32
Het leek wel of Conti al sprak bijna voordat Fortnum op de deur klopte. ‘Kom erin.’
De cameraman stapte naar binnen en sloot de deur zachtjes achter zich. Conti zat aan de overkant van de ruimte, in de provisorische bioscoop, verdiept in een videovertoning op het enorme scherm. Het was een ruwe film vol krassen, maar evengoed zag je meteen wat het was: de Hindenburg, die in vuur en vlam in de buurt van het Lakehurst Naval Air Station neerstortte.
‘Ah, James,’ zei de regisseur. ‘Ga zitten.’
Fortnum liep naar hem toe en ging in een van de comfortabele fauteuils voor het scherm zitten. ‘Hoe is het met Ken?’
Conti zette zijn vingers tegen elkaar. Hij bleef naar het scherm staren. ‘Ik weet zeker dat het wel in orde komt met 'm.’
‘Ik heb iets anders gehoord. Hij is gek geworden.’
‘Tijdelijk. Hij heeft een zware schok gehad. En daar wil ik het met je over hebben.’ Conti rukte zich lang genoeg van het bioscoopjournaal los om Fortnum aan te kijken. ‘Schiet jij een beetje op?’
Fortnum was ervan uitgegaan dat Conti hem bij zich had geroepen om over Toussaints toestand te praten. In plaats daarvan wilde de regisseur kennelijk zaken bespreken. Hij hield zichzelf voor dat hem dat niet hoefde te verbazen: met topregisseurs als Conti gingen zaken altijd voor. ‘Ik heb een stuk of vijf redelijke opnames van de reacties op Peters' dood. Ik ben ze nu aan het overzetten.’
‘Goed zo, goed zo. Dat is een geweldig begin.’
Begin? Fortnum had het idee dat het alleen maar lapmiddelen waren: de nogal smakeloze beelden van een documentaire óver een documentaire… een studie van een project dat tragisch de mist in was gegaan.
Het beeld op het scherm werd langzaam zwart. Conti pakte de afstandsbediening, drukte op een knop en de reportage begon opnieuw: de Hindenburg gleed sereen naar zijn aanlegplaats, een reusachtige zilveren sigaar boven de grazige weiden van New Jersey. Plotseling schoten er aan de onderkant vlammen uit. Donkere rooksluiers kolkten de lucht in. De zeppelin vloog langzamer, hing een ijzingwekkend moment in de lucht, en stortte toen op de grond neer. Het vuur verzwolg de huid zodat de ene zwartgeblakerde rib na de andere tevoorschijn kwam.
Conti gebaarde naar het scherm. ‘Moet je kijken. De uitsnede is verschrikkelijk, de camerabewegingen hakkelig. Er is totaal geen mise-enscène. En toch is het waarschijnlijk het meest onvergankelijke beeld dat ooit op celluloid is vastgelegd. Vind jij dat nou eerlijk?’
‘Ik geloof niet dat ik u helemaal volg,’ antwoordde Fortnum.
Conti wuifde met een hand. ‘Hier zijn we dan, onze techniek wordt met het jaar verfijnder, onze shots worden nog subtieler en mooier, we maken ons eindeloos druk over driepuntsverlichting, wel of geen verhalende beelden en vanuit welk perspectief we moeten filmen. En waarom eigenlijk? Iemand met een boxcamera is toevallig op het juiste moment op de juiste plek aanwezig… en in vijf minuten schiet hij beroemdere plaatjes dan al onze zorgvuldig georkestreerde filmbeelden bij elkaar.’
Fortnum schokschouderde. ‘Zo gaat dat nu eenmaal.’
‘Dat hoeft niet per se.’ Conti rommelde met de afstandsbediening.
‘Ik begrijp nog steeds niet waar u heen wilt.’
‘Misschien dat het lot nu, op dit moment, wél iemand met het talent en de werktuigen op de juiste plek heeft neergezet.’
Fortnum fronste zijn wenkbrauwen. ‘U hebt het over dat ding dat Josh Peters heeft gemold. Dat ding waar Ken zo over tekeergaat.’
Conti knikte langzaam.
‘Gelooft u dat nu ook? Gelooft u niet meer dat het sabotage was?’
‘Laat ik het erop houden dat ik met alles rekening houd. En als zich hier een gelegenheid voordoet, dan ben ik van plan die te grijpen. We zouden gek zijn als we dat niet deden.’
Fortnum zweeg. Hij heeft het toch niet over… Nee, natuurlijk niet. Zelfs Conti was daar niet koelbloedig genoeg voor.
De film was afgelopen en Conti keek er met een klik van de afstandsbediening nog een keer naar. ‘James, ik zal je een vraag stellen. Waarom denk je dat de beelden van de Hindenburg zo beroemd zijn?’
Fortnum dacht na. ‘Het was een gigantisch drama. Dat krijg je niet zo vaak te zien.’
‘Precies. En je formuleert het ook precies goed: iemand kríjgt dat ook niet zo vaak te zien. Heeft iemand ooit de Valentijn-massamoorden op film vastgelegd? Nee. De brand bij de Triangle Shirtwaist-fabriek? Nee. Als iemand ze wel had opgenomen, waren ze dan net zo'n icoon geworden als de Hindenburg-beelden? Waarschijnlijk wel.’ Conti keek hem aan, en Fortnum zag met groeiende verbijstering dat de ogen van de regisseur schitterden van opwinding. ‘En het echte drama is dat de paar opnamen die we van zulke rampen hebben, ook nog eens grof en ongepolijst zijn. Wij hebben nu de kans om daar verandering in te brengen. Begrijp je wat ik bedoel met “kans”?’
Fortnum kon zijn oren nauwelijks geloven. Zijn ergste vrees over Conti's beweegredenen en intenties bleek bewaarheid te worden. ‘Verwacht u van me dat ik dat ding ga vangen – wat het ook mag zijn – op het moment dat het iemand vermóórdt? Dat ik daar opnames van probeer te maken? Bedoelt u dat soms?’
In plaats van rechtstreeks antwoord te geven, keek Conti weer naar het scherm. ‘Weet je wat de populairste filmpjes op YouTube zijn? Dierenmishandeling. En de documentaire met de beste kijkcijfers van het afgelopen jaar? De aanval van een haai. Mensen hebben de primitieve drang om anderen te zien sterven. Ik kan het niet verklaren. Misschien is het een soort leedvermaak. Misschien is het een primitief vlucht-of-vechtinstinct, iets wat in onze amygdala zit geprogrammeerd. Maar we krijgen nu een kans die filmmakers zelden krijgen: we gaan een waarachtige crisis vastleggen. Zijn we daarvoor hier gekomen? Nee. Hadden we dat gepland? Natuurlijk niet. Maar we zijn het aan onszelf – en aan het tv-station – verplicht om er verslag van te doen.’
Fortnum stond op. ‘Dus u wilt niet alleen dat ik mezelf aan extreem gevaar blootstel, maar u wilt ook nog eens dat ik het schepsel film terwijl dat onze eigen crew aan stukken scheurt? Filmen in plaats van alles doen om levens te redden?’
‘Wie weet? Misschien komen er geen aanvallen meer. Misschien is het niet eens een beest. De storm kan voortijdig gaan liggen en dan zijn we hier morgen vertrokken. Maar we moeten voorbereid zijn, Allan… voor het geval dát.’
Fortnum merkte dat zijn shock en ongeloof plaatsmaakten voor woede. ‘Waarom is Ken Toussaints camera in de ziekenboeg gevonden, nog geen tien meter van de plek waar Peters’ lijk lag? Die opdracht hebt u hem op het entreeplein gegeven: om Josh’ verscheurde lijk te filmen.’
‘Doodzonde dat de beelden verloren zijn gegaan.’ Conti wendde zijn ogen weer naar het scherm, waar nogmaals het enorme luchtschip in een trage, merkwaardig formele beweging naar de grond zonk en in vlammen en rook opging. ‘Primitief,’ mompelde hij. ‘Amateuristisch. Maar deze keer niet. Ik ben van plan deze documentaire – deze autobiografie – te maken en het zich ontvouwende drama op film te vereeuwigen. Op haar eigen manier is dit net zo'n gedenkwaardige crisis als de Hindenburg… maar deze keer zal het kunst zijn.’
‘Dat u Peters' dood wilde uitbuiten door de reacties van de anderen op te nemen, was al erg genoeg. Maar dit…’ Fortnum verstijfde. ‘Hier wil ik part noch deel aan hebben. En ik vind het monsterlijk dat u zoiets verachtelijks zelfs durft voor te stellen.’
Het duurde even voor Conti zijn ogen van het scherm losrukte en Fortnum aankeek. ‘Je werkt voor mij,’ zei hij. ‘Als je het niet in je hebt om deze klus te klaren, ben je niet geschikt als documentairecameraman. Ik zal ervoor zorgen dat je nooit meer aan de bak komt.’
‘Op de een of andere manier,’ antwoordde Fortnam, ‘denk ik dat het voor een van ons al zover is gekomen.’ En hij draaide zich om en beende zonder nog een woord te zeggen het vertrek uit.