31

De slag om de Ebro

Na de val van Aragon in de lente formeerde de republikeinse regering een nieuw leger van de eenheden die waren teruggedrongen in het geïsoleerde oosten. De belangrijkste verdedigingslinies waarbinnen ze zich konden hergroeperen, waren de rivier de Segre aan de westkant en de Ebro aan de zuidkant. Zij beschikten over 18.000 ton oorlogsmaterieel dat tussen maart en half juni via de Franse grens was aangevoerd. Zij kregen ook meer tijd om zich te hergroeperen dan ze aanvankelijk hadden gedacht dankzij Franco’s offensief richting Valencia.

Aan het eind van het voorjaar en begin van de zomer riep de Republiek dienstplichtigen op uit de jaren 1925-1929 en 1940-1941 om twaalf nieuwe divisies te vormen. De jongste dienstplichtigen waren 16 jaar oud (zij werden door de veteranen de quinta del biberón, de zuigfleslichting genoemd), en de oudste waren vaders van middelbare leeftijd. Bovendien werden er nationalistische krijgsgevangenen ingezet en veel geschoolde technici, die nu niet meer onmisbaar waren omdat de hydro-elektrische centrales in de Pyreneeën in handen waren gevallen van de nationalisten. Er waren echter te weinig wapens voor al die mannen. De omvangrijke militarisering lijkt dan ook vooral bedoeld te zijn geweest om een onverzettelijke indruk te maken op de vijand en was waarschijnlijk niet strikt militair noodzakelijk. Het nieuwe oorlogsmaterieel kwam vooral ten goede aan de luchtmacht en de speciale-wapeneenheden en machinegeweercompagnieën. De kleinere wapens dienden puur als vervanging van de wapens die verloren waren gegaan bij de frontliniegevechten in Teruel of in Aragon.

Na zijn mislukte vredesouvertures was Negrín er samen met de communisten van overtuigd dat de internationale aandacht nu moest worden gewekt met een heldhaftige actie. Als die succesvol zou verlopen, dan zou de Republiek een sterkere onderhandelingspositie krijgen. Deze redenering ging echter mank. De Europese aandacht was nu veel meer gericht op de gebeurtenissen in het oosten, met name op Hitlers plannen met Tsjechoslowakije. Bovendien was er geen enkele kans dat Franco tot een compromis zou willen komen,1 of dat Chamberlain de Republiek te hulp zou schieten.

De militaire rechtvaardiging voor het project bestond uit een ambitieus plan om de nationalistische corridor naar de zee te heroveren en de twee republikeinse zones weer bij elkaar te voegen. Maar dat was veel te optimistisch en liet zien dat de regering en de communisten nog steeds niets hadden geleerd van hun eigen rampzalige fouten. Het patroon was compleet voorspelbaar. Zelfs bij een verrassingsaanval zouden de nationalistische troepen zich met hun Amerikaanse trucks snel kunnen hergroeperen om het offensief te stoppen. En opnieuw zouden ze door de nationalistische lucht- en artilleriesuperioriteit al snel het onderspit moeten delven in het open veld. Bovendien betekende deze aanval over een grote rivier, met alle daarmee samenhangende bevoorradingsproblemen, een veel groter risico dan de offensieven op Brunete en Teruel. Het verlies van vliegtuigen en ander materieel zou ook veel rampzaliger zijn dan voorheen omdat er weinig kans was dat er vervangend materieel zou komen, aangezien de grens met Frankrijk inmiddels weer gesloten was. Negrín weigerde ook om in te zien dat nog meer zware verliezen het republikeinse moreel onherstelbaar zouden aantasten. Al met al was het een enorme gok onder een zeer slecht gesternte en bovendien volledig in strijd met Negríns hoop dat de Republiek sterk verzet kon blijven bieden als er een Europese oorlog uitbrak.

Voor dit offensief werd een speciaal leger van de Ebro gevormd. Evenals bij Brunete werd het gedomineerd door de communisten en kreeg het bijna alle pantservoertuigen, artillerie en vliegtuigen ter beschikking. Modesto was de legerleider met onder zich het 5de korps van Líster en het 15de korps onder de 26-jarige communistische fysicus Manuel Tagüeña. De rechterflank werd gedekt door het 12de korps, dat het onderste deel van de Segre verdedigde vanaf Lérida tot waar de rivier bij Mequinenza samenstroomt met de Ebro.2

De bocht in de Ebro tussen Fayón en Cherta was gekozen voor de hoofdaanval. Het 15de korps werd aan de rechterkant opgesteld en het 5de korps links. Er waren nog twee aanvullende acties gepland – de 42ste divisie trok door richting het noorden, tussen Fayón en Mequinenza om een tegenaanval vanuit de rechterflank te voorkomen, en de Franse 14de Internationale Brigade stak over naar het stroomafwaarts gelegen Amposta. De aanvalsmacht bestond in totaal uit ongeveer 80.000 manschappen.3 Als gevolg van de verliezen in Aragon was de artillerie het zwakste punt. Het hele leger beschikte slechts over 150 kanonnen, waarvan enkele nog dateerden uit de negentiende eeuw. Bovendien vertoonde de 76mm-luchtafweermunitie mankementen, hoewel de soldaten dat ‘om redenen van moreel’ niet wisten.4

De nationalistische troepen aan de rechteroever van de Ebro bestonden uit de 50ste divisie onder bevel van kolonel Luis Campos Guereta, die zijn hoofdkwartier in Gandesa had, Barróns 13de divisie in reserve, en de 105de divisie die het front van Cherta tot aan de zee dekte.5 Deze divisies van Yagüe’s Marokkaanse legerkorps telden ongeveer 40.000 man. De laatste dagen voor de republikeinse aanval speelde kolonel Campos inlichtingen door aan Yagüe en waarschuwde hij dat zijn mannen troepenbewegingen en voorbereidingen op een aanval hadden waargenomen aan de overkant van de Ebro. Deze waarnemingen werden bevestigd door verkenningsvluchten, maar het nationalistische opperbevel nam de dreiging niet serieus. Het leek hen ondenkbaar dat het republikeinse leger dat in Aragon zo was afgeranseld, klaar was om in de aanval te gaan, en een aanval over een brede rivier leek al helemaal uitgesloten.

Op 24 juli kreeg kolonel Franco-Salgado, de adjudant van de Generalísimo, te horen dat de republikeinen vlotten aan het maken waren om de rivier over te varen alsmede pontonbruggen. Verder was bekend dat de meerderheid van de Internationale Brigades geconcentreerd was in Falset.6 Deze informatie werd bevestigd door de ondervraging van deserteurs en krijgsgevangenen, maar Franco zei enkel tegen Yagüe dat hij in verhoogde staat van paraatheid moest blijven en ondernam verder niets.7

De oversteek van de Ebro werd tot in het kleinste detail voorbereid. De republikeinse troepen hadden geoefend in ravijnen, rivieren en aan de kust. Het geniekorps had een model gemaakt van de oversteek met bruggen die in Barcelona waren gemaakt of in Frankrijk waren gebouwd. Ondertussen staken verkenningstroepen van het gespecialiseerde 14de commandokorps ’s nachts de rivier over. Zij maakten contact met boeren aan de overkant om informatie te vergaren omtrent de posities van de nationalisten. De 17-jarige zoon van La Pasionaria, Rubén Ruiz, was een van hen. Hij sneuvelde uiteindelijk in 1942 als majoor van het Rode Leger bij de strijd om Stalingrad.

In de vroege ochtend van 25 juli staken commandotroepen in alle stilte de rivier over en staken de schildwachten aan de overkant neer. Daarna maakten ze de lijnen vast voor de aanvalsboten die volgden. Vervolgens staken 6 republikeinse divisies begeleid door lokale boeren die de rivier goed kenden, de Ebro over. Na hen gebruikte de rest van de troepen de 12 pontonbruggen die door de genietroepen waren aangelegd. Boven Fayón sneed de 226ste brigade van de 42ste divisie de weg naar Mequinenza af en de rest van het 15de korps stak de rivier over bij Ribarroja en Flix om een bruggenhoofd te vormen langs de lijn van Ascó naar La Fatarella. Tegelijkertijd stak het 5de korps bij Miravet de rivier over om Corbera d’Ebre in te nemen op hun vorderingslinie naar Gandesa, en ook bij Benissanet om Móra d’Ebre aan te vallen en aan te sluiten bij de flankeenheden van het 15de korps.

De 14de Internationale Brigade probeerde veel verder stroomafwaarts, bijna aan de kust, de rivier over te steken, maar slechts een klein aantal wist de overkant levend te bereiken. De Marokkaanse troepen van de 105de divisie wisten in 24 uur tijd 1200 man uit te schakelen met hun geweren. Pierre Landrieu van het Henri Barbussebataljon herinnerde dat het niet mogelijk was om de rivier over te steken en de kameraden te hulp te schieten die in de val zaten aan de andere kant van de rivier en tevergeefs om hulp riepen.8

In het centrum verliep het offensief voorspoedig en namen de republikeinse troepen zo’n 4000 man gevangen van de 50ste divisie. De volgende dag naderden de troepen Vilalba dels Arcs en Gandesa, nadat ze eerst Puig de L’Àliga, tussen het Pàndols- en Cavallsgebergte, hadden ingenomen, de sleutel naar de Terra Alta, zoals deze droge bergregio werd genoemd. Ook het beruchte Punt 481, dat bekend werd als de ‘hoogte van de doden’ of de ‘puist’, werd ingenomen.9 In iets meer dan 24 uur hadden Modesto’s troepen 800 vierkante kilometer ingenomen. Maar Yagüe, die Modesto’s fouten in Brunete en Belchite niet was vergeten, beval Barróns 13de divisie om naar Gandesa te marcheren en de stad te verdedigen. De gedwongen mars van 50 kilometer lang onder de brandende julizon werd een aantal soldaten te veel. Ze bezweken van de hitte. De voeten van veel andere mannen waren er erbarmelijk aan toe na deze ‘heldendaad’.10 In de vroege ochtend van 26 juli moest de 13de divisie weer vroeg uit de veren om Gandesa te verdedigen. Generaal Volkmann, de nieuwe commandant van het Condorlegioen die Yagüe op dat moment bezocht in zijn hoofdkwartier, zag hoe kalm hij was. Yagüe was ongetwijfeld een van de meest capabele nationalistische veldcommandanten.

Franco werd enkele uren na het begin van het offensief op de hoogte gesteld van de gevechten. Het was 25 juli, precies een jaar na de overwinning in Brunete en de dag van de Spaanse patroonheilige Sint Jakob, exact de datum die hij in zijn hoofd had voor de verovering van Valencia. Zijn reactie was typerend. Hij verwierp ieder idee om de republikeinen terreinwinst te laten boeken, ongeacht de kosten om het grondgebied terug te veroveren. De operaties aan het front in de Levante werden onmiddellijk gestaakt en acht divisies moesten omkeren om naar het republikeinse bruggenhoofd te marcheren. Het Condorlegioen, de Italiaanse Aviazone Legionaria en de Brigada Aérea Hispana werden direct naar het Ebrofront gedirigeerd. Aan het begin van de eerste avond na de aanval vlogen de nationalistische vliegtuigen al boven Terra Alta en vielen ze de oversteekplaatsen in de rivier aan. De pontonbruggen kregen de hoogste prioriteit. In totaal kwamen 40 Savoia 79, 20 Savoia 81, 9 Breda 20, 30 Heinkel 111, 8 Dornier 20, 30 Junkers 52 en 6 Junkers 87 Stuka toestellen in actie, plus nog eens 100 jachtvliegtuigen. De republikeinse luchtmacht was nergens te bekennen.11

Franco gaf, nadat een ingenieur hem had verzekerd dat er geen permanente schade zou worden aangericht aan de industrie in Barcelona,12 opdracht om de dammen bij Tremp en Camasara in de Pyreneeën open te zetten. Door de stortvloed die dat veroorzaakte steeg het waterpeil van de rivier twee meter en werden de pontonbruggen, die Modesto’s troepen nodig hadden om voorraden en versterkingen over te brengen, weggespoeld. Republikeinse genietroepen wisten de schade binnen twee dagen te herstellen, maar de timing bleek rampzalig. Tot dan toe had slechts een klein aantal tanks en kanonnen de oversteek gemaakt, niet genoeg om Barróns troepen in Gandesa te verslaan.

De constante bombardementen op de bruggen vergden het uiterste van de republikeinse genietroepen. Zij moesten er elke nacht weer op uit om de schade die overdag was aangericht te herstellen. Het beste wapen dat de nationalisten konden inzetten tegen de smalle bruggen was de Stuka duikbommenwerper. Het Condorlegioen gebruikte er nooit meer dan twee paar tegelijkertijd en altijd met een zware escorte jachtvliegtuigen. De Luftwaffe was bang dat een van de toestellen zou worden neergehaald boven vijandelijk gebied en dat de brokstukken vervolgens naar de Sovjet-Unie zouden worden gestuurd. Zelfs nationalistische officieren mochten niet in de buurt van de toestellen komen. De Stukas waren voor het eerst gebruikt tijdens het offensief in Aragon, maar toen was er weinig gevaar geweest omdat een neergehaald toestel altijd weer kon worden teruggehaald aangezien de republikeinen zich in snel tempo terugtrokken.

In de vroege ochtend van 27 juli was er nog steeds geen republikeinse luchtsteun. Toch gaf Modesto het kleine groepje T-26 tanks al bevel om Gandesa aan te vallen. Generaal Rojo was ontsteld over het onverklaarbare uitblijven van republikeinse luchtdekking. Op 29 juli schreef hij aan zijn vriend, kolonel Manuel Matallana van het leger van het centrum: ‘Het Ebrofront is bijna verlamd… We hebben opnieuw te maken met het fenomeen dat al onze aanvallen kenmerkt, namelijk dat de mensen de moed verliezen.’13 Dat was ook niet verwonderlijk. Het plan vertoonde van meet af aan gebreken en nadat het eerste verrassingseffect was weggeëbd, hadden de communistische veldcommandanten geen idee hoe ze de zaken verder moesten aanpakken. Zoals bij alle eerdere operaties werden er voor niets duizenden levens verspild omdat de legerleiding niet wilde inzien dat de aanval was mislukt. In de eerste week alleen al werden de troepen gedecimeerd door artilleriebeschietingen en luchtaanvallen maar ook door ziektes als dysenterie en tyfus.14 Ze kampten ook nog eens met het probleem van fysieke en morele uitputting, met name bij de Internationale Brigades. Dimitrov berichtte aan Vorosjilov en Stalin dat ‘de soldaten van de Internationale Brigades buitengewoon uitgeput zijn door de voortdurende gevechten, hun militaire efficiëntie is verdwenen en de Spaanse divisies hen duidelijk hebben overtroffen op het gebied van vechtlust en discipline’.15

Op 30 juli reorganiseerde Modesto de formaties in de centrale sector en nam hij persoonlijk het bevel van de operaties op zich. Hij concentreerde de tanks en de artillerie die de Ebro waren overgestoken rond Gandesa. Maar de tanks waren een prachtig doelwit voor de 88mm-luchtafweerraketten van het Condorlegioen die op andere doelwitten mochten schieten zolang er geen vliegtuigen in de buurt waren. De Kampfgruppe van Heinkel 111 bommenwerpers steeg die dag 40 maal op om de bruggen te bombarderen. Vanaf een hoogte van 4000 meter verwoestten zij twee bruggen en een voetbrug. Een van de bruggen werd gerepareerd en vervolgens tijdens een nachtelijk bombardement weer vernield. Een Stuka viel de bruggen in Asco en Vinebre aan met acht bommen van 500 kilo. In Vinebre was de eerste bom meteen raak.16 Maar de Stuka’s hadden de volgende dag minder geluk toen ze probeerden om de tunneluitgang vier kilometer ten oosten van Mora la Nueva te bombarderen.

Modesto gaf bevel voor een meedogenloze aanval op Gandesa met zijn dertien batterijen plus de infanterie. Ze bereikten de begraafplaats en kwamen dicht bij het zwaar verdedigde gebouw van het landbouwsyndicaat, maar het kwam niet tot gevechten met Barróns manschappen. De 3de divisie viel intussen Vilalba dels Arcs aan. De nationalistische troepen en hun bondgenoten bleven de troepenconcentraties en aanvoerlijnen van de republikeinen vanuit de lucht bestoken, waarbij ze nog steeds niets hoefden te vrezen van de republikeinse luchtmacht. De republikeinse vliegtuigen werden pas op 31 juli ingezet voor de aanval op Gandesa.

Dat leidde tot het grootste luchtgevecht van de hele burgeroorlog. Op 31 juli alleen al werden er meer dan 300 missies uitgevoerd. De vliegtuigen bestookten elkaar in de lucht om te voorkomen dat de vijand medestrijders op de grond zou bombarderen. ‘Het stonk er naar lijken,’ schreef Edwin Rolfe, een Amerikaanse Internationale Brigadist. ‘Vijandelijke bommenwerpers keerden terug naar onze stellingen in het dal en doodden de gewonden die werden geëvacueerd en ook de brancardiers… De kogels vlogen over onze hoofden, rode tracers die zich langzaam door de lucht leken te bewegen… Het was de langste dag van mijn leven.’17

Het was een angstaanjagende ervaring voor de grondtroepen, maar de laatste vier weken waren voor de Republiek ook in de lucht desastreus geweest, hoewel ze nog niet aan het Ebrofront waren. Volgens de tellingen van het Condorlegioen en de nationalisten werden in de maand juli alleen al 76 republikeinse vliegtuigen verwoest. Maar de slag om de Ebro bood de nationalisten en hun bondgenoten een nog betere kans om de republikeinse luchtmacht voor eens en voor altijd te vernietigen.18

Rojo, Modesto en Tagueña beschouwden alles wat tot dan toe was gebeurd als een tactische overwinning. Zij hadden geen twijfel over het effect van de strijd op het internationale publiek en in het republikeinse grondgebied. Maar zij hadden eigenlijk niets anders gedaan dan de stier de arena insturen met weinig kans dat hij de strijd zou overleven. Zelfs als ze Gandesa hadden ingenomen, dan was er geen verdere kans geweest om op te rukken omdat de nationalistische troepen zich snel rondom hen hadden geconcentreerd. Na de eerste week waren de effecten van hun voorsprong, het verrassingsaspect, snelheid en durf, al weggeëbd.19 Voor de zoveelste keer was een republikeins offensief tot staan gekomen zonder dat de doelen waren bereikt, omdat er te veel tijd was verspild aan het neerslaan van verzetshaarden in plaats van door te stoten naar het hoofddoel. Door Yagüe’s snelle reactie op de aanval hadden de nationalisten genoeg tijd om acht divisies versterkingen aan te laten rukken en de situatie van de republikeinen was nog slechter dan in Brunete. De rivier lag achter hen en dat zorgde voor grote problemen bij de aanvoer van voorraden en munitie. Ze hadden ook veel minder drinkwater.

Op 1 augustus gaf Modesto het leger van de Ebro bevel om in het defensief te gaan. Zij hadden 12.000 man verloren om een desolaat, verdord stuk terrein te winnen dat geen enkele strategische waarde had. De temperatuur steeg. Op 4 augustus mat het Condorlegioen temperaturen van 37 graden in de schaduw en 57 graden in de zon. Zelfs ’s nachts koelde het nauwelijks af.20 De verdediging was voor de republikeinen geen gemakkelijke opgave. Het was onmogelijk om loopgraven te graven in de bikkelharde en rotsachtige grond van de Terra Alta. Ze konden zichzelf enkel beschermen met verschansingen die ze van stenen hadden gemaakt en kwamen er al snel achter dat ze op die manier nog kwetsbaarder waren voor artilleriebeschietingen dan in het open veld, omdat de stenen bij iedere explosie als granaten de lucht in vlogen.

Er bestond geen enkele militaire rechtvaardiging om de strijd onder dergelijke omstandigheden voort te zetten, met name omdat de Republiek zo kwetsbaar was en omdat er geen enkele hoop bestond dat het oorspronkelijke doel van het offensief zou worden bereikt. Maar in plaats van hun beste troepen terug te roepen om elders weer te kunnen vechten, stuurde het republikeinse bevel nog meer troepen de rivier over. Dat gebeurde alleen omdat Negrín dacht dat alle Europese ogen op hem gericht waren en hij geen nederlaag kon toegeven. Opnieuw stortten de republikeinen zichzelf in het onheil uit politieke en propagandistische overwegingen. De enige troost was misschien dat Franco zo geobsedeerd was door het neerslaan van de troepenmacht die nationalistisch grondgebied had veroverd dat de nationalisten de logische tegenzet, een aanval over de Segre in de achterhoede van de rechterflank, lieten liggen.21

De nationalisten die vast van plan waren om dit ‘blinde schapengevecht’22 te winnen, moesten in totaal zes tegenoffensieven inzetten tegen de republikeinse posities. Het eerste, dat op 6 augustus begon, was gericht tegen het bruggenhoofd bij Fayón dat werd verdedigd door de 42ste divisie. Gedurende twee dagen stegen de vliegtuigen van het Condorlegioen veertig maal op om vijftig ton bommen af te werpen. ‘De Roden leiden enorme verliezen,’ schreef Von Richthofen in zijn oorlogsdagboek.23 Deze slachtpartij duurde tot 10 augustus, de dag waarop de nationalisten de republikeinen weer de rivier over dwongen. De volgende aanval, die op 11 augustus begon, was gericht op de 11de divisie in het Pàndolsgebergte. Dat was een slechte beslissing aangezien de republikeinen in het hoger gelegen gebied zaten en gemakkelijk grote verliezen konden toebrengen aan aanvallers die de berg opkwamen. De volgende week gebruikte het Condorlegioen al zijn troepen en materieel, inclusief de Stuka’s, voor een aanval op bruggen om de bevoorrading af te snijden. Misschien rekenden de nationalisten erop dat Lísters manschappen uitgeput en uitgedroogd waren door de hoge temperaturen en dat ze bijna bezweken van de honger omdat hun bevoorrading was afgesneden. Vanwege het gebrek aan water moesten zij urineren in de waterhulzen rond de lopen van hun Maximmitrailleurs.

Overdag leek er nooit een einde te komen aan de bombardementen en artilleriebeschietingen. De republikeinen hadden geen andere keuze dan te wachten tot het donker was. De lichamen konden niet worden begraven en er was geen schaduw in de kale woestenij.24 Volgens de propaganda konden de troepen de ontberingen lijden omdat ze gedisciplineerde antifascistische strijders waren. Sceptici wezen echter op het strenge regime van bevelhebbers als Modesto en Líster, die bereid waren om iedereen neer te schieten die ook maar een centimeter terrein verloor. Hun koppige ‘heldenmoed’ werd echter vermoedelijk vooral ingegeven door hun grote haat jegens de nationalisten.

Tijdens de nationalistische aanval op de sierra de Pàndols op 13 augustus ontstond in de lucht boven Terra Alta een dodelijk vuurgevecht tussen de republikeinse luchtmacht en nationalistische gevechtsvliegtuigen: drie eskaders Messerschmitts en een zwerm Fiats bestookten de Chatos en Supermoscas, een verbeterde versie van de Russische eendekker. Ondertussen bleven de Heinkel 111 toestellen van het Condorlegioen en de Junkers 52 toestellen van de Brigada Aérea Hispana de rivierovergangen bombarderen en als ‘vliegende artillerie’ vijandelijke stellingen in de sierra bestoken.

De luchtgevechten waren een ongelijke strijd, waarbij de nationalisten ruim tweemaal zo sterk waren als de republikeinen. Terwijl de Moscas en Chatos in V-formaties op de ouderwetse manier met de Fiats streden, probeerden de Messerschmitteskaders nieuwe tactieken uit. Ze vochten in tweetallen, een systeem dat later ook werd gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het grote gevaar van zulke chaotische luchtgevechten was de mogelijkheid op botsingen met en beschietingen van eigen vliegtuigen. Toen de grote nationalistische luchtmachtaas, García Morato, voor het eerst in de oorlog werd neergeschoten, gebeurde dat door een van zijn eigen piloten.

Op 18 augustus zetten de nationalisten de dammen in de Segre weer open. De muur van water, waardoor het waterpeil van de rivier steeg met 3,5 meter, sleurde de bruggen van Flix, Móra d’Ebre en Ginestar met zich mee. De volgende dag begon de ‘langverwachte’ nationalistische tegenaanval met 6 divisies en een cavaleriebrigade tegen het belangrijkste bruggenhoofd. De grondtroepen werden bijgestaan door 88mm-artillerie, terwijl de Stukas het opnamen tegen de republikeinse artillerie. De Heinkel 111 Kampfgruppe viel opnieuw bruggen aan. Het Messerschmitteskadron behaalde met het neerschieten van 4 Moscas (of Ratas zoals de nationalisten hen noemden) op een dag het grootste succes. Een van de piloten was Oberleutnant Werner Mölders, later een van de grote Luftwaffepiloten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij slaagde er in Spanje in om 14 vijandelijke toestellen neer te halen en werd de eerste Luftwaffegevechtspiloot die honderd overwinningen op zijn naam kon schrijven.25

Yagüe stuurde zijn troepen af op republikeinse posities rond Vilalba dels Arcs en nam de hoogtes van Gaeta in. Ditmaal dropten de nationalistische vliegtuigen pamfletten waarin ze de republikeinen opriepen om zich over te geven. Na vijf dagen van hevige gevechten stortten de divisies van Yagüe zich op de goedverdedigde posities die bemand werden door ervaren troepen die al verschillende infanterieaanvallen hadden doorstaan. De nationalistische tactieken waren vaak niet beter dan die van hun rivalen.

Op 26 augustus werd Modesto bevorderd tot kolonel, de eerste militieofficier die die rang bereikte. Maar het leger van de Ebro kon niet veel anders dan volhouden. Ze kregen weer bezoek van journalisten die ook bij eerdere gevechten waren geweest: Hemingway, Matthews en Capa maar ook van Joseph North van de New York Daily Worker, Daniel Roosevelt van de Brooklyn Daily Eagle, Louis Fischer van The Nation en van de Duitse dichter Ernst Toller.26

Vanaf de Coll del Moro, waar Yagüe zijn commandopost had, bekeek generaal Franco het strijdtoneel door zijn verrekijker: aan de rechterkant lag de sierra de Pàndols; in het midden Gandesa en de sierras van Cavalls en Lavall de la Torre; Corbera aan de linkerkant en daarachter de rivier de Ebro die uitmondt in de zee. ‘Ik heb het beste van het Rode Leger ingesloten binnen een straal van 35 kilometer,’ zei Franco euforisch tegen zijn adjudant, Luis M. de Lojendio.27 Maar in Italië zag Mussolini dat heel anders. ‘Vandaag, 29 augustus, voorspel ik dat Franco wordt verslagen,’ zei hij tegen Ciano. ‘Die man weet niet hoe je oorlog moet voeren of hij wil het niet weten.’28

Op 31 augustus lanceerden de nationalisten hun derde tegenoffensief dat was gericht op het gebied tussen de Puig de l’Àliga en de weg van Alcañiz naar Tarragona. Ze wilden koste wat het kost de sierra de Cavalls innemen en optrekken richting Corbera d’Ebre. Hun frontlijntroepen waren nu verstrekt met García Valiño’s Maestrazgokorps en telde in totaal 8 divisies, 300 kanonnen, 500 vliegtuigen en 100 tanks. Zij moesten het tussen Corbera en Gandesa opnemen tegen de 35ste divisie, bij Cavalls tegen de 11de divisie en in Puig de l’Àliga tegen de 43ste divisie. (Volgens Tagüeña moest de telefoonlijn van het hoofdkwartier 83 maal gerepareerd worden wegens granaatinslagen.) Republikeinse soldaten hingen stukjes hout om hun nek om tijdens de bombardementen op te bijten. Aan republikeinse zijde was er veel vaker sprake van oorlogsneurose dan bij de nationalisten, wat nauwelijks verwonderlijk is gezien de intensiteit van de luchtbombardementen.

Op 3 september, precies een jaar voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, begonnen de nationalisten hun vierde aanval, ditmaal gericht tegen de manschappen van Líster in de sierra. Nadat ze de republikeinse linies genadeloos hadden afgestraft met hun artillerie, trokken de nationalisten van Gandesa richting La Venta de Camposines en namen de volgende dag Corbera in. Zij hadden 300 veldkanonnen opgesteld in die sector plus Duits 88mm-luchtafweergeschut dat direct op gronddoelen schoot.29

Tijdens deze aanval slaagden Yagüe’s troepen erin om door de vijandelijke linies heen te breken op de grens tussen de sectoren van het 5de en 15de korps. Modesto had geen andere keuze dan zijn enige reservetroepen, de 35ste divisie, in te zetten om het gat te dichten. Modesto’s bevelen van dat moment onderstrepen hoe de republikeinen zich hadden vastgebeten in deze strijd. ‘Er mag geen enkele positie verloren gaan. Als de vijand een positie verovert, moet er een snelle tegenaanval plaatsvinden en zoveel worden gevochten als nodig, maar er moet altijd voor worden gezorgd dat het gebied in republikeinse handen blijft. Nog geen meter grond voor de vijand!’30

Twee weken later, tussen 19 en 26 september, veroverden de nationalisten rots voor rots om de hoogten van de sierra de Cavalls in te nemen die in handen waren van de uitgeputte soldaten van Modesto’s leger. Rojo was wanhopig omdat Menéndez, de commandant van het leger van de Levante, en Miaja niets deden om een offensief te beginnen aan hun kant van de corridor om de druk op het leger van de Ebro te verlichten. Na de verovering van de hoogten van Lavall op 2 oktober bereikten de nationalisten La Venta de Camposines en een paar weken later namen ze bij een nachtelijke aanval Punt 666 in, de sleutel naar de sierra de Pàndols. Ze ontmantelden de defensieve positie van Cavalls volledig waardoor de republikeinse formaties onbeschut raakten en voerden vervolgens een tangbeweging uit waarbij Yagüe aanviel richting La Faterella en García Valiño richting Ascó en Flix.

De republikeinen leden grote verliezen en hadden na het gevecht alleen nog een smalle strook land over op de rechteroever van de Ebro. Om half vijf in de ochtend van 16 november staken de laatste mannen van de 13de Internationale Brigade van de 35ste divisie de Ebro over via de ijzeren brug bij Flix, waarbij ze profiteerden van de dichte mist boven de rivier. Vijftien minuten later gaf Tagueña bevel om de brug op te blazen. ‘Een droge explosie, een flits, het geraas van stukken ijzer die in het water vallen, kondigden, 113 dagen na het begin, het einde aan van de slag om de Ebro.’31 Generaal Rojo steunde Tagüeña’s besluit om terug te trekken. De grote fout van de republikeinen was dat ze het niet honderd dagen eerder hadden gedaan. Daarmee kwam ook een einde Modesto’s leger van de Ebro. De resterende troepen betrokken de stellingen die ze voor 24 juli hadden ingenomen.

De Terra Alta was een zwaar slagveld geweest in een meedogenloos conflict – een zomerse variant op de wintergruwelen in Teruel. Onder de nationalisten vielen 60.000 slachtoffers en onder de republikeinen 75.000, waaronder 30.000 dodelijke slachtoffers. Veel doden werden zonder begrafenis achtergelaten in de sierras die Modesto’s leger moesten ontvluchten. Deze groteske gok eiste niet alleen een groot aantal mensenlevens; de republikeinen offerden er ook bijna alle wapens aan op die ze nodig hadden voor de verdediging van Catalonië.

De meeste kritiek op de gang van zaken tijdens de Ebrocampagne was afkomstig van niet-communistische officieren. Generaal Gámir Ulibarri zei zelfs dat het Ebrodebacle de val van Catalonië betekende. Anderen, zoals kolonel Perea, de bevelhebber van het leger van het oosten, had scherpe kritiek op het gebrek aan militair inzicht tijdens de hele operatie. De Kominternagenten probeerden op hun beurt om de schuld in de schoenen van Rojo en de generale staf te schuiven. Togliatti informeerde Moskou dat het leger van de Ebro geen steun had gekregen van het centrale front vanwege ‘sabotage en de kwaadwillige actie van generaal Miaja en andere commandanten van het centrum’.32

In lijn met zijn gewoonlijke stalinistische paranoia verweet Stepánov de generale staf en Rojo dat zij de operatie hadden gerekt, ‘omdat ze erop vertrouwden dat zij het leger van de Ebro konden verzwakken en diskwalificeren door het uit te putten’.33 Het feit dat de hele strategie na overleg was goedgekeurd door Negrín en de communisten en dat het leger werd aangevoerd door een communist die weigerde terug te trekken, werd uiteraard genegeerd, evenals het feit dat het hele plan slecht was uitgedacht. De aanval op een sector die zo dicht bij de plek lag waar het nationalistische manoeuvreleger actief was, betekende dat de vijand snel in de tegenaanval kon gaan. En het was idioot om een doelwit te kiezen dat net over een rivier lag terwijl de vijand een vernietigende luchtsuperioriteit had om de aanvoerlijnen af te snijden. De weigering om terug te trekken een week nadat duidelijk was geworden dat er geen kans was om het doel te bereiken, leidde onvermijdelijk tot de nutteloze opoffering van een leger dat niet vervangbaar was. Het was erger dan enkel een militaire stommiteit, het was de misleiding van propaganda.