21
Perez liep Maurice Parry in de keuken van het onderzoekscentrum tegen het lijf. De man was niet verrast hem daar tegen te komen. Hij zag grauw en was vel over been.
‘Ik zoek Jane. Je hebt haar niet toevallig gezien? Misschien is ze op haar kamer. Het eten is klaar, maar ik kan haar nergens vinden. Ik kan het aan niemand vragen. Iedereen is zo te zien de deur uit.’ Hij leek behoorlijk ontdaan nu Jane niet voor hem klaarstond. Hij keek om zich heen als een ongeduldig kind op zoek naar aandacht of troost. Perez herkende nauwelijks meer iets van die eens competente, toegankelijke man die mede leiding had gegeven aan het centrum.
‘Is er iets aan de hand?’
‘Nee,’ zei Maurice. ‘Niet echt. Ik hoopte dat ze me wilde helpen Poppy’s bagage in te pakken. Ik stuur Poppy morgenochtend mee met de boot en ik was maar begonnen met het inpakken van haar spullen. Ze is meegegaan met je verloofde, ze is nog niet terug.’ Weer die licht klagende ondertoon, alsof hij Perez verantwoordelijk hield voor zijn dochters afwezigheid.
‘Je reist niet zelf af naar het zuiden?’
‘Nee,’ zei Maurice. ‘Ik zou niet weten waar ik heen moest. Dit is nu mijn enige thuis.’ Hij keek de kamer rond. ‘Ik zou waarschijnlijk wel bij een paar vrienden terechtkunnen, maar ik zou geen aangenaam gezelschap zijn.’
‘Kan ik je helpen?’ Perez wist hoe je koffers moest inpakken, beter althans dan Fran. En hij zou de kans krijgen om op een ongedwongen manier te kunnen praten met Angela’s echtgenoot.
Maar Maurice wist niet goed wat hij moest doen. ‘Misschien moet ik het aan Poppy overlaten. Het maakt eigenlijk niet zoveel uit als ze iets vergeet, ze zal zo wel terugkomen, dan kan ze het zelf doen.’ Hij keek half naar Perez. ‘Wil je misschien thee?’
‘Graag,’ zei Perez. ‘Thee, lekker.’ Hij verwachtte dat Maurice hem voor zou gaan naar het appartement, maar de man draaide zich om en stak het vuur onder de ketel in de keuken aan. Wellicht beschouwde hij de keuken van het centrum als neutraal terrein. Perez had verwacht dat Maurice misschien vragen had over het onderzoek; maar in plaats daarvan leek dit meer op het beleefdheidspraatje dat je maakte met kennissen, over de weersvoorspelling en de vooruitzichten op eindelijk kalmere tijden. Zijn tranen en neerslachtigheid van vlak na de moord hadden plaatsgemaakt voor een onzinnige fixatie op kleine details. Ook een manier, dacht Perez, om met Angela’s dood in het reine te komen.
‘Ik vroeg me af of je een paar zaken uit Angela’s verleden zou kunnen verhelderen.’ Perez onderbrak Maurice’ verhaal over een hogedrukgebied dat op weg was naar de Duitse Bocht.
Even was de stilte verstikkend. Maurice liet theezakjes in mokken vallen.
‘Ik weet niet veel over het leven dat ze leidde voordat ze mij leerde kennen,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ze had een slechte verstandhouding met haar familie.’
‘Ze heeft je toch wel iets over hen verteld.’
‘Haar vader was wetenschapper. Een academicus met eigenaardige ideeën wat onderwijs betrof. Hij onderwees haar thuis in plaats van haar naar school te sturen.’
‘Weet je waarom haar ouders zijn gescheiden?’
‘Daar praatte Angela nooit over,’ zei Maurice. ‘Ze verfoeide haar moeder omdat ze was vertrokken, ze zei dat ze was opgegroeid met het idee dat ze was achtergelaten.’
‘Hoe was de relatie met haar vader?’ vroeg Perez. Hij vouwde zijn handen rond de theemok.
Maurice haalde zijn schouders op. ‘Toen zij jong was, waren ze heel hecht, maar later vond Angela hem te bemoeizuchtig worden. Ik kreeg de indruk dat hij nogal bazig kon doen, of in elk geval zijn leven via het hare wilde laten lopen. Toen ze naar de universiteit vertrok, verwaterde het contact.’
‘Op haar initiatief? Zij wilde hem niet meer zien? Dat klinkt nogal drastisch, zeker omdat ze zo goed met elkaar overweg konden toen zij jong was.’
‘Ik hield me er niet mee bezig,’ zei Maurice. ‘Het ging mij om Angela. Ik was niet met haar familie getrouwd.’
‘Hoe zit het met haar moeder? Had Angela nog contact met haar?’
‘Dat denk ik niet.’ Maurice maakte een blik open met daarin Jane’s gemberkoekjes en reikte Perez er een aan. ‘Ze had het nooit over haar en ik heb nooit naar haar geïnformeerd.’
Terwijl Perez terugliep naar Springfield merkte hij dat de wind bijna helemaal was gaan liggen en ineens had hij het koud. Maurice had gelijk gehad wat het hogedrukgebied betrof. De lucht was helder, het zou vannacht gaan vriezen. Wat een raar weer hadden ze tot nu toe gehad dit jaar! Storm gevolgd door deze kou. Het werd snel donker. Nog even en de kortste dag zou aanbreken, gevolgd door de gekte rond Up Helly Aa, het vuurfestival in Lerwick. Weer een winter in Shetland. Hij had Fran midden in de winter leren kennen en zag haar graag voor zich in de sneeuw, blozend vanwege de inspanning om Cassie op de slee de heuvel op te trekken bij hun huis in Ravenswick.
Impulsief besloot hij de weg bij de Feelie Dyke te verlaten en westwaarts te lopen, richting de Pund. Als Angela hier haar minnaars mee naartoe nam, waren er wellicht andere geheimen te vinden, een dagboek misschien, informatie over haar ouders, puzzelstukjes uit haar leven die ze uit de buurt van Maurice had willen houden. Perez stelde zich voor hoe hij zich zou voelen als hij het contact met zijn ouders verbroken zou hebben, na het besluit dat hij niets meer met ze te maken wilde hebben. Er waren momenten waarop hij dacht dat zijn leven hierdoor overzichtelijker zou worden, maar hij wist dat hij hen nooit in de steek zou kunnen laten. Schuldgevoel hoorde bij hem, was onderdeel van wat zijn eerste vrouw zijn emotionele incontinentie had genoemd. Er bestond een verbondenheid die hij onmogelijk kon breken. Hij voelde zich al schuldig als hij zijn moeder niet binnen een dag had teruggebeld.
De Pund zag er nog verwaarloosder uit dan hij het zich herinnerde. Ooit was het gebouw stevig en waterdicht geweest, met planken afgetimmerd. Op de zolder stond nog een bed, bereikbaar via een ladder, maar in de ruimte rook het muf. Hij opende de deur. Het was inmiddels te donker om binnen veel te kunnen zien en hij had geen lamp bij zich. Dankzij het laatste beetje daglicht dat door de openstaande deur naar binnen viel, zag hij de kaars op het groezelige schoteltje, op het geïmproviseerde tafeltje gemaakt van verpakkingsmateriaal. Het zag eruit als een kinderzolder. Naast het schoteltje lag een doosje lucifers. Hij stak de kaars aan. In de eerste gloed van de afgestreken lucifer kon hij details onderscheiden; in de open haard zag hij alles in gereedheid voor het maken van een vuur, wit uitgeslagen wrakhout en een paar stukken houtskool; er stond een wijnrek in een hoek en op een plank zag hij twee glazen en een koektrommel. De kaars vatte vlam en verspreidde een egaal licht. Hij stond midden in de kamer en keek om zich heen.
Opnieuw kreeg hij het gevoel in een poppenhuis te zijn beland, een speelplaats. De vloer was geveegd. In de vensterbank stond een jampot vol uitgedroogde bloemen. Maar hij dacht niet dat hier kinderen van het eiland hadden gespeeld. Dit was Angela’s kamer geweest, de plek waar ze kon ontsnappen aan het leven in het onderzoekscentrum en waar ze wellicht de fantasieën over haar jonge minnaars in de praktijk bracht. Het bracht een geheel nieuw facet van de vrouw aan het licht. Hier had ze zich huiselijk, zelfs romantisch gedragen.
Perez liep met de kaars in zijn hand langs de muren en zocht de bergplaats van haar geheimen. Angela de mediaster, Angela de vogelwachter van het onderzoekscentrum van Fair Isle had weinig op met sentiment of nostalgie, maar een vrouw die een dergelijke ruimte had ingericht bewaarde wellicht memorabilia uit haar verleden. Perez hoopte een brief van haar moeder te vinden. Het leek hem nog altijd onwaarschijnlijk dat de moeder haar dochter volledig had laten vallen. Maar hij vond niets. Hij beklopte de muren met het idee dat er zich misschien een ruimte bevond tussen de stenen muur en de lambrisering en vond tot zijn grote vreugde een gepolijste houten doos, verstopt achter het wijnrek. Maar toen hij het deksel optilde, zag hij slechts een paar zilveren oorbellen en een bescheiden zilveren armband. Een geschenk misschien, van een van haar aanbidders.
Hij begon de ladder naar de zolder te beklimmen en kon, met in een hand de kaars, maar met moeite zijn evenwicht bewaren. Hij had ooit zijn vrouw Sarah mee hiernaartoe genomen, voordat ze getrouwd waren. Het was in de zomer geweest, op een milde dag waarop de geur van vers gemaaid gras en zomerbloemen door het geopende raam naar binnen dreef. Hij was ervan overtuigd geweest dat hij nooit meer van iemand anders zou houden. Ze hadden de oude stromatras afgedekt met een schapenvel en hadden zo de rest van de middag daar gelegen, zoenend, fluisterend, elkaar strelend. Ze hadden er niet gevreeën. Sarah was wat het geloof betrof nogal ouderwets en had hem gevraagd geduld te betrachten. Hij vond zichzelf ongelofelijk onbaatzuchtig toen hij hiermee instemde, maar in feite had het oponthoud alleen maar gezorgd voor meer spanning en een bekrachtiging van het beeld dat hij van haar had als de perfecte vrouw. Toen de seks eenmaal was toegestaan, was het min of meer uitgelopen op een anticlimax. Hij wilde dat op dat moment niet toegeven, zelfs niet aan zichzelf. Zeker niet aan haar.
Er lagen nog altijd schapenvellen op het bed. Witte en zwarte, in overvloedige stapels, een stuk meer in elk geval dan toen hij en Sarah hier hun middag luierend doorbrachten. Perez zag ze terwijl hij nog steeds op de ladder stond. Hij leunde voorover om de kaars te kunnen neerzetten, zodat hij twee handen vrij had om naar boven te kunnen klimmen. Op hetzelfde moment zag hij het lichaam van de vrouw liggen, daar achtergelaten, op de vellen, en het bloed dat de schapenvellen roze had gekleurd, alsof ze waren geverfd. Hij zag de kleine witte veertjes op de huid, als kleine sneeuwvlokjes.
Perez stond even stil, dermate geschokt door het tafereel voor hem, dat het voelde alsof zijn handen vastgevroren zaten aan de staanders van de ladder. Een tochtvlaag speelde met de kaarsenvlam en liet hem opflakkeren, waardoor hij het patroon van bloedspetters op de houten muren van de zoldering ontwaarde: de moordenaar had een slagader geraakt. Dit was een geheel ander soort moord. De eerste was rustig en berekenend uitgevoerd. Deze was wilder. Als hij door dezelfde persoon was gepleegd, dan was de moordenaar in paniek geraakt of had hij de controle verloren.