7

Dougie Barr kwam naar Fair Isle voor de vogels, niet voor de cultuur. Het feestje van de vorige avond had hem volkomen koud gelaten. Na een paar drankjes was hij naar bed gegaan. Hij was gek op muziek, kon zich geen lange autoritten voorstellen zonder dat die uit de speakers knalde, maar hij was meer van de techno, iets met een stevige beat. Hij had de charme van de volksmuziek, de jankende violen en de krijsende zangers nooit begrepen. Hij had herrie en ritme nodig om niet in slaap te vallen tijdens een lange rit, of om de spanning op te voeren als hij een vogel naderde. De lijst met vogels die hij had gespot in het Verenigd Koninkrijk was lang en indrukwekkend, verschafte hem status. Als hij ergens kwam waar een bijzondere vogel was gesignaleerd, herkenden mensen hem. Hij kon zich geen fouten veroorloven.

Al vanaf zijn jeugdjaren kwam hij naar het eiland en logeerde op dezelfde plek in de oude noordelijke haven. Hij had hier de eerste bruine vliegenvanger van het Verenigd Koninkrijk gezien, in 1992, toen hij als vijftienjarige aan het einde van de zomer samen met gelijkgestemde, oudere vriendjes had gespijbeld, zijn moeder in verwarring achterlatend. Waar hij woonde hadden kinderen vooral aandacht voor drugs en gestolen auto’s in plaats van de natuur. De herinnering aan die mooie dag in juli, het plotse besef dat hij iets heel bijzonders in het vizier had, gaf nog altijd kleur aan de saaie uren die hij maakte in het callcenter waar hij werkte. Hij was sindsdien bijgelovig, en kwam bijna elk jaar naar de plek terug. Wachtend op weer een bijzondere gebeurtenis. De echte spanning zat ’m wat hem betreft in het doen van je eigen ontdekking; achter andermans vogels aan jagen was lang zo interessant niet.

Zijn vrienden maakten hem belachelijk. Waarom zoveel geld uitgeven? Als je vogels wilde gaan kijken in Shetland was het veel handiger om op de vaste wal te blijven en pas het vliegtuig naar Fair Isle te pakken als er iets bijzonders werd gemeld. Zo kon je altijd meerdere kanten uit. Maar elk seizoen keerde Dougie weer terug naar het onderzoekscentrum, ervan overtuigd dat zijn volharding eens zou worden beloond. Hij hield een weblog bij en droomde over de foto’s die hij daarop zou plaatsen, en de beschrijvingen, heel zakelijk en exact, van het bijzondere exemplaar dat hij op het eiland zou aantreffen. Het zou een unicum zijn voor Groot-Brittannië, misschien zelfs nog nooit vertoond in Europa. Zijn vrienden zouden na het lezen van zijn blog in huilen uitbarsten.

Dougie was nooit getrouwd. Sommigen van zijn maten waren naar Thailand afgereisd om daar een bruid te vinden, een keer kwam Dougie in de verleiding om dat traject ook te kiezen. Hij stelde zich een kleine, mooie vrouw voor, met goede manieren en grenzeloze dankbaarheid vanwege haar verblijf in het Verenigd Koninkrijk. Hij zou haar held zijn; hij had haar tenslotte gered van de armoede, misschien wel van een leven op straat. Ze zou hem gezelschap houden, om zijn grappen lachen, samen met hem vogels kijken. Er zou sprake zijn van seks. Regelmatige seks. Maar de Thaise bruiden van zijn kennissen bleken sterke en daadkrachtige vrouwen te zijn. Ze lachten hun echtgenoten uit en maakten hun leven tot een hel. Dougie had besloten dat het beter was om alleen door het leven te gaan. Als zijn pieper afging omdat er ergens een bijzondere vogel was gezien, desnoods aan de andere kant van het land, hoefde hij met niemand rekening te houden. Hij kon gewoon zijn verrekijker om zijn nek doen, de telescoop in de auto laden en wegrijden.

Af en toe fantaseerde hij over een vrouw die bij hem in het callcenter werkte. Hij was inmiddels supervisor en de meeste teams die hij aanstuurde bestonden uit vrouwen. Hij luisterde naar hun gesprekken, hoorde de zachte, overtuigende stemmen praten tegen de anonieme klanten aan de andere kant van de lijn en droomde dat ze hém probeerden over te halen. Hij had een of twee keer de moed opgevat iemand mee uit te vragen, maar dat eindigde steevast rampzalig, leek het. Als ze al instemde om met hem uit eten te gaan, of naar de film, dan zorgden zijn onhandige avances aan het slot van de avond steevast voor een vernederend einde. Dan stelde hij zich de vrouw voor, roddelend tegen haar collega’s. Tijdens trainingssessies had hij het gevoel dat ze hem achter zijn rug om uitlachten. Hij had besloten dat hij het niet de moeite waard vond om het traject nog eens af te leggen: de spanning voorafgaand aan de uitnodiging, de afwijzing, de paranoia die daarop volgde. Dan liever de softporno-dvd’s die hij meenam van zijn reizen naar het vasteland. En vogelen. In die wereld had hij tenminste iets bereikt.

Vanaf het moment dat hij voet gezet had op het eiland was de wind uit het westen gekomen. De meeste bijzondere soorten kwamen bij oostenwind naar Fair Isle, afgedreven van hun vaste migratieroutes over Scandinavië, Rusland of Siberië. De eerste dagen was hij optimistisch gebleven. Tenslotte waren er ook met westenwind weleens unieke exemplaren gesignaleerd. Hij stond voor dag en dauw op en liep vele kilometers, voorzien van een lunchpakket zodat hij de hele dag op het zuidelijke deel van het eiland, waar de meeste trekvogels te zien waren, kon doorbrengen. Hij had met Angela en Ben een rondje langs de vallen gemaakt, voor het geval een bijzonder exemplaar ineens in een van de vallen verzeild was geraakt. Soms gebeurde dat soort wonderbaarlijke dingen. Maar inmiddels had de westerstorm zijn humeur verpest. Hij luisterde elke avond naar het weerbericht voor de scheepvaart en werd daar alleen maar somberder van. Hij zou, ondanks al zijn toewijding, aan het einde van deze twee weken, als hij weer aan het werk moest, geen enkel tastbaar resultaat hebben geboekt. Als hij überhaupt van het eiland af kon. Zo laat in het seizoen waren de meesten van zijn vrienden naar het eiland Scilly vertrokken. Daar waren vanuit de Verenigde Staten een paar zeldzame vogels neergestreken, ze stuurden hem jubelende sms’jes.

Dougie kon zijn gedachten makkelijker bij vogels houden dan bij de andere zaken in zijn leven. Hij had slecht geslapen. Tijdens dit soort dagen sliep hij altijd slecht. Toen hij zich op zijn zij draaide, hoorde hij de ademhaling van Hugh. Na het vertrek van het vliegtuig, twee dagen geleden, was Hugh Shaw de enig andere ongetrouwde vogelaar op het eiland en ze deelden een slaapzaal. Dougie was wakker, luisterde naar de ademhaling van de jonge man en liet zijn gedachten de vrije loop.

Hugh was ambitieus, alert, en zeker gezien zijn leeftijd een fantastische vogelaar. Ornithologie was het enige wat hen bond. Dougie had na zijn eindexamen in een fabriek gewerkt voordat hij in de saleswereld aan de slag ging. Hugh was van een of ander chic internaat gestuurd en was gaan reizen. Zijn ouders hadden ondanks zijn schandelijke uitsluiting van school zijn wereldreis betaald. Hugh had traag en breed geglimlacht toen ze het erover hadden. ‘Ze hoopten dat ik er volwassen door zou worden. Het heeft me vooral een gigantische lijst vogels opgeleverd.’ Hugh had in de avonduren, terwijl ze wachtten op een verandering van de windrichting, verhalen verteld over zijn reis: beroofd in Vientiane, door een olifant achternagezeten in India. Zijn beknopte dictie en zijn ouderwetse privéschoolaccent maakten zijn verhalen surrealistisch. Hij had lang, wild haar, en zijn altijd bescheiden glimlach maakte het onmogelijk in te schatten hoeveel waarheid er in zijn vertellingen school.

‘En wat ga je nu doen?’ Dougie was geïntrigeerd door het leven van de jonge man. Dougie had altijd moeten werken. Af en toe meldde hij zich ziek als er een bijzondere vogel was gesignaleerd, maar hij kon het zich niet permitteren om zonder werk te zitten.

‘Ik denk erover om gids te worden op vogeltrips. Hoe moeilijk kan dat nu zijn?’

Daar was die grijns weer. Dougie had de verantwoordelijkheden overdacht die bij zo’n baan kwamen kijken, de veeleisende klanten op onbekende locaties, en had besloten dat hij in het callcenter beter af was. Het zou vreemd zijn om zijn werk te combineren met zijn fascinatie voor vogels. Bovendien was hij altijd een goede verkoper geweest. Hij wist dat een zachte aanpak het beste werkte, maar hij voelde haarfijn aan wanneer iemand op het punt stond voor de bijl te gaan.

In de slaapzaal draaide Dougie zich op zijn rug. Ergens beneden hem in de vuurtoren klonk het slaan van een deur, en gedempte stemmen. Meestal bracht hij deze doorwaakte uren vlak voor zonsopgang door met pikante fantasieën over Angela. Nog altijd was hij bang voor haar, maar tegelijk vond hij haar fascinerend, met haar bruine benen, haar volle boezem en het lange zwarte haar dat hem deed denken aan een heks of een vampier. Misschien was zij wel een van de redenen dat hij terug bleef komen naar Fair Isle. Zij had ooit gezegd dat ze hem de beste observator in het veld vond die ze kende, hij herinnerde zich die opmerking als de dag van gisteren, koesterde hem.

Vandaag bracht de gedachte aan Angela hem geen troost, en hij verwelkomde het geluid van de wekker. Hoewel het ding stond te ratelen en te dansen op het nachtkastje bleef Hugh doorslapen, hij werd zelfs niet wakker toen Dougie het licht aandeed. Dougie vond dat de man er jonger uitzag, zo slapend op zijn bed. Hij had lange, donkere wimpers. Dougie keek naar hem alsof hij stiekem aan het gluren was en stond toen schuldbewust op.

Er was niemand in de eetzaal, maar de tafel was gedekt en door het openstaande luik ontwaarde hij Jane in de keuken. Hij rook de geur van bacon. De eilandbewoner wiens verloving ze de vorige avond hadden gevierd zat aan de keukentafel met een grote mok koffie. Dougie bedacht dat hij de hele nacht in het centrum kon zijn gebleven. Nu er in de vuurtoren nauwelijks meer mensen woonden, was er voldoende plek om onderdak te bieden aan feestgangers die wat te enthousiast waren geweest en hadden besloten te blijven slapen. De man keek naar Dougie, bleef hem aankijken en knikte toen kort. Geen glimlach. Dougie vond de eilanders maar rare snuiters. Hij maakte zijn granenontbijt klaar. Jane liep naar de eetzaal en liet de bel rinkelen, ten teken dat het eten klaar was.

Bijna direct hierop kwamen John en Sarah Fowler binnen. Dougie begreep niet echt wat zij in het centrum te zoeken hadden. Iedereen kende John Fowler: in zijn tijd was hij een bekende vogelaar geweest. Hij was niet veel ouder dan Dougie, maar Dougie zag hem als exponent van een vorige generatie, de mannen die bij de kust van Noord-Norfolk rondhingen in de vroege jaren zeventig. Nu genoot Fowler voornamelijk bekendheid als eigenaar van een boekwinkel en als verzamelaar van natuurhistorische boeken. Hij was nauwelijks nog in het veld te zien tegenwoordig, en als het al gebeurde, namen de meesten hem in de zeik. Hij had in zijn loopbaan een aantal flinke identificatieblunders begaan; een keer had hij zelfs alle vogelaars in Shetland naar Virkie gestuurd, alleen voor een graspieper! Natuurlijk maakte iedereen weleens een fout, maar Fowler werd gezien als een praatjesmaker, iemand die voortdurend claimt de meest zeldzame vogels te hebben gezien. Als de mensen net zo over hem zouden praten als over Fowler, dan zou hij nooit meer gaan vogelen, dacht Dougie. Hij zou zich waarschijnlijk van kant maken. Dougie vond het ongemakkelijk om in het onderzoekscentrum een gesprek met Fowler aan te knopen; het zou voor zijn reputatie niet goed zijn als hij te toeschietelijk was. Hij bleef beleefd, gaf de jam en de boter aan als dat gevraagd werd, maar toonde verder geen interesse in het echtpaar.

Terwijl de Fowlers hun plaatsen aan tafel innamen viel het Dougie op hoe sterk de gelijkenis was tussen de twee, ze leken eerder broer en zus dan man en vrouw. Hetzelfde dunner wordende en nogal onverzorgde bruine haar, dezelfde dunne lippen. Hij zag nu dat ze niet met elkaar omgingen zoals andere getrouwde stellen die Dougie kende. Ze waren te voorzichtig naar elkaar, te beleefd. Niets van de gebruikelijke pesterijtjes of meningsverschillen waar Dougie bij zijn getrouwde vrienden zo vaak getuige van was. Geen gelach. Waren ze altijd al zo geweest of was er iets gebeurd waardoor die spanning was gegroeid? Sarah leek afhankelijk te zijn van haar man, zonder dat ze zijn gezelschap waardeerde. Misschien, bedacht Dougie, zijn ze wel naar Fair Isle gekomen om hun huwelijk te redden.

Jane stak haar hoofd door de deuropening van de eetzaal en doorbrak zijn gedachten. ‘Zou je Hugh even wakker willen maken? Jimmy wil met iedereen praten.’

Dougie aarzelde. Hij schatte in dat Hugh het niet zou waarderen om naar beneden gesleept te worden om een eilander te woord te staan. Meestal was hij voorkomend, maar hij trok zich van niemand iets aan.

‘Alsjeblieft, Dougie.’ Jane’s manier van praten deed je altijd onmiddellijk gehoorzamen.

 

Jimmy Perez ging bij hen zitten, maar hij begon pas te praten nadat iedereen was uitgegeten. Hij deed niets. Hij zat daar maar, kijkend en luisterend. Hoewel Dougie hem de vorige avond op het feest had gezien, herkende hij hem nu pas. Hij herinnerde zich dat hij Perez ontmoet had toen de man parttime op de boot werkte. Hij was altijd zwijgzaam geweest, met zijn donkere haar en donkere huid, net als de kapitein. Meestal kwam Dougie per postboot naar het eiland. Hij hield niet van kleine vliegtuigjes, bovendien was de reis met de Shepherd een vast onderdeel van zijn ritueel. Zo was hij die eerste keer ook naar het eiland gereisd, de zomer dat hij de vliegenvanger had ontdekt.

Omdat er maar één tafel was gedekt zaten ze allemaal bij elkaar. Jane was het enige personeelslid dat aanwezig was, wat Dougie vreemd vond. Waar waren Maurice en Ben? Misschien omdat Perez er was, zwijgend en observerend, werd er niet gesproken. Niemand vroeg waarom de man daar zat of wat hij van ze wenste. Zelfs Hugh, normaal gesproken de gangmaker, wist niet wat hij moest zeggen. Toen Perez opstond en het woord nam was dat voor iedereen een opluchting. Hij sprak merkwaardig formeel. ‘Ik sta hier als inspecteur van de Highland en Islands Police.’ Hij sprak langzaam, alsof hij zich zorgen maakte over zijn verstaanbaarheid vanwege zijn accent. Toen schoot het Dougie te binnen dat de man ooit naar het zuiden was vertrokken om agent te worden. Hij had de oude Perez er eens over horen vertellen aan boord van de Shepherd, mopperend dat zijn zoon er niet was om te helpen op de boerderij of de boot. Dat was op de dag dat ze de orka’s hadden gezien, vlak voordat ze vanaf Mainland vertrokken.

‘Angela Moore is dood.’

De woorden verdreven Dougies gedachten aan de enorme zoogdieren die naast het vaartuig hadden gezwommen. Hij keek naar Hugh, die slechts een paar keer met zijn ogen knipperde. Toen daalde een absolute stilte over de ruimte neer.

‘Ik ga ervan uit dat we kunnen rekenen op jullie medewerking bij ons onderzoek naar de toedracht.’ Perez leunde tegen een tafel en leek te wachten op een reactie van een van hen.

‘Hoe is ze overleden?’ Dougie hoorde tot zijn verbazing dat de vraag door John Fowler werd gesteld. Meestal was zijn bijdrage aan het gesprek minimaal.

‘Ze is vermoord. U zult begrijpen dat ik op dit moment geen details bekend kan maken.’

‘Wie heeft haar omgebracht?’ Fowler nogmaals.

‘Dat is aan mij om uit te zoeken.’

‘Het lijkt mij een uitgemaakte zaak.’ Hugh keek de kamer rond, iedereen wachtte op wat hij ging zeggen. Dit was zijn maniertje om mensen naar hem te laten luisteren. Een verteller, had Angela hem genoemd. Of ‘mijn verteller’ als ze wilde dat hij haar vermaakte, en naast haar kwam zitten in de zitkamer en een van zijn avonturen opdiste. Maar toch had Dougie nooit zeker geweten wat Angela echt van Hugh had gevonden. Het was alsof de twee een gevaarlijk spel hadden gespeeld. Ze waren beiden gokkers, avonturiers. Nu klonk de stem van de jonge man rustig en kalm, alsof hij op het punt stond een van zijn reisverhalen te gaan vertellen. Hij droeg een spijkerbroek en een grijs rugbyshirt. Dougie vond het merkwaardig hoezeer allerlei details van zijn medegasten zich verankerden in zijn hoofd. Het was alsof hij in het veld een nieuwe vogel bestudeerde en de afbeelding in zijn geheugen prentte. Hugh vervolgde: ‘Poppy en Angela hadden gisteravond ruzie. Dat hebben we allemaal kunnen zien. Poppy is al eens over de rooie gegaan, dat is dus nu een tweede keer gebeurd.’ Hij zweeg en herhaalde daarna, bijna verontschuldigend: ‘Duidelijk.’

Perez aarzelde en koos zijn woorden zorgvuldig. ‘O, nee,’ zei hij. ‘Daar geloof ik helemaal niets van. Er is helemaal niets duidelijk. Een moordzaak is nooit zo eenvoudig.’

 

Blauw Licht
titlepage.xhtml
blauw_licht-ebook_split_000.xhtml
blauw_licht-ebook_split_001.xhtml
blauw_licht-ebook_split_002.xhtml
blauw_licht-ebook_split_003.xhtml
blauw_licht-ebook_split_004.xhtml
blauw_licht-ebook_split_005.xhtml
blauw_licht-ebook_split_006.xhtml
blauw_licht-ebook_split_007.xhtml
blauw_licht-ebook_split_008.xhtml
blauw_licht-ebook_split_009.xhtml
blauw_licht-ebook_split_010.xhtml
blauw_licht-ebook_split_011.xhtml
blauw_licht-ebook_split_012.xhtml
blauw_licht-ebook_split_013.xhtml
blauw_licht-ebook_split_014.xhtml
blauw_licht-ebook_split_015.xhtml
blauw_licht-ebook_split_016.xhtml
blauw_licht-ebook_split_017.xhtml
blauw_licht-ebook_split_018.xhtml
blauw_licht-ebook_split_019.xhtml
blauw_licht-ebook_split_020.xhtml
blauw_licht-ebook_split_021.xhtml
blauw_licht-ebook_split_022.xhtml
blauw_licht-ebook_split_023.xhtml
blauw_licht-ebook_split_024.xhtml
blauw_licht-ebook_split_025.xhtml
blauw_licht-ebook_split_026.xhtml
blauw_licht-ebook_split_027.xhtml
blauw_licht-ebook_split_028.xhtml
blauw_licht-ebook_split_029.xhtml
blauw_licht-ebook_split_030.xhtml
blauw_licht-ebook_split_031.xhtml
blauw_licht-ebook_split_032.xhtml
blauw_licht-ebook_split_033.xhtml
blauw_licht-ebook_split_034.xhtml
blauw_licht-ebook_split_035.xhtml
blauw_licht-ebook_split_036.xhtml
blauw_licht-ebook_split_037.xhtml
blauw_licht-ebook_split_038.xhtml
blauw_licht-ebook_split_039.xhtml
blauw_licht-ebook_split_040.xhtml
blauw_licht-ebook_split_041.xhtml
blauw_licht-ebook_split_042.xhtml
blauw_licht-ebook_split_043.xhtml