32
Maandag. Fran’s laatste dag op het eiland. Ze merkte dat ze ernaar uitkeek om terug te zijn in hun kleine huis in Ravenswick. Haar eigen omgeving, haar eigen rituelen: vroeg opstaan en in haar pyjama aan het werk, bijpraten met vrienden met meer dan dat ene glaasje wijn dat ze durfde te drinken als Jimmy’s ouders erbij waren, eten koken voor zichzelf en voor Cassie. En kunnen vloeken als ze daar zin in had. Ze hadden besloten dat ze Perez’ woning en het huis in Ravenswick zouden verkopen en iets groters zouden zoeken voordat ze zouden trouwen. Fran had genoten van de ritjes door Shetland, op zoek naar geschikte huizen. De westkant was zo mooi, vond ze, maar als ze naar een plek als Walls zouden verhuizen, zou Jimmy ver moeten reizen naar zijn werk, net als Cassie als ze naar Anderson High zou gaan. Nu vroeg ze zich af of ze het zou kunnen opbrengen om Ravenswick vaarwel te zeggen. Misschien konden ze dit kleine huis uitbouwen. Ze stelde zich iets moois voor, heel licht en ruim, als tegenwicht voor de oorspronkelijke ruimte, nieuw en oud Shetland ineen. Met een atelierruimte. Zou dat te ver gaan? Het zou in elk geval een onderneming worden, en ze was gek op ondernemingen. Ze zou het met Jimmy bespreken als het onderzoek voorbij was. Nu had het geen zin; hij zou zich toch niet kunnen concentreren.
Hij was de vorige avond laat thuisgekomen en toen ze had gevraagd hoe het in het centrum was gegaan, bleef hij op de vlakte. Hij zei wel iets, maar het leek alsof hij zelf nog niet wist wat hij van alle ontwikkelingen in de zaak moest vinden. Het leek erop dat hij er de hele avond over had liggen tobben. Toen ze wakker werd, zag ze dat hij al opgestaan en aangekleed was, een schaduw in de kamer, hoewel het buiten nog donker was.
‘Zal ik thee voor je maken?’ Ze was normaal gesproken dol op thee op bed. Het was zijn manier om haar te verwennen.
‘Nee. Ik kom er ook uit,’ zei ze. ‘Onze laatste dag samen voordat ik terugga.’
Ze hadden de keuken voor zich alleen. Ze giechelden en fluisterden, ervan uitgaand dat James en Mary nog in bed lagen. Opnieuw voelde ze de spanning van het haast stiekem samenzijn in zijn ouderlijk huis. Ze zag zichzelf als de heldin uit een negentiende-eeuwse roman die de etiquette in acht neemt. Maar niet zoals Sarah Fowler, dacht ze. Fran bezat veel meer passie dan zij. Perez stond achter haar stoel en keek naar het brood in de rooster. Ze rekte zich uit, legde haar armen om hem heen en kuste hem. Toen ze hun ontbijt ophadden, was het langzaam licht aan het worden.
‘Wat ga je doen vandaag?’ Ze had zichzelf altijd voorgehouden zich niet te bemoeien met zijn werk. Zij had haar eigen leven; ze had het zijne niet nodig om de verveling te verdrijven. Maar hier op het eiland lagen de zaken anders. De laatste twee dagen had de verveling langzaam bezit van haar genomen. Nog een uur alleen met zijn ouders zou haar de grens naar de waanzin over duwen.
‘Angela’s moeder komt vanmiddag aan,’ zei hij.
‘En ’s ochtends?’
Ineens grijnsde hij breed, ten teken dat hij wist hoe ze zich moest voelen.
‘Ik ga terug naar de vuurtoren. Kom met me mee. Ik heb Sarah beloofd dat ik iemand zou opsnorren die haar kan helpen in de keuken.’
‘Dus je bent alleen maar op zoek naar een poetsdoek?’
‘Ik dacht dat je misschien een beetje met haar kon aanpappen,’ zei hij, serieuzer nu. ‘Probeer erachter te komen of haar echtgenoot meer over Angela weet dan hij laat merken. Hij heeft toegegeven dat hij haar eerder heeft ontmoet. Ik merkte iets aan hem. Spanning.’
‘Denk je dat hij een verhouding met haar heeft gehad? Daar weet zijn vrouw niets van, zeker weten. Ze zou hier nooit met hem naartoe zijn gekomen als ze vermoedde dat er iets speelde. En zelfs als ze denkt dat er iets gaande was tussen die twee, zou ze daar niet met mij over praten. Zij lijkt me niet het type dat daar onder de afwas met een volslagen vreemde eens een boom over opzet.’
‘Dus je wilt niet mee?’
‘Probeer me maar eens tegen te houden, Jimmy Perez.’
De wind was weer aangetrokken en beukte vanuit het noorden op de auto. Fran probeerde de gedachte aan de boottocht van morgen van zich af te zetten. Dicht bij de vuurtoren reden ze ineens een felle hagelbui binnen, waarbij de ijsballen van de voorruit ketsten en het geroffel op de auto hun het spreken onmogelijk maakte. Het gras was wit, alsof het had gesneeuwd. Fran herinnerde zich haar eerste ontmoeting met Perez. Toen was de grond ook wit geweest.
De gasten zaten nog altijd in de eetzaal, met toast en koude koffie voor zich. Ze zaten allemaal aan één tafel, de rest van de ruimte was kaal en leeg. Maurice zat bij hen. Hij droeg dezelfde kleren als de laatste keer dat Fran hem had gezien. Er zat een grijze vlek van wat eens pap was geweest op zijn trui. Plots voelde ze de aandrang om hem door elkaar te rammelen. Stel je niet zo aan, man, en toon een beetje waardigheid. Het is al erg genoeg dat je het toestond dat je vrouw je altijd voor schut zette.
Perez, dat wist ze, zou niets anders voelen dan medelijden. Ze vond dat hij meer weg had van een sociaal werker of een priester.
Maurice keek op van tafel met trieste, rode ogen. ‘Als je je collega’s uit Inverness zoekt, die zijn op tijd vertrokken. Ze wilden nog een keer de omgeving van de Pund uitkammen. Ze zeiden dat mevrouw Hewitt weliswaar voetsporen op het pad heeft aangetroffen, maar de heideplanten zijn hoog en ze hebben nog altijd het mes niet gevonden. Sandy is in de vogelkamer.’ Daarna begroef hij zijn hoofd in zijn handen, alsof zijn woorden hem hadden uitgeput.
Sarah stond op en begon de tafel af te ruimen. Fran vond een dienblad en hielp haar. ‘Ik ben vandaag uw assistent.’
‘Dat is echt niet nodig.’ Sarah glimlachte kort en afgemeten. Een vleugje paniek? Waar zou ze bang voor zijn? In dezelfde ruimte zijn met de moordenaar. Dat zou natuurlijk reden genoeg zijn.
‘Geloof me, dat is het wel. Nog een dag in Springfield bij Jimmy’s ouders en ik word gek.’
En dus stond Fran ineens in de keuken wortels te raspen en te snijden voor de soep, terwijl Sarah pizzadeeg aan het kneden was.
‘Is het niet raar om dit allemaal te doen?’ vroeg Fran, omdat het het eerste was dat in haar opkwam. ‘Ik bedoel, is het niet alsof je in de voetsporen van een dode vrouw treedt? Ik heb altijd gedacht dat de keuken voorbehouden was aan Jane.’
Sarah hield even in en werkte daarna weer door, en perste haar handpalmen in het deeg. Ze had haar mouwen tot aan haar ellebogen opgerold.
‘Zo heb ik er nog niet over nagedacht,’ zei Sarah. ‘Mijn verbeelding werkt niet zo. Misschien heb ik het werk nodig om me niet meer zo druk te maken over wat hier gebeurd is. Ik bedoel, als je er eens echt over gaat nadenken, hoe kun je dan nog verder?’
‘Aan één tafel zitten met een moordenaar, bedoelt u?’ Fran keek op maar stopte niet met wortels snijden. Nieuwsgierige buurvrouw, dat was de toon waar ze naar op zoek was. Ze had ooit voor een vrouwenblad gewerkt. Feitelijk kon ze net zo goed roddelen als alle Shetlanders.
Sarah schudde haar hoofd. ‘Ik kan maar niet geloven dat iemand hier twee vrouwen om het leven heeft gebracht. Ze lijken zo vriendelijk, zo…’ Ze zweeg. ‘Beschaafd, gewoontjes.’
‘Dus jullie zitten ’s avonds niet allemaal in een kring met een glas wijn, om elkaar aan te kijken en te bedenken wie de volgende zal zijn?’
‘Nee!’ Sarah keek geschrokken en Fran vroeg zich af of ze misschien wat te ver was gegaan. Ze kon af en toe nogal bot uit de hoek komen en ze voelde zich bevrijd – en een beetje opgelaten – na een week haar woorden op een goudschaaltje te hebben gewogen. De snijplank was vol en ze schoof de gesneden groente in een pan voordat ze verderging met de kool.
Sarah maakte van het deeg een bal en hevelde die over in een schaal. Ze pakte een schone theedoek uit een la en bedekte daarmee het deeg. ‘En nu maar wachten tot het rijst.’ Fran vond dat ze bijzonder op haar gemak leek in haar huishoudelijke rol. Vond ze dit leuker dan haar werk met probleemgezinnen? Had ze zo weinig aangedrongen op een terugkeer naar huis omdat ze blij was dat ze haar werk even kon vergeten?
‘Natuurlijk kun je er niets aan doen dat je dat soort gedachten krijgt,’ zei Sarah. ‘Ik bedoel, de een is nu eenmaal een duidelijker kandidaat dan de ander…’
‘Wie is uw favoriet?’
Sarah keek bijna samenzweerderig om zich heen. Fran bedacht dat ze waarschijnlijk het gezelschap van andere vrouwen miste. Na Jane’s dood en het vertrek van Poppy was Sarah hier achtergebleven tussen de mannen, en hoewel sommigen van hen wel degelijk konden roddelen, waren ze er lang niet zo goed in als vrouwen.
‘Ik heb natuurlijk geen idee wat zijn motief kan zijn…’
‘Maar?’
‘Hugh,’ zei Sarah. ‘Hij heeft iets gemeens over zich. Maar ik kan me van de anderen ook voorstellen dat ze Angela hebben omgebracht…’
‘Zelfs uw eigen echtgenoot?’ Fran had een directe ontkenning verwacht, maar Sarah dacht serieus over de vraag na.
‘Misschien zelfs hij,’ zei ze. ‘Angela had de gewoonte om mensen op stang te jagen. Voor de lol. Of misschien kwam het omdat ze niet met mensen kon omgaan. Ze wist wat ze wilde en ging recht op haar doel af. Maar hoewel ik me van John of een van de anderen kan voorstellen dat ze Angela in een vlaag van woede zouden ombrengen, geloof ik niet dat hij Jane kan hebben neergestoken. Zij was heel aardig. Totaal niet agressief.’
‘Zelfs als ze had uitgedokterd wie de moordenaar was en dreigde diegene te ontmaskeren?’
‘Zelfs dan,’ zei Sarah. ‘Dat zou zeker een stap te ver gaan.’
Fran moest veel kracht op het mes zetten om een hard stukje kool doormidden te krijgen. Zou dit de hoeveelheid kracht zijn die nodig is om iemand neer te steken, om spierweefsel, vet en botten te doorboren?
‘Maar u denkt dat Hugh dit op z’n geweten kan hebben?’
‘Dat wil ik niet zeggen, maar wij allemaal vinden hem de meest voor de hand liggende dader. Hij lijkt geen geweten te hebben en mensen zomaar te gebruiken. Een beetje zoals Angela zelf, denk ik.’
‘Maar zoals u zelf al zei, hij heeft geen motief.’
‘Nee,’ zei Sarah. Fran vond dat dit antwoord te snel uit haar mond kwam. ‘Nee,’ herhaalde Sarah, waarna ze zweeg. ‘Hoor eens, alles voor de lunch en het avondeten is al geregeld. Je hoeft echt niet te blijven.’
‘Wat was u van plan de rest van de ochtend te doen?’ Zo makkelijk kom je niet van me af.
‘Ik wilde de bedden afhalen in de grote slaapzaal, waar de agenten uit Inverness hebben gelogeerd. Zo te zien vertrekken ze vandaag, zo heeft Maurice weer een taak minder om zich zorgen over te maken.’
‘Klinkt niet ingewikkeld,’ zei Fran. ‘Geknipt voor mij.’
In de grote slaapzaal stonden zes bedden, in twee rijen van drie. Vanwege het hoge plafond vond Fran de ruimte op een ouderwetse ziekenzaal lijken. Het forensisch team had alles al ingepakt, hun tassen stonden vlak bij de deur. De kamer lag in een hoek met twee hoge ramen. De lucht buiten was loodgrijs. Fran vond dat de winter snel inviel dit jaar.
Op elk bed lagen twee kussens, het leek dus onwaarschijnlijk dat de moordenaar het kussen hiervandaan had, maar toen Fran de kussenslopen afhaalde voelde ze de scherpe schachten van de kleine veren. Net zo een, dacht ze. Het was uit het centrum afkomstig. Toen: hoe kon iemand een kussen meenemen naar de Pund zonder dat het opviel? Ondersteund door het ritme van het lakens openvouwen en het aanbrengen van de onderlakens op de matrassen, werden haar gedachten door praktische overwegingen in beslag genomen. Betekent dat dat de moordenaar zich met de auto verplaatste? Natuurlijk niet. Alle vogelaars dragen rugzakken. Het zou een koud kunstje zijn om daar zo’n dun, klein kussen in te proppen. Dat was ook waar het mes zich bevond, natuurlijk. Toen Jane eenmaal was neergestoken, werd het kussen met hetzelfde mes opengesneden, zodat de veren over het lijk konden worden uitgestrooid. Maar waarom? Waarom al die moeite?
Alle bedden waren nu afgehaald en de lakens lagen op een grote hoop midden in de kamer.
‘En nu?’
‘De machine staat naast de keuken,’ zei Sarah. ‘Als je echt wilt blijven, kunnen we wel een begin maken met de was.’ Ze maakte van de lakens twee stapels, die de vrouwen vervolgens naar beneden droegen.
Het washok was klein en warm. Er stonden twee grote professionele wasmachines en een droogtrommel, onder het raam was een gootsteen aangebracht, verder waren er een broekenpers en een normale strijkbout met plank. Aan een muur waren brede schappen gemonteerd, waar lakens en handdoeken op lagen. En extra kussens.
‘Mogen de gasten hier komen?’ vroeg Fran.
‘Dat weet ik niet. Ik heb hem nooit eerder gebruikt, maar het gaat er hier nogal losjes aan toe.’ Sarah begon de eerste lading in de wasmachine te doen. Fran bedacht, terwijl ze de goed geoutilleerde en heerlijk geurende kamer met al het netjes opgevouwen linnengoed rondkeek, dat dit, meer dan welke herdenking ook, leek op een eerbetoon aan Jane.
‘Wat doet u in het dagelijks leven?’ vroeg Fran.
‘Ik leid een kindercentrum, ik werk met kleuters en ouders.’ Sarah keek omhoog. Haar gezicht was rood van de warmte. Ze schakelde de machine in die begon te rommelen.
‘Interessant. Hoe bent u in die wereld verzeild geraakt?’
‘Ik heb een opleiding tot verpleegkundige gevolgd en ben daarna gezondheidsconsulent geworden. Ik heb altijd graag met mensen gewerkt.’
Het lag dus voor de hand dat Angela haar in vertrouwen had genomen. Maar als de vogelwachter Sarah had ingelicht over haar zwangerschap, waarom had Sarah deze informatie dan niet meteen doorgespeeld naar de politie nadat haar lichaam was gevonden?
De deur zwaaide open, en daar stond Perez. ‘Dus hier zaten jullie.’ Hij klonk vrolijk, maar Fran kon horen dat hij zich zorgen had gemaakt. Hij vond het niet prettig dat ze in haar eentje in de vuurtoren was. Jammer dan. Geen haar op haar hoofd die eraan dacht nog langer bij zijn ouders te blijven. ‘Ik sta op het punt om Angela’s moeder op te halen bij de landingsbaan,’ zei hij. ‘Wil je mee?’
‘Nee, dank je.’ Ze lachte naar Sarah. ‘Na al dit huishoudelijk werk vind ik dat we wel een kop koffie hebben verdiend.’
Ze dronken koffie in de keuken waar een vage geur hing van gist, afkomstig van het rijzende pizzadeeg.
‘Heeft Angela ooit met u gepraat?’ vroeg Fran. ‘Ze kon het niet goed vinden met Poppy en Jane. Je zou verwachten dat ze blij was met nog een vrouw in de buurt.’
‘Volgens mij hield ze niet erg van vrouwen.’ Een korte pauze. ‘Ik geloof dat ze niemand echt mocht.’
Buiten was de lucht donker en een volgende storm geselde de ramen en spookte door de schoorsteen.
‘Is uw man in dit weer naar buiten gegaan? Jimmy vertelde dat de vogelaars geobsedeerd zijn, ze lijken wel gek.’
‘John vindt het heerlijk buiten.’ Sarah keek haar over de rand van haar mok aan. ‘Zelfs bij slecht weer. Hij was als kind al verzot op vogels kijken. Ik vervloekte het af en toe. Het kostte hem zoveel tijd. Het leek wel alsof hij zijn bestaansrecht eraan ontleende. Ik voelde me buitengesloten.’
‘En nu? Hebt u er nog steeds een hekel aan? U bent hier tenslotte wel.’
‘Als je van iemand houdt, dan kom je niet tussen hem en de dingen waar hij blij van wordt.’
‘Precies zoals ik erover denk.’ Fran keek haar glimlachend aan. ‘Ik heb hetzelfde gevoel met Jimmy en zijn werk.’
‘Maar het valt niet mee,’ zei Sarah. ‘Soms krijg je het gevoel dat je op de tweede plaats komt.’
‘Wat vindt u van de andere gasten hier? Vindt u hen obsessief?’
‘Van Ben weet ik het niet zeker. Hij houdt meer van wetenschap en converseren dan van vogels. John heeft ooit eens een stuk over hem geschreven toen hij voor Greenpeace werkte. Ben hield er destijds nogal radicale standpunten op na. Hij is sindsdien meer tot rust gekomen, maar die passie is hij nog niet kwijt. Hij leeft volgens zijn overtuiging. Hij is vegetariër. Hij draagt geen leer. Angela bespotte hem.’
‘Zij at vlees?’
‘O, zeker,’ zei Sarah. ‘Zij was een roofdier, in de ruimste zin van het woord.’
‘Maakte ze jacht op uw echtgenoot?’
‘Hoe bedoel je?’ De vrouw keek geschokt op.
‘Nou, het heeft er alle schijn van dat ze de andere mannen al om haar vinger had. En Angela was tenslotte ook een schrijver. Wie weet hadden ze elkaar al eens eerder ontmoet.’
Sarah glimlachte als een boerin met kiespijn. ‘O, nee!’ zei ze. ‘Zie je het voor je? Angela en John! Ze hield voor zover ik weet van jonge, knappe mannen, tenzij anderen nuttig voor haar konden zijn. Bovendien had ze John flink laten schrikken.’
Fran lachte ook, alsof ze samen lol hadden om een mop, maar ze dacht dat John wellicht bruikbaar was geweest voor Angela op het moment dat haar eerste boek was uitgekomen. En eigenlijk vond ze John geen type dat snel ergens door zou worden afgeschrikt.