34
De herfst was voorbij. Zoveel was zeker, dacht Dougie toen hij vanuit het zuiden terugwandelde voor de lunch. Alle vogels die hij zag hoorden bij de winter. Een groep sneeuwgorsen draaide zodat het zonlicht weerkaatste op hun witte vleugels en ze tegen de achtergrond van de grijze lucht licht leken te geven. Een voortploegende stoet kleine rietganzen vloog gakkend over, daalde langzaam en landde in het westen. Het was gedaan met de vogeltrek en de zeldzame soorten. Het was tijd voor hem om terug te keren naar de stad, naar zijn smoezelige appartement en zijn slaapverwekkende baantje. Perez kon hen niet langer op het eiland gevangenhouden. Dougie zou de volgende dag de boot nemen.
Altijd als de herfst op zijn einde liep, werd hij een beetje depressief. Vogelen in de winter was voorspelbaarder en minder spannend dan tijdens het trekseizoen. En het betekende ook dat hij afscheid moest nemen van het eiland en van Angela. Hij zou dit jaar niets hebben om naar uit te kijken, geen e-mails, geen telefoontjes midden in de nacht, in aangeschoten toestand. Je geeft toch om me, Dougie? Zul je er altijd voor me zijn? Het drong nu, terwijl hij met rood hoofd en een loopneus tegen de wind in worstelde, tot hem door dat hijzelf verantwoordelijk was voor het mislukken van alle relaties met de vrouwen op zijn werk. Hij had een hekel aan de uren in de bioscopen en de restaurants. Wat als Angela hem belde terwijl hij niet thuis was? Ze domineerde zijn leven, zoals ze het leven van al haar minnaars had gedomineerd.
Misschien voelde hij zich straks vrij genoeg om andere vriendschappen aan te knopen, misschien vond hij zelfs wel een vriendin. Iemand die hield van het buitenleven, dacht hij. Ze zou geen schoonheid zijn; het zou niet eerlijk zijn daarop te rekenen. Maar een lief iemand. Gul met haar tijd en haar lichaam. Een eenvoudige vrouw zonder geheime agenda.
Toen hij de deur naar het centrum opendeed was het sombere gevoel niet verdwenen, maar hij was er inmiddels aan gewend geraakt. Hij zou het rond deze tijd van het jaar gemist hebben als het er niet zou zijn geweest.
Binnen rook hij etensgeuren. Na zijn inspannende wandeling helemaal vanaf de haven was het in het centrum aangenaam warm. Dougie hing zijn jas op en trok zijn schoenen uit. Hij vroeg zich af of hij het volgend jaar terug zou komen. Wellicht zou hij een vrouw hebben ontmoet die hij mee kon nemen; hij zag een grote en zachte vrouw voor zich, in een zelfgebreide trui met bijpassende muts en een brede glimlach. Hij zou haar de gewone vogels laten zien, een lijst voor haar maken. Of misschien wilde ze naar een vriendelijker omgeving met vakantie. Hij was al jaren niet meer op Scilly geweest en van zijn lijst moest hij nog altijd een paar Amerikaanse trekvogels vinden die daar bij harde westenwind te zien waren. Ze zouden een klein huisje kunnen huren. Ze zou voor hem kunnen koken.
John Fowler zat in de zitkamer met een laptop op zijn knieën driftig te tikken. Fowler had amok gemaakt toen de politie van Inverness er aandachtig naar wilde kijken. ‘Dit ding betekent alles voor mij.’ Hoe theatraal, alsof geen van de anderen hoefde te werken voor de kost.
‘En dit is een moordonderzoek,’ had de teamleider gezegd. ‘Als je wilt, doen we alles volgens het boekje en dan gaat de laptop met ons mee.’ Fowler had niet geweten hoe snel hij hem de machine moest toeschuiven. Dougie begreep niet waarom iemand betaalde voor een vakantie als je toch alleen maar aan het werk was.
Fowler keek op toen Dougie de kamer binnenkwam, logde uit en sloot de computer af.
‘Let vooral niet op mij,’ zei Dougie. Fowler zag er zoals gewoonlijk frisgewassen uit, alsof hij, net onder de douche vandaan, vers gewassen en gestreken kleding had aangetrokken. Hugh zag er de laatste tijd ook al zo keurig uit. Op wie wilden ze indruk maken? Dougie deed niet echt aan strijken, bovendien was hij hier nu zo lang dat al zijn kleren sowieso vies waren. Het eerste wat hij bij terugkeer moest doen, was naar de wasserette gaan. Hij vond de wasserette niet erg. Hij vermaakte zich prima met een paar oude uitgaven van British Birds of Birding World.
‘Geen probleem.’ Fowler klapte de computer dicht en deed hem in de beschermhoes. ‘Ik kan het waarschijnlijk toch niet verkopen.’
‘Waar ben je mee bezig, dan? Een boek?’
‘Nee, alleen maar een artikel. Een reisverhaal over het onderzoekscentrum. Het lijkt me nogal misplaatst nu Angela dood is.’
‘Dat zie ik niet helemaal.’ Dougie dacht dat het centrum iedere bezoeker kon gebruiken na een onopgeloste dubbele moord. Volgens hem zag het er niet naar uit dat de politie dichter bij de waarheid was gekomen over de dood van de twee vrouwen. Of waren de mensen juist zulke hufters die met eigen ogen wilden zien waar Angela het leven had gelaten? Hij had zijn bijdrage in elk geval geleverd. Er zouden vogelaars naar het eiland willen komen omdat hij er de trompetzwaan had gezien.
De lunch bestond uit pizza. Dougie hield van pizza en ging dicht bij het doorgeefluik zitten zodat hij als eerste een tweede portie kon bemachtigen. Perez’ verloofde was er. Ze had de tafel gedekt en stond nu naast Sarah Fowler de borden uit te reiken. Omdat hij zijn aandacht richtte op het eten, duurde het even voordat hij in de gaten had dat er ruzie was. Ben, de assistent-vogelwachter, en Hugh, bekvechtend als kleuters. Iets over modder op de vloer van de vogelkamer. Hoewel het volgens Dougie eigenlijk over iets totaal anders ging. De spanning van de situatie was hun eindelijk te veel geworden.
‘Is het niet in je opgekomen om je eigen troep op te ruimen?’ Ben, rood aangelopen en des duivels, leunend op de tafel.
‘Hé! Jij wordt betaald om hier te zijn. Mij kost het een lieve duit,’ zei Hugh met zijn gebruikelijke verdomde glimlach, waardoor zijn woorden wel een grapje leken. De glimlach waardoor Dougie zin kreeg hem op zijn bek te slaan, de glimlach die was bedoeld om geweld uit te lokken. ‘Sterker nog, ik betaal in feite jouw salaris.’ Hij keek de tafel rond in de hoop medestanders te treffen.
‘Wat moest je eigenlijk in de vogelkamer?’ vroeg Ben. ‘Je bent geen ringer. Eigenlijk voer je helemaal niets nuttigs uit.’
‘Ik was bezig op de computer. Ik wilde iets opzoeken.’ Heel even was de glimlach verdwenen. ‘Ik dacht, als de politie Angela’s moordenaar niet kan vinden, ga ik maar iets doen. We kunnen hier niet eeuwig blijven. Ik moet verder.’ De laatste woorden klonken als een regel uit een slechte countrysong en Dougie moest onbewust grinniken.
Toen stond Sandy Wilson op, de tweede agent, degene die in het centrum was achtergebleven. Hij bewoog vrij traag, maar wist hoe dan ook de ogen op zich gericht.
‘Ga allemaal even zitten, jongens.’ Zijn stem klonk vriendelijk. Alsof hij, door schade en schande wijs geworden, wist dat het verliezen van je kalmte niet hielp en daarom wilde dat ze goed naar hem zouden luisteren. ‘Het is zwaar voor iedereen, om hier vast te zitten. Maar het zal niet lang meer duren. Het is gauw voorbij.’
Dougie vroeg zich af of hij gegronde redenen had om dat te zeggen of dat hij vooral de jonge mannen tot rust wilde manen. Hij vond dat Sandy hoog spel speelde indien hij geen bewijs tegen de moordenaar had, omdat hij verwachtingen schiep en de frustraties alleen maar zouden toenemen als er niemand zou worden aangehouden. Zoals het er nu voor stond waren ze allemaal verdachten, schatte hij in. Het zou niet makkelijk worden, bedacht Dougie hierna, om een lieve, respectabele vriendin te vinden als zij ervan overtuigd was dat hij wellicht twee vrouwen had neergestoken.
Na de lunch ging ieder zijns weegs. Dougie had veel te veel gegeten en na zijn uitstapje die ochtend wilde hij niets liever dan uitrusten. Hij zat graag in de zitkamer met een vogelgids en een kop thee; hij wist dat hij snel zou wegdommelen. Maar John Fowler zat daar met zijn laptop en het geluid ervan, het staccato, onregelmatige gerammel op de toetsen, werkte hem op de zenuwen. En als dit zijn laatste dag hier zou zijn kon hij er maar beter het beste van maken en naar buiten gaan.
In de vogelkamer trof hij Ben. Dougie kon zien dat hij nog steeds boos was. Nog een beetje pruilerig.
‘Wil je wat gezelschap op je ronde?’
‘Graag.’ Niet al te uitnodigend, maar dat kwam door zijn bui, niet door Dougies vraag. Ben gaf Dougie een stapel vogelzakken en samen liepen ze naar de Land Rover. Toen ze net van de vuurtoren waren weggereden moesten ze langs de kant van de weg halt houden om Perez door te kunnen laten. Hij zat in Big James’ auto, naast hem zat een onbekende vrouw.
‘Waar ging dat allemaal over, tijdens de lunch?’ vroeg Dougie.
‘Nergens over. Ik word echt ziek van die Hugh. Dat is alles.’
Prima, dacht Dougie. Bekijk het dan maar als je het er niet over wilt hebben. Hij was altijd van mening geweest dat de roddelbladen het bij het rechte eind hadden als ze schreven dat gevangenen het maar makkelijk hadden. Een warme cel met een tv en iemand die je eten bracht. Wat voor straf was dat? Nu bedacht hij zich dat het de kunst was om niet door te draaien, te midden van al die vreemden. Zonder privacy. Vind je het gek dat Angela tot waanzin werd gedreven door het leven in het centrum? Dougie zat hier maar een paar weken en hij werd nu al langzaam gek.
Ze zetten de auto neer bij de dubbele dijk en legden de rest van de vallenroute te voet af.
In de geul van de val liep Dougie stampend door de beplanting, en klopte op de bomen om de vogels naar de val te jagen. De kans om iets bijzonders aan te treffen bestond altijd, maar vandaag vonden ze slechts twee graspiepers, die bovendien twee dagen daarvoor al geringd waren. Ben hield ze vast zodat Dougie ze kon inspecteren en liet ze daarna vrij.
‘Zou het een of ander groots plan in de war hebben geschopt als een van die twee een groene boompieper was geweest?’ zei Dougie. ‘Ik weet dat we allemaal weleens een groene boompieper hebben gezien, maar dat zou toch bijzonder zijn, niet? Iets om de stemming er weer een beetje in te brengen.’
Ze klauterden terug de weg op en vervolgden hun route naar de val bij de plantage. Toen Dougie voor het eerst naar het eiland was afgereisd, was de plantage nog een lachertje geweest, de naam nauwelijks waardig. Een paar kromme dennenbomen, geplant in een geul, met daarboven de val. Nu waren de bomen volwassen, sommige schoten door het net. Erbinnen geurde en voelde het als een echt bos. De bodem was bedekt met dennennaalden. De takken ruisten tegen Dougies broekspijpen toen hij er langsliep en hij voelde zoals gewoonlijk de spanning, de hoop. Hier had hij de bruine vliegenvanger gezien. Ergens voor hem hopte een kleine vogel. Hij hoorde hem ritselen en meende enige beweging te zien. Toen struikelde hij over een wortel die uit de schrale laag aarde naar boven stak en hij viel, waarbij hij niet kon voorkomen dat hij met zijn wang hard tegen de grond smakte. Dat zou een flinke bloeduitstorting worden. Hij vloekte binnensmonds. Ben riep vanaf de andere kant of alles goed met hem was.
Dougie duwde zichzelf weer overeind. Hij voelde een scherpe steek in zijn hand en toen hij die bekeek zag hij bloed dat tussen zijn vingers liep. Even voelde hij zijn knieën slap worden. Daarna keek hij naar beneden om de oorzaak van de pijn op te sporen. Een mes, half verscholen onder de dennennaalden. Het forensisch team was twee dagen op het eiland geweest, op zoek naar het mes waar Jane Latimer mee was omgebracht. Maar ze hadden op de heuvel gezocht, op de directe route van de Pund naar het onderzoekscentrum en langs de weg. Ze zouden zelfs in twee jaar niet het hele eiland kunnen hebben doorzocht. Ze hadden de mazzel van Dougie nodig gehad.