, een vloeibare, kwikzilverachtige gloed die bijna langs de hemel kroop. Het hing zo laag boven hem, dat Marshall de krankzinnige neiging voelde weg te duiken. De kleur kon hij moeilijk omschrijven: een ongelooflijk verzadigd, donker karmozijnrood, omgeven door een vagelijk radioactieve gloed.

‘Jezus,’ mompelde hij.

Ekberg keek naar hem. ‘Ik dacht dat je dit nu wel afgezaagd zou vinden.’

‘Dit is geen normaal noorderlicht. Normaal gesproken zie je een rand in allerlei kleuren. Maar vanavond bestaat die enkel uit één kleur. Moet je kijken wat een intens licht dat is.’

‘Ja. Bijna wijnkleurig. Of bloedrood misschien. Griezelig.’ Ze keek hem aan, haar gezicht lichtte spookachtig op in de weerspiegelende gloed. ‘Heb je nooit eerder zulk noorderlicht gezien?’

‘Eén keer eerder, de avond voordat we de kat ontdekten.’ Hij zweeg even. ‘Maar vanavond is het effect wel twee keer zo groot. En het hangt zo laag in de lucht dat je het bijna kunt aanraken.’

‘Verbeeld ik het me of maakt het geluid?’ Ekberg hield haar hoofd luisterend naar één kant schuin. Marshall deed hetzelfde. Hij wist dat dat absoluut niet kon. En toch, boven het gekletter van de apparatuur en de dreunende generatoren uit hoorde hij iets. Het ene moment leek het op een verre donderslag, het volgende moment was het net kreunen, als een vrouw die pijn heeft… en steeds op de bewegingen van het licht. Hij moest denken aan de woorden van de oude sjamaan: De ouden zijn furieus, erger dan mijn volk zich ooit heeft kunnen heugen. Hun toorn beschildert de hemel met bloed. De hemelen schreeuwen het uit van pijn, als een vrouw in barensnood…

Marshall schudde zijn hoofd. Hij had verhalen gehoord dat het noorderlicht kermde en huilde, maar die had hij altijd als fabeltjes afgedaan. Maar omdat het licht vanavond zo veel dichter boven de aarde hing dan anders, was er misschien ook sprake van een geluidsfenomeen. Hij wilde net weer naar binnen gaan om zijn collega's te waarschuwen, toen hij Far aday in het oog kreeg. De bioloog stond tussen twee portakabins in, een magnetometer in de ene en zijn digitale camera in de andere hand, beide naar de lucht gericht. Hij had het duidelijk ook gezien.

Marshall ontwaarde beweging naast zich en draaide zich om. Hij zag dat de ijstrucker met zijn passagier kwam aanlopen. Ondanks de kou droeg de trucker nog steeds het bonte bloemetjesshirt. ‘Wat een schouwspel, hè?’ zei hij.

Marshall schudde slechts zijn hoofd.

‘Ik heb mijn portie noorderlicht wel gehad,’ vervolgde de man, ‘maar dit slaat alles.’

‘De Inuit geloven dat het de geesten van de doden zijn,’ antwoordde Marshall.

‘Inderdaad,’ zei de passagier met het ringbaardje. ‘En niet noodzakelijkerwijs vriendelijke geesten, sterker nog: de lucht is hun speelterrein waar ze met mensenschedels een partijtje voetbal spelen. De legende vertelt dat wanneer je tijdens het noorderlicht fluit, de geesten naar beneden komen en jouw hoofd ook kunnen meenemen.’

Ekberg rilde. ‘Fluit dan alsjeblieft niet. Ik ben nogal verknocht aan mijn hoofd.’

Marshall keek nieuwsgierig naar de nieuwkomer. ‘Dat wist ik niet.’

‘Ik ook niet, tot ik in Yellowknife mijn reis kort moest onderbreken.’ Hij knikte naar de trucker. ‘En deze meneer hier me een lift aanbood.’

Marshall moest lachen. ‘Je stapte bepaald niet gelukkig uit de truck.’

De bebaarde man glimlachte zuinigjes. Na de duidelijk schokkende reis had hij zich weer hersteld. ‘Op dat moment leek het een goed idee.’ Hij stak zijn hand uit. ‘De naam is Logan.’

De trucker volgde zijn voorbeeld. ‘En ik ben Carradine.’

Marshall stelde zichzelf en Kari Ekberg voor. ‘Iets zegt me dat je niet uit deze buurt komt,’ zei hij tegen de trucker.

‘Iets zegt je dat je gelijk hebt. Vero Beach, Florida. De beloning is riant, maar verder kan ik het grootste deel van Alaska missen als kiespijn.’

‘En wat je zou dan kunnen missen?’ vroeg Ekberg.

‘Sneeuw. IJs. En mannen. Vooral mannen in roodflanellen shirts.’

‘Mannen,’ herhaalde Ekberg.

‘Ja. Er is een overschot. Hier is de verhouding tien mannen op één vrouw. Ze zeggen dat als vrouwen belangstelling hebben, ze een goede kans maken, maar dat de goederen kansloos zijn.’

Ze moesten allemaal lachen.

‘Ik moet terug naar de basis,’ zei Logan. ‘Mijn aanbevelingsbrieven schijnen niet op tijd te zijn aangekomen, en de brave sergeant Gonzalez wil weten waarom ik hier ben. Leuk kennisgemaakt te hebben.’ Hij knikte hun beiden toe en liep toen naar de hoofdingang.

Ze keken hem na. ‘Ik ken hem niet,’ zei Ekberg tegen de trucker. ‘Hoort hij bij Ashleigh Davis' hofhouding?’

‘Hij is hier in zijn eentje,’ antwoordde Carradine.

‘Wat doet hij hier dan?’

Carradine haalde zijn schouders op. ‘Hij zei tegen me dat hij professor is… noemde zichzelf een enigmaloog.’

‘Een wat?’ vroeg Marshall.

‘Een enigmaloog.’

‘Hoort hij dan bij jou?’ vroeg Ekberg hem.

‘Nee,’ antwoordde Marshall. ‘Hij is een mysterie voor mij.’

Hij keek weer om zich heen. Er hing een tastbare opwinding in de lucht die zelfs niet kon worden verklaard door het bizarre lichttafereel. Ondanks de koortsachtige drukte van een mierenhoop leek alles op schema te lopen. De zorgvuldig berekende ontdooiing van het ijsblok was al in gang gezet: hij zag zo nu en dan een druppel smeltwater door de kluisvloer druppelen. De volgende ochtend om vier uur 's middags – dan was het aan de oostkust primetime – zouden de camera's gaan draaien en zou de live-uitzending van de documentaire een aanvang nemen. Het hoogtepunt was de opening van de kluis. En daarna – realiseerde Marshall zich plotseling – zou de ploeg de boel inpakken en de rust weer over Mount Fear neerdalen, en zouden ze de laatste twee weken van hun verblijf als vanouds hun gang kunnen gaan.

Marshall kon niet wachten tot die rust zou weerkeren. Maar hij kon ook niet ontkennen dat dit een speciale avond was, het was uniek en opwindend, en absurd genoeg was hij blij dat hij er deel van uitmaakte.

Op dat moment stapte Ashleigh Davis uit haar trailer, vergezeld van Conti, de persoonlijk assistente en een pr-functionaris. Ze liepen naar een kleine open plek naast de vroegere controlepost, waar Fortnum, Toussaint, de technicus en de setknecht stonden te wachten. ‘Weet je zeker dat je het warm genoeg hebt?’ hoorde Marshall Conti kruiperig vragen toen ze langsliepen.

‘Het gaat prima met me, liefje,’ zei Davis op de theatraal berustende toon van een martelaar. Ze had haar dure bontjas verruild voor een stijlvol jack van marmottenbont.

‘De opnamen duren niet langer dan tien minuten, op zijn hoogst,’ zei Conti. ‘We hebben de lopende en achtergrondbeelden al gemaakt.’ Ze keurden Marshall geen blik waardig toen ze langs hem zeilden.

‘Nou, ik kan me maar beter nuttig gaan maken,’ zei Ekberg. ‘Ik zie jullie later wel.’ En ze voegde zich bij de functionaris achter aan de kleine stoet.

Carradine schudde grijnzend zijn hoofd. Hij kauwde op een groot stuk kauwgum, waardoor zijn wang als die van een hamster opbolde. ‘Wat zeg je ervan? Zullen we blijven en het circus eens gaan bekijken?’

‘Als je tegen de kou kunt,’ antwoordde Marshall naar het dunne shirt van de trucker knikkend.

‘Welnee, het is niet koud. Kom op, laten we op de voorste rij gaan zitten.’ De man pakte twee houten kratten, zette ze in de sneeuw, ging op een ervan zitten en gebaarde zwierig naar Marshall dat hij de andere moest nemen.

Bij de controlepost ontstond wat opwinding, de lichten knipten aan, Kari liet de teleprompter proefdraaien, de geluidstest was klaar, Ashleigh Davis' neus kreeg nog een laatste dot poeder voor ze het make-upmeisje snauwend wegstuurde. Toen klonk de klik van het klapbord, Conti riep ‘Actie!’ en de camera's draaiden. Onmiddellijk verdween de gemelijke uitdrukking van Davis’ gezicht en kwam er een duizelingwekkende glimlach voor in de plaats, en ze wist tegelijkertijd opgewonden, theatraal en verleidelijk over te komen.

‘Het is bijna zover,’ zei ze ademloos in de camera's, alsof ze de hele week met hen in de loopgraven had gezeten. ‘Binnen vierentwintig uur gaat de kluis open en zal het oeroude mysterie worden onthuld. En alsof de natuur zelf snapt hoe zwaarwichtig dit moment is, worden we getrakteerd op een heel bijzonder noorderlicht dat qua allure en grandeur zijn weerga niet kent…’