12
Op de weg terug naar de vuurtoren passeerde Jane de vrachtauto en de auto die op weg waren naar Springfield. De voertuigen reden zuidwaarts, de andere kant op. Ze parkeerde de auto in het gras langs de weg en zag eerst de vrachtauto langskomen, bestuurd door Big James, gevolgd door Fran en Perez in de auto. Alle drie zwaaiden ze naar haar, maar ze stopten niet voor een praatje, hetgeen ongebruikelijk was op het eiland. Ze wachtte even en zag hen over de heuvel verdwijnen in de richting van de afslag naar Setter. Het daagde haar dat Angela’s lichaam zich in de vrachtwagen moest bevinden, en ze vroeg zich af wat zij ervan had gevonden om op deze manier te worden afgevoerd uit de vuurtoren. De vrachtauto werd meestal gebruikt om schapen van de boot naar het slachthuis te vervoeren. Ze dacht aan de woorden van Perez, dat Angela op hem altijd een ongelukkige indruk had gemaakt. Ik heb haar nooit echt gekend, dacht Jane. Ik mocht haar niet, zonder dat ik daar eigenlijk reden toe had en ik heb nooit de moeite genomen om haar te doorgronden.
Bijna terug bij de vuurtoren, zag ze Ben Catchpole op haar afkomen. Zelfs in de schemering kon ze al van ver zijn rode haar zien, de enige tint in het grauwe landschap.
‘Heb je de zwaan gezien?’ vroeg ze. ‘Toen ik met Mary aan de thee zat kwam Dougie binnenstormen omdat hij moest bellen. Wat een toestand.’ Het leek wel alsof er een moord was gepleegd. Ze hield zich net op tijd in.
‘Hij dobbert op Golden Water.’ Hij draaide zich om en begon naast haar aan de wandeling terug naar het onderzoekscentrum. Ze bedacht dat hij naar buiten was gekomen om haar op te zoeken. Hij was ten einde raad en zij was de enige bij wie hij terecht kon voor advies. ‘Ik weet niet wat ik moet doen. Dougie heeft het nieuws al doorgestuurd. Iedere vogelaar in Groot-Brittannië zal de vogel met eigen ogen willen zien.’
‘Zolang het weer zo blijft hoeven we helemaal niets te doen.’
Jane merkte dat het ‘we’ hem geruststelde. Ondanks al zijn ervaring, zijn milieuactivisme en zijn academische titel leek hij ten einde raad. ‘Als het opklaart zullen we zien wat we doen. Misschien is tegen die tijd het onderzoek wel voorbij.’
Ben schopte een stukje dakpan van de weg af. ‘Wie denk jij dat de dader is?’
‘Geen idee.’
‘Ze behandelde me als een zak stront,’ zei hij. ‘Maar ik zou mijn leven voor haar hebben gegeven.’
In het onderzoekscentrum deed Jane in haar kamer haar jas uit en sloot de gordijnen. De wind was iets gaan liggen, of misschien was ze eraan gewend geraakt. Het was donker. Ze stak in de keuken de gaspit aan onder de pan groenten die ze eerder had klaargezet en verwarmde de borden. De tafel was al gedekt. Voor zes: vier bezoekers, Ben en zij. De grote lampen blokkeerden het uitzicht naar buiten: ze zag alleen haar eigen weerspiegeling, bleek en mager. Een uitgebluste vrouw van middelbare leeftijd. Ik heb een minnares nodig, dacht ze. Een warm iemand met ferme borsten en een diepe lach die mij weer tot leven wekt. De aardappelen kookten en ze draaide het vuur lager. Ze wilde er samen met de ham die ze aan het roosteren was een stamppot van maken. Ben was na het vertrek van de laatste vlucht de enige vegetariër, er was nog een quiche over van het feest die hij kon eten. Ze wist dat er in de koelkast nog bonen lagen die ze kon serveren met witte saus. Zonde dat de recente storm de peterselie in de moestuin van het centrum had verwoest. Maar tijdens het nemen van al dit soort triviale huishoudelijke beslissingen, die haar normaal gesproken zo kalmeerden, dacht ze aan de moord op Angela. Een daad uit woede, dacht ze. Of wraak.
Ze liep door de gang die de keuken verbond met Maurice’ appartement. Haar leren zolen galmden op de tegels en vanwege de echo leek het alsof voetstappen haar volgden. Ze klopte op de deur en toen ze geen reactie kreeg, stapte ze naar binnen. Maurice zat alleen in het donker, met holle ogen. Ze deed een tafellamp aan en ging naast hem zitten.
‘Waar is Poppy?’
‘Weet ik niet,’ zei hij. Ze zag dat niets hem meer kon raken. Hij was volledig ondergedompeld in zijn eigen verdriet. ‘Misschien in haar kamer.’
Toen Jane was opgestaan om haar te zoeken riep hij haar na.
‘Ze hebben Angela meegenomen.’
‘Ik weet het.’
Poppy lag op bed en keek naar een Australische soap. Op het scherm waren twee onwaarschijnlijk mooie tieners te zien die, liggend op het strand, elkaar aankeken. Even vond Jane het misplaatst en ongepast dat het meisje zich verloor in een sentimenteel liefdesverhaaltje terwijl haar vader zich zo ongelukkig voelde. Maar de aanwezigheid van het meisje zou de zaken voor hem echt niet beter maken, bovendien had ze nooit beweerd Angela aardig te vinden. De vogelaars renden het hele eiland over, achter een zeldzame vogel aan; dat was net zo ongepast. Even ongepast als het geheime genoegen dat Jane ontleende aan haar pogingen om het mysterie rond Angela’s dood te ontrafelen.
‘Heb je honger?’
Poppy zette het geluid zachter, maar bleef kijken naar het zonovergoten landschap en de jonge geliefden.
‘Als een beer.’ Ze draaide zich bruusk naar Jane. ‘Is dat slecht? Om trek te hebben terwijl er een dode vrouw in de vogelkamer ligt?’
‘Natuurlijk niet. Ze ligt daar trouwens niet meer. Perez heeft haar laten weghalen.’ Jane ging op het bed zitten.
‘Waar wil je eten? In het appartement of met ons?’
Ze zweeg even. ‘Denkt iedereen dat ik haar heb vermoord?’
‘Ik weet niet wat zíj denken, maar ik geloof niet dat jij het hebt gedaan.’
De soapaflevering was ten einde en de aftiteling rolde zonder geluid over een blauwe horizon. Poppy lag uitgestrekt op het kussen.
‘Mag ik ook hier eten? Ik hou het bij mijn vader ook niet uit. Hij blijft maar huilen. Dat heb ik hem nog nooit eerder zien doen.’
‘Ik breng wel wat.’
‘Is er ook pudding?’
‘Citroenmeringue.’
‘Mag ik een stuk?’
Jane knikte glimlachend.
Aan tafel was de zwaan het onderwerp van gesprek. Tussen de gasten in lag een stapel boeken. Dougie Barr sprak manisch, de woorden buitelden over elkaar heen, alsof hij onder de speed zat. ‘Soms zie je een vogel en dan wéét je het gewoon! De mooiste vogel die je ooit in je leven zult spotten, de vogel waarmee je geschiedenis schrijft.’ Hij legde zijn mes en vork neer, sloeg een pagina om van het dikke boek dat naast hem lag en pakte vervolgens een blikje, niet gevuld met bier maar met felgekleurde frisdrank. Jane dacht dat het de suiker moest zijn, in combinatie met zijn stemming, waardoor hij zich als een hyperactief kind gedroeg. ‘Ik wist niet eens zeker of trompetzwanen er wel op uit trekken, maar dat doen ze dus. De kolonie in Alaska verplaatst zich wel degelijk. Dus mijn vogel is helemaal vanuit Alaska aan komen vliegen.’ Mijn vogel. Alsof hij hem gebaard had. Hij begon weer te eten, heel snel, en geregeld vlogen er kleine stukjes voedsel uit zijn mond. Kennelijk was het eindelijk tot hem doorgedrongen dat er in het centrum een sterfgeval had plaatsgevonden, want hij zei: ‘Angela had dat begrepen. Zij wist hoe het was om een zeldzaam exemplaar te vinden. Daar ontleende ze haar reputatie aan.’
‘Daaraan en aan haar haar,’ zei Sarah Fowler.
De opmerking was zo onverwacht,
zo vilein, dat Jane even niet wist hoe ze moest reageren, ze kon
niet inschatten of de impliciete kritiek zo bedoeld was. Ze had met
de Fowlers gesproken toen ze net met de
Shepherd waren aangekomen en het
echtpaar leek haar aangenaam, rustig en niet opdringerig. Ze wist
niet meer of John haar had verteld wat hij deed voor de kost; Sarah
deed iets van sociaal werk, met kinderen en gezinnen. Ze keek
geschokt op, ving Sarahs blik en ze grinnikten naar elkaar. Twee
vrouwen die genoten van een heimelijk pleziertje, dat vergroot werd
door de omstandigheid dat ze bedaarde, beleefde dames op leeftijd
waren van wie niemand zulk gedrag zou verwachten. Sarah begon te
giechelen, heel zachtjes, gedempt door haar servet, en Jane kreeg
het gevoel dat de hysterie elk moment kon losbarsten.
Om hen heen ging het gesprek over de zwaan door.
‘Morgenmiddag gaat als het goed is de wind liggen.’
Dat was Hugh Shaw. Jane wist dat hij al vanaf zijn geboorte zijn charmes inzette. Je kon aan hem merken dat vrouwen hem altijd hadden aanbeden – zijn moeder en grootmoeder zeker, en hij zal vast ook een kindermeisje hebben gehad – maar toch voelde ze zich tot hem aangetrokken. Hij was zo knap, en hij glimlachte zo lui en charmant. Hij had erg zijn best moeten doen voor de gewenste respons, dus vond ze dat hij haar aandacht en bewondering verdiende. ‘Er zijn al vogelaars onderweg naar Shetland, in de hoop dat ze naar Fair Isle kunnen afreizen om de zwaan te zien.’
Jane keek naar Ben, maar hij leek het gesprek nauwelijks te volgen.
‘Zelfs als de wind gaat liggen is het morgen waarschijnlijk te kort dag om het vliegtuig de lucht in te krijgen,’ zei ze. ‘Het wordt al zo vroeg donker.’ Ze hoopte dat dat het geval zou zijn. Het zou het ergste zijn als het vliegtuig laat in de middag volgeladen met bezoekers zou aankomen en direct weer leeg zou vertrekken. Ze zou voor alle nieuwkomers een kamer en eten moeten regelen. Dat zag ze geheid de mist in gaan: een vloedgolf van bezoekers terwijl Maurice en Poppy zich schuilhielden in hun appartement. En als vogelspotters het eiland konden bereiken, konden journalisten dat ook. Ineens vormde zich het beeld van horden aasgieren die de vuurtoren omsingelden; hun cameralenzen gericht op de ramen waarachter Maurice te zien was, met zijn hoofd begraven in zijn handen, op de voorpagina van de tabloids. Misschien moesten ze besluiten om geen nieuwe bezoekers meer op te nemen in het centrum, maar de verslaggevers zouden waarschijnlijk toch wel ergens op het eiland een overnachtingsplek weten te regelen. Jane hoopte dat het weer zou betrekken, al was het maar een paar dagen, in elk geval totdat Perez de moordenaar had gevonden. Of zij.
De conversatie stokte en ze overzag het tafereel. Dougie was overgegaan op pudding en propte zich vol citroenmeringue. De Fowlers spraken op gedempte toon met elkaar. Jane kon zien dat John onder tafel Sarahs hand had gepakt en weer voelde ze de eenzaamheid steken. Ik heb niemand om aan te raken, niemand die mij kan troosten in haar armen.
Hugh leunde achterover in zijn stoel, zijn ogen half gesloten, een tevreden glimlach op zijn gezicht. Ben speelde met zijn papieren servet en staarde in de duisternis.
Iemand in dit gebouw is een moordenaar, dacht ze. Ik kan aan tafel zitten met een moordenaar. In haar jeugd had ze ooit een boek van Agatha Christie gelezen. Een stel mensen op een eiland. Een voor een legden ze het loodje. Het was warm in de eetzaal. Ze had een groot vuur gemaakt van wrakhout, hier en in de zitkamer, om hen wat op te beuren. Maar ze rilde.
Ze ging naar de keuken om koffie te zetten. Terwijl de ketels op het vuur stonden zette ze de borden in de vaatwasser en schepte daarna oploskoffie in een grote thermoskan. Haar avondritueel. De laatste taak voordat de werkdag erop zat. Ineens drong het tot haar door dat dit haar laatste jaar in het centrum zou zijn. Ze zou niet naar Fair Isle terugkeren als het seizoen er eenmaal op zat. Het zou toch niet meer hetzelfde zijn, ze was toe aan een volgende stap. Dat had Angela voor haar bewerkstelligd, door slachtoffer te worden van een misdrijf.
Ze hoorde een geluid achter haar en ze draaide zich om, in de verwachting een bezoeker te treffen, of misschien Sarah, die haar hulp aanbood bij het rondbrengen van de koffie. Maar achter haar stond Perez. Hij had zijn jas en schoenen uitgedaan en stond heel stilletjes naast haar schouder. Ze voelde haar hart tekeergaan. Zou iedereen bang worden als de politie voor de deur stond? Zou iedereen zich al zijn misstappen, onvriendelijkheden – niet illegaal, wellicht, maar niettemin onmenselijk – herinneren op het moment dat ze tegenover een speurder als Perez stonden? We denken allemaal dat hij ons doorgrondt. Het is alsof je tegenover God staat op de dag des oordeels. Voorzichtig goot ze het kokende water in de kan. Ze trilde nauwelijks. Ik stel me aan. Dat komt door het weer en de dramatische situatie. Weer dacht ze dat ze in een roman was terechtgekomen, van Christie of iets gotisch en grotesks.
‘Sorry dat ik stoor,’ zei Perez.
‘Je stoort niet. Kom, drink een kop koffie mee met ons.’
Hij volgde haar naar de eetzaal. Iedereen zat nog zoals zij ze had achtergelaten. De wind was weer aangetrokken en de regen sloeg tegen de ruiten. Niemand zei iets. Jane voelde de verantwoordelijkheid om iedereen in het gezelschap op z’n gemak te stellen. Zo was het ook op de feestjes in Richmond gegaan: Dee nodigde een merkwaardige mix van mensen uit bij hen thuis, om hen vervolgens te negeren; het was Jane’s taak geweest om iedereen aan elkaar voor te stellen en bij elkaar te brengen.
‘Iedereen is nogal door het dolle,’ zei ze. ‘Er is een zeer zeldzame vogel gesignaleerd bij Golden Water. Een trompetzwaan. Zo’n vogel is nog nooit eerder waargenomen in het Verenigd Koninkrijk.’
Perez zweeg nog altijd. Hij trok een stoel bij en ging tussen Dougie en Hugh zitten.
‘Dit is een ongebruikelijke situatie.’ Perez leek zijn woorden op een goudschaaltje te wegen. Jane vroeg zich af of hij al had uitgedokterd wie Angela had vermoord. Misschien bestond er wel een magische test of techniek die dat duidelijk had gemaakt gedurende zijn uren in de vogelkamer. Was hij hier om iemand te arresteren? Ze bedacht dat ze zowel teleurgesteld als opgelucht zou zijn als dat de reden van zijn komst was. Het raadsel fascineerde haar nog steeds. Ze kreeg het gevoel dat ze had wanneer ze bezig was met een kruiswoordpuzzel en iemand over haar schouder het antwoord gaf of een cryptisch raadsel.
Maar het zag ernaar uit dat Perez wat zijn onderzoek betrof niet veel vorderingen had gemaakt. ‘Normaal gesproken zou in een situatie als deze een heel team aan het werk worden gezet, om verklaringen af te nemen en om de antecedenten van de getuigen na te gaan. Ik sta er hier alleen voor. Ik zou jullie medewerking op prijs stellen. Ik heb van ieder van jullie een verklaring nodig en ik wil dus met iedereen praten, onder vier ogen.’ Hij keek de tafel rond. ‘Zo snel mogelijk, nu alles nog vers bij eenieder in het geheugen ligt.’
‘En Maurice en Poppy dan?’ zei Hugh. ‘Ik neem aan dat je hen ook wilt spreken.’ Hij haalde zijn schouders op en glimlachte verlegen, ten teken dat hij met die opmerking verder niets bedoelde.
Dus toch, Hugh, dacht Jane. Je bent dus toch een achterbakse gluiperd. En ik maar denken dat je zo’n aardige jongen was.
‘Ik zal met iedereen praten,’ zei Perez afgemeten. ‘Ik voer het onderzoek uit zoals ik dat wil. Ik zal deze avond met de gesprekken beginnen.’ Hij deelde vellen papier de tafel rond. ‘Ik zou het waarderen als jullie ondertussen alles willen opschrijven wat jullie je kunnen herinneren van gisteravond. Ik heb een verslag nodig van jullie verrichtingen na het feest, en van al het andere dat van belang kan zijn. Misschien heb je een conversatie gehoord die in het licht van Angela’s dood ineens iets te betekenen kan hebben. Of misschien heb je laat op de avond iemand rond de vuurtoren zien lopen. Spreek er alsjeblieft niet over met de andere gasten. Het is geen onderwerp dat zich leent voor speculaties. En wees vooral eerlijk. Zoals ik eerder zei is dit een ongebruikelijke situatie, maar het is zeker geen spelletje.’
Hij wendde zich tot Jane en voor het eerst sinds zijn komst kon er een lachje af. ‘Kan ik nog wat koffie krijgen? Het zal een lange avond worden.’