6

Die avond viel Perez direct in slaap, niet gestoord door herinneringen aan zijn eerste geliefde of beslommeringen over zijn huidige. Het zag ernaar uit dat de eerste beproeving erop zat. Fran had het feest overleefd, er zelfs van genoten. In de auto tijdens de terugreis naar Springfield had ze gezegd hoe geweldig ze de avond had gevonden. ‘Ontzettend bedankt, Mary, dat je dit voor me hebt willen organiseren.’ En Mary, die amper twintig kilometer per uur reed en voorovergebogen zat om de weg beter te kunnen zien, terwijl de wind op de auto beukte, had zich kort naar hen omgedraaid en geglunderd.

Hij werd voor zonsopgang wakker. De storm, inmiddels een vanzelfsprekendheid, raasde nog altijd op de achtergrond. Er werd op de deur geklopt, zijn vader sprak zo zacht als hij kon. ‘Jimmy, je moet opstaan.’

Hij bedacht dat er iets ernstigs aan de hand moest zijn. Hij kon zich herinneren als jonge man ooit van zijn bed te zijn gelicht toen oude Annie ziek was geworden en midden in de nacht naar het ziekenhuis moest worden gevlogen. Ze hadden vuren aangestoken naast de landingsbaan om het vliegtuig binnen te loodsen, alle mannen van het eiland, terwijl de vrouwen achterbleven om op het kroost te letten. Fran bewoog maar werd niet wakker. In de keuken was zijn vader thee aan het zetten. Hij droeg een vest over zijn pyjama. Dat vond Perez vreemd. Waarom was de man niet aangekleed? Als het eiland al een leider had, dan was het wel zijn vader, in geval van nood moest hij erop uit om poolshoogte te nemen. Toen bedacht hij dat zijn moeder misschien ziek was en dat hij wachtte op de verpleegkundige die op het eiland woonde. Uitgesloten dat de dokter zelf kwam op zo’n ochtend.

‘Ze hebben je nodig in het onderzoekscentrum,’ zei James, zijn gepeins doorbrekend. ‘Je kunt de auto nemen, ik ga vandaag niet ver weg.’

‘Wat is er aan de hand?’ Jimmy dronk zijn thee en liet zich de zelfgebakken gemberkoeken goed smaken. Hij sliep nog half. ‘Waarom hebben ze me nodig?’

‘Jij bent politieagent, of niet soms?’ James keek op. ‘Er is een moord gepleegd.’

 

Perez moest op de deur van de vuurtoren beuken om te worden binnengelaten, omdat die op slot zat. Het was nog donker, hoog boven hem cirkelde de lichtstraal. Hij vond het vreemd dat de deur was afgesloten, maar misschien had iemand in navolging van de misdaadprogramma’s op tv bedacht dat de mensen zo veel mogelijk bij de plaats delict moesten worden weggehouden. Jane deed snel open. Ze was volledig gekleed in een spijkerbroek met trui, hoewel het nog halfacht moest worden. Binnen brandden alle lampen. De vuurtoren lag te afgelegen ten opzichte van de andere huizen om aangesloten te zijn op het hoogspanningsnet, hij kon in de verte het gebrom van de generator horen. Jane zag erg bleek maar leek verder rustig.

‘Hierheen.’ Ze deed een deur open die rechtstreeks uit de hal leidde. ‘In de vogelkamer.’

Hij bleef in de deuropening staan en keek naar binnen. Hij zag een kleine, vierkante ruimte met een raam dat uitkeek op het oosten. Hij ging ervan uit dat alle instrumenten werden gebruikt voor ornithologie. Er waren plastic buisjes die aan een van de planken hingen, bedekt met kleine metalen ringen van verschillende afmetingen, een tang, een kleine weegschaal, een stapel katoenen zakjes met koordsluiting. Hij rook de vertrouwde houtgeur van de vloer van het onderzoekscentrum, nu aangevuld door iets vaags en organisch, waarschijnlijk afkomstig van de vogels: de olie op hun veren, de poep die in de zakken achterbleef terwijl ze wachtten om geringd te worden. Onder het raam stonden een houten bureau en een draaistoel. Op de stoel zat een vrouw. Angela lag over het bureau alsof ze tijdens haar werkzaamheden in slaap was gevallen. Maar uit haar rug stak een mes. De ivoren handgreep torende uit boven de donkerrode zijden blouse die ze de vorige avond had gedragen. Er was niet veel bloed te zien, geen sporen van een gevecht. Het mes was links van de wervelkolom, net onder het schouderblad het lichaam in gedreven. Recht in het hart. De moordenaar had óf precies geweten hoe te handelen, óf veel geluk gehad. Vanuit zijn perspectief, tenminste. Een ring van witte veren was als een soort lauwerkrans door haar zwarte haar gevlochten. Het was een frivool detail, het deed Perez denken aan de fragiele hoedjes die de modebewuste dames droegen op Ascot. Hij wist zeker dat ze de laatste keer dat hij haar had gezien, die veren niet had gedragen, en nu pas zag hij dat ze allemaal op de grond zouden vallen als ze zou zijn opgestaan. Ze waren daar na haar dood neergelegd.

‘Wie heeft haar gevonden?’ Perez had moeite de waarheid onder ogen te zien. Het kwam te dichtbij, de scène leek op het plaatje voor op zo’n ouderwetse detective die zijn moeder zo graag las. Zelfs de veren leken afkomstig uit een ander tijdperk.

‘Ben Catchpole, de assistent-vogelwachter. Het was zijn beurt om de vallen te controleren. Hij is hier op weg naar buiten langsgegaan om vogelzakken op te halen.’

‘Waar is Maurice?’

‘In de keuken. Ik heb hem wakker gemaakt en het hem verteld. Ben is daar ook.’

Perez keek nog eens aandachtig naar de overledene. ‘Had Maurice niet door dat er iets aan de hand moest zijn toen ze niet naar bed kwam?’

‘Hij is niet in staat om op details in te gaan.’ De woorden klonken scherp, afkeurend. ‘Ik heb het hem niet gevraagd.’

‘Doen jullie de voordeur van het centrum altijd op slot?’ Perez klonk alsof hij maar matig geïnteresseerd was in de gebruiken en gewoonten van het centrum, alsof het onbestaanbaar was dat die verband konden houden met het misdrijf.

‘Nee,’ zei Jane. ‘Natuurlijk niet. Maar het waaide de afgelopen nacht zo hard dat hij bleef openwaaien. Ik heb hem voordat ik naar bed ging op slot gedraaid om het klapperen tegen te gaan.’

‘Was Angela op dat moment in de vogelkamer?’

Jane zweeg. Perez meende dat ze heel goed doorhad wat hij met die vraag impliceerde, en dat ze overwoog tegen hem te liegen. ‘Nee, de deur naar de vogelkamer stond open, ik kon naar binnen kijken. Ik heb niemand gezien.’

Dit was dus niet het werk geweest van een van de eilanders. Wie Angela ook had omgebracht, de moordenaar was in de vuurtoren geweest op het moment dat Jane de deur op slot had gedaan.

Perez bleef even staan. Diverse gedachten schoten door zijn hoofd, met name de gedachte aan koffie. Hij was de avond ervoor weliswaar niet dronken geworden, maar hij had hoofdpijn, en was nog niet helemaal wakker en scherp. Hij had te diep geslapen. En dit was een regelrechte nachtmerrie. Hoe lang zou het duren voordat een forensisch onderzoeker naar het eiland kon komen? Volgens Dave Wheeler, de meteoroloog van het eiland, minstens twee dagen. Moest het lichaam hier tot die tijd blijven liggen? Hij moest het team in Inverness bellen om advies in te winnen. Maar eerst koffie en een babbeltje met Maurice. Het lag waarschijnlijk allemaal erg eenvoudig. Een huiselijke ruzie. Hij wist hoe die konden ontstaan, hoe beklemmend de sfeer kon worden tijdens een storm, al bood dat nog geen verklaring voor de veren die waren vervlochten in het lange zwarte haar.

‘Kan de deur van de vogelkamer op slot?’

Jane keek aarzelend, verdween en kwam even later terug met een paar zware, ouderwetse sleutels. ‘Deze hangen al in de voorraadkast zolang als ik hier rondloop.’

De derde sleutel die hij probeerde was de juiste. Hij sloot de deur af en volgde haar via de zitkamer, waar ze allen gisteren nog hadden gedronken en gelachen, naar de keuken.

Dat was Jane’s domein, zag hij direct. De mannen die aan tafel zaten keken op toen ze binnenkwam en leken gerustgesteld door haar aanwezigheid. Uit de koelkast pakte ze de gemalen koffie en vulde de ketel. Maurice droeg een pyjama en een kamerjas. Hij was ongeschoren, zijn ogen waren rood.

‘Ik kan het niet geloven,’ zei hij. ‘Ik wil haar nog eens zien. Het moet een vergissing zijn.’

‘Ik ben bang dat er geen misverstand mogelijk is.’ Perez zat naast hem. Dit zag er niet uit als een zaak waarbij de man op het punt stond de moord op zijn vrouw te bekennen. En als de dader al binnen de familie gezocht moest worden, was de dochter dan niet een veel logischer verdachte? Maurice stond half op, even leek het erop dat hij zou eisen naar Angela gebracht te worden, maar toen plofte hij weer neer, niet tot enige inspanning in staat.

Ben Catchpole was mager en had rossig, ongekamd haar. Perez had hem de vorige avond op het feest voor het eerst ontmoet. Hij kwam uit het westen en sprak met een licht accent. Perez probeerde in zijn gedachten de conversatie van de vorige avond te reconstrueren. Waar hadden ze het over gehad? Het verval van de zeevogelpopulatie. Dat was ook het onderwerp geweest van Ben z’n proefschrift, hoewel Perez vond dat hij nauwelijks oud genoeg leek om eerstejaars te zijn, laat staan dat hij eruitzag als iemand in het bezit van een bul. Hij was bevlogen geweest, had van leer getrokken tegen politici en milieuactivisten vanwege hun laffe aanpak van problemen. Fran had zich in het gesprek gemengd en Perez had direct in de gaten gehad dat zij de jongeman wel amusant vond. Later op de avond hoorde Perez Ben vertellen dat hij tijdens zijn studententijd actief was voor Greenpeace; hij herinnerde zich een beschrijving van een sessie op zee waarbij ze tonijnvissers in de gaten hielden.

Nu zweeg iedereen. Jane goot water in de cafetière. Het schoot Perez door het hoofd dat zijn hersenen zo gewend waren geraakt aan het geluid van de wind buiten dat hij het niet langer opmerkte. Het werd licht.

‘De bezoekers zullen zo naar beneden komen voor het ontbijt,’ zei Jane. ‘Ik heb gezegd dat het vandaag iets later geserveerd zal worden. Negen uur, vanwege het feest en het weer. Wat moet ik doen?’

‘Geef ze hun ontbijt,’ zei Perez. ‘Ik wil met iedereen praten, vanzelfsprekend.’ Hij vroeg zich af of Fran al wakker zou zijn, of ze in Springfield al aan de chique biologische muesli zat die zijn moeder speciaal in huis had gehaald. Wat zou zij vinden van zijn verdwijning, van het feit dat zijn werk hem naar het eiland was gevolgd? ‘Maar ga alsjeblieft even zitten. Ik zou graag eerst met jou praten.’

Jane schonk koffie in, zette een pak melk op tafel en voegde zich bij hen.

‘Als iemand iets weet over de dood van Angela,’ zei Perez zacht, ‘dan is dit het moment om mij dat te vertellen.’ Ze keken hem aan en hij dacht dat dit nog weleens lastiger kon worden dan hij dacht. ‘Waar is Poppy?’

Eindelijk kwam er een reactie. Maurice keek naar het met zout afgezette raam. ‘Je denkt toch niet dat zij hier iets mee te maken heeft?’

‘Gisteravond hadden ze onenigheid. Zo’n vreemde gedachte vind ik het niet.’

‘Ze is nog maar een kind,’ zei Maurice. ‘Ze heeft moeite haar woede onder controle te houden. Dat maakt haar nog geen moordenaar.’ Maar Perez meende enige onzekerheid in de stem te bespeuren. Misschien was Maurice tot dezelfde conclusie gekomen als hij. Hoe zou je je voelen als je denkt dat je dochter een moordenaar is?

‘Vertel eens wat hier gebeurd is na mijn vertrek.’

‘Je hebt de ruzie in de zitkamer nog meegekregen, toen Angela weigerde Poppy een drankje te geven?’

Perez knikte.

‘Een aantal gasten was nog wakker. Ik heb Ben gevraagd op de bar te letten terwijl ik Poppy naar het appartement bracht. Je weet dat we aan de westkant van het centrum ons eigen woongedeelte hebben.’

‘Waar was Angela?’

‘Zij was al in het appartement. Ze was haar haar aan het drogen. Poppy had bier over haar heen gegooid.’ Hij keek Perez aan. ‘Ze was dronken. Het was kinderachtig, triest. Maar niet gemeen. Niet gewelddadig.’

‘En hoe was Poppy eronder?’

Maurice grijnsde even. ‘Nog steeds boos, niet bereid tot het maken van excuses. Ze was hier tegen haar zin. Ze heeft problemen op school gehad. Niets ernstigs, maar ze heeft er even uit gelegen. Het leek haar moeder een goed idee als ze een tijdje van school zou gaan. Ik dacht dat ze het hier naar haar zin zou hebben. Vroeger, toen ze jonger was, vond ze het hier geweldig, maar een dertienjarig jongensmeisje kijkt kennelijk anders tegen het leven aan dan een zestienjarige jonge vrouw.’ Hij zweeg. ‘Thuis heeft ze een vriendje. Ze heeft de melodramatische overtuiging dat wij hen uit elkaar proberen te houden. Als ze al boos was, dan richtte ze haar woede op mij, niet op Angela.’

‘Konden Poppy en Angela goed met elkaar opschieten?’ Perez dronk zijn koffiemok leeg en hoopte dat er nog meer in de pot zou zitten.

‘Angela koesterde totaal geen moedergevoelens. Poppy irriteerde haar. Maar ze wist dat deze irritatie van tijdelijke aard was.’

Perez was verbijsterd over deze openhartige reactie. Doorgaans spraken mensen vriendelijker over een overledene, zeker wanneer het overleden echtgenoten betrof. Maurice leek de verbazing te registreren. ‘Ik ben een doorgewinterde historicus, Jimmy. Het is voor mij een gewoonte geworden om de waarheid te vertellen.’

Perez knikte. ‘Wat gebeurde er toen je Poppy had teruggebracht naar het appartement?’

‘Ik heb haar op bed gelegd en ben een glas water voor haar gaan halen. Toen ik terugkwam was ze volkomen uitgeteld. Ik heb haar schoenen en een paar kledingstukken uitgedaan en heb haar daarna onder de deken gelegd. Ze bewoog nauwelijks, ze was half bewusteloos. Het is ondenkbaar dat zij uit bed heeft kunnen komen om mijn vrouw neer te steken. Of veren in haar haar te vlechten. Waar zou ze die vandaan hebben moeten halen?’

‘Waarom ben je Angela niet gaan zoeken toen ze niet naar bed kwam?’

‘Ze zei dat ze nog wat wilde werken. Ze was jong, Jimmy. Ze leek onvermoeibaar. Ze was bezig met een artikel waarvoor de deadline naderde. Ik ben naar bed gegaan en direct in slaap gevallen. Ik heb niet eens gemerkt dat ze niet naar bed is gekomen.’ Hij staarde uitdrukkingsloos voor zich uit. ‘Ik hield van haar, vanaf het moment dat ik haar voor het eerst zag, toen ze nog een slimme studente was. Ik wist dat het gekkenwerk was, maar ik kon het niet tegenhouden. Mijn vrouw en ik hadden een gelukkig en stabiel leven, en dat heb ik allemaal om zeep geholpen met een reeks doelbewuste, zelfdestructieve acties waarmee ik mij van mijn kinderen en mijn vrienden vervreemd heb. En ik zou het niet anders doen. Zelfs nu ze dood is zou ik, als ik alles kon overdoen, niets veranderen.’ Hij stond op. ‘Ik moet Poppy wekken en haar het nieuws vertellen. Dat kan toch wel, Jimmy? Dat laat je me toch wel doen?’

Perez knikte opnieuw en keek hoe hij de ruimte verliet.

 

 

Blauw Licht
titlepage.xhtml
blauw_licht-ebook_split_000.xhtml
blauw_licht-ebook_split_001.xhtml
blauw_licht-ebook_split_002.xhtml
blauw_licht-ebook_split_003.xhtml
blauw_licht-ebook_split_004.xhtml
blauw_licht-ebook_split_005.xhtml
blauw_licht-ebook_split_006.xhtml
blauw_licht-ebook_split_007.xhtml
blauw_licht-ebook_split_008.xhtml
blauw_licht-ebook_split_009.xhtml
blauw_licht-ebook_split_010.xhtml
blauw_licht-ebook_split_011.xhtml
blauw_licht-ebook_split_012.xhtml
blauw_licht-ebook_split_013.xhtml
blauw_licht-ebook_split_014.xhtml
blauw_licht-ebook_split_015.xhtml
blauw_licht-ebook_split_016.xhtml
blauw_licht-ebook_split_017.xhtml
blauw_licht-ebook_split_018.xhtml
blauw_licht-ebook_split_019.xhtml
blauw_licht-ebook_split_020.xhtml
blauw_licht-ebook_split_021.xhtml
blauw_licht-ebook_split_022.xhtml
blauw_licht-ebook_split_023.xhtml
blauw_licht-ebook_split_024.xhtml
blauw_licht-ebook_split_025.xhtml
blauw_licht-ebook_split_026.xhtml
blauw_licht-ebook_split_027.xhtml
blauw_licht-ebook_split_028.xhtml
blauw_licht-ebook_split_029.xhtml
blauw_licht-ebook_split_030.xhtml
blauw_licht-ebook_split_031.xhtml
blauw_licht-ebook_split_032.xhtml
blauw_licht-ebook_split_033.xhtml
blauw_licht-ebook_split_034.xhtml
blauw_licht-ebook_split_035.xhtml
blauw_licht-ebook_split_036.xhtml
blauw_licht-ebook_split_037.xhtml
blauw_licht-ebook_split_038.xhtml
blauw_licht-ebook_split_039.xhtml
blauw_licht-ebook_split_040.xhtml
blauw_licht-ebook_split_041.xhtml
blauw_licht-ebook_split_042.xhtml
blauw_licht-ebook_split_043.xhtml