26

De oorlog in Aragon

Na de mislukking van het Bruneteoffensief in juli gaf de republikeinse generale staf eindelijk toe dat er niets bereikt zou worden met grote operaties in de centrale regio. Maar ook al kon er van nog zo’n grootschalige aanval geen sprake zijn na hun verliezen in materieel, verdere hulp aan Santander en Asturië was wel hard nodig. Als de republikeinse troepen in het noorden het konden volhouden tot de wintersneeuw de doorgangen van de Cordillera Cantábrica blokkeerde, zou Franco zijn Navarrese, Galicische en Italiaanse troepen (wat hem numerieke gelijkheid zou opleveren), en het grootste gedeelte van zijn luchtmacht, niet kunnen laten oprukken vóór het eind van de lente in 1938.

Voor de volgende republikeinse aanval werd het front van Aragon gekozen. De redenen om het oosten in plaats van het zuidwesten te kiezen, waren vooral politiek van aard. De communisten en hun steunpilaren in het leger konden niet kiezen voor Extremadura omdat dat praktisch een erkenning was dat de Brunetestrategie verkeerd was geweest en het plan van Largo Caballero goed. Maar de voornaamste reden voor het verplaatsen van de nadruk van de oorlog naar het oosten, was het streven van Negríns regering en de communisten om totale macht te verwerven over Catalonië en Aragon.

In de nasleep van de gebeurtenissen in mei in Barcelona had de centrale overheid de verantwoordelijkheid voor de openbare orde in Catalonië overgenomen. Daarnaast was de Verdedigingsraad van de Generalitat ontbonden die van meet af aan door de anarchisten werd geleid en was generaal Pozas aangesteld als bevelhebber van het pas gevormde leger van het oosten. Dit betekende de eerste stap in de beëindiging van de onafhankelijkheid van de Generalitat en de anarchistische macht in Catalonië. De volgende stap in het herstel van het centrale bestuur was de ontmanteling van de Verdedigingsraad van Aragon door er communistische troepen te stationeren en de drie anarchistische divisies onder communistisch bevel te plaatsen. De samenstelling van de republikeinse troepen in het oosten werd in de zomer van 1937 drastisch gewijzigd. Vóór Brunete was de enige communistische formatie in de regio de 27ste (Carlos Marx) PSUC-divisie geweest, maar tijdens de laatste dagen van juli en het eerste deel van augustus werden alle communistische eliteformaties vanuit het centrale front overgebracht. Daaronder vielen Klébers 45ste divisie en Modesto’s 5de korps (met Lísters 11de divisie, Walters 35ste divisie en El Campesino’s 46ste divisie). Voor het eerst werden de anarchisten in hun ‘Spaanse Oekraïne’ bedreigd.

Eind juli, na de slag om Brunete, startten de communisten een propagandaoffensief tegen de president van de Verdedigingsraad van Aragon, Joaquín Ascaso, een controversieel en flamboyant figuur. De communisten betichtten hem ervan zich te gedragen als een maffialeider. Zijn libertaire aanhangers verdedigden hem echter vurig toen hij ervan werd beschuldigd juwelen het land uit te hebben gesmokkeld. In de belangrijkste partijkranten Mundo Obrero en Frentre Rojo werd het systeem van zelfbestuurde landbouwcollectieven heftig bekritiseerd, omdat die in strijd waren met de ‘gecontroleerde democratie’ die Negrín en de communisten propageerden.

De carabineros, die Negrín had opgezet toen hij minister van Financiën was, werden eind juli gebruikt om de collectieve bedrijven lastig te vallen door hun productie in beslag te nemen. Op 11 augustus ontbond de centrale overheid per decreet de Verdedigingsraad van Aragon, terwijl de leden de laatste oogst nog binnenhaalden. De anarchistische 25ste, 26ste en 28ste divisies werden beziggehouden aan het front en werden afgeschermd van het nieuws over wat er gaande was. Zo kon Lísters 11de divisie, gesteund door de 27ste en de 30ste divisie, op de anarchisten en de gezamenlijke CNT-UGT-collectieven afgestuurd worden. Deze ‘manoeuvres’, zoals ze officieel genoemd werden, gingen gepaard met massale arrestaties en de gedwongen ontbinding van de Verdedigingsraad van Aragon samen met alle aanverwante organisaties. CNT-kantoren werden overvallen en verwoest en de machinerie, voertuigen, gereedschappen en zaaigranen werden aan de kleine landeigenaren gegeven, die door de communisten waren aangemoedigd om zich tegen de cooperatieven te verzetten.1

De anarchistische leden van de Raad werden als eersten gearresteerd en mochten blij zijn dat ze niet meteen werden neergeschoten. Ongeveer honderd anarchisten werden in de Caspegevangenis geplaatst, en zaten daar nog steeds toen de nationalisten de stad in maart 1938 bezetten.2 De communisten rekenden op een showproces tegen Ascaso, maar hij moest op 18 september worden vrijgelaten, nadat ze geen bewijs hadden kunnen leveren. (La Pasionaria probeerde hem in 1968 opnieuw aan te klagen en zei dat Ascaso naar Zuid-Amerika was gevlucht waar hij in weelde leefde van zijn buit. In werkelijkheid werkte hij als bediende in een hotel in Venezuela.)

De rechtvaardiging voor deze operatie (die wegens de ‘extreem harde maatregelen’ zelfs voor sommige partijleden schokkend was) was dat Líster de boeren alleen maar bevrijdde omdat alle collectieve bedrijven onder dwang tot stand waren gekomen. Er was ongetwijfeld druk uitgeoefend en er was in sommige gevallen vast geweld gebruikt in de hevigheid van de opstand. Maar het feit dat ieder dorp een mengeling was van collectivisme en individualisme betekende dat de boeren niet met een geweer tegen het hoofd gedwongen waren mee te werken aan het gemeenschappelijke boerenbedrijf.3 Naar schatting hoorden er 200.000 mensen bij de collectieve bedrijven en waren er 150.000 zelfstandige boeren.4 De meest veelzeggende getuigenis tegen de communisten is wellicht dat een groot aantal collectieven de draad weer wist op te pakken nadat Lísters troepen vertrokken waren. Ondertussen leidde de ontwrichting van en schade aan de voedselproductie tot felle discussies. José Silva, het hoofd van het Instituut voor Agrarische Hervorming, bracht zijn communistische collega’s later in verlegenheid toen hij toegaf dat de operatie ‘een hele grote fout’ was geweest, ‘die tot een enorme wanorde op het platteland had geleid’.5

De exacte rol die de niet-communistische leden van Negríns regering in deze gebeurtenissen speelden, vooral Prieto, is nog altijd onderwerp van discussie. Negrín zelf steunde de communistische acties onvoorwaardelijk, terwijl de liberalen en de andere rechtse socialisten steun bleven betuigen aan maatregelen die het ‘kantonnalisme’ vernietigden en de gecentraliseerde macht vergrootten. Prieto, de minister van Defensie, en Zugazagoitia, de minister van Binnenlandse Zaken, gaven instructies voor de ontmanteling van de Verdedigingsraad van Aragon en waren bereid om zonodig geweld te gebruiken. Maar Prieto ontkende Lísters claim dat hij carte blanche had gekregen om de collectieven te vernietigen.6 In elk geval vond de libertaire opstand die de autoriteiten hadden gevreesd, nooit plaats.

De gebeurtenissen in Aragon zorgden er ook voor dat de kloof tussen het CNT-bestuur en het leeuwendeel van de leden steeds breder werd. De zwakte die de leiders van de CNT toonden door hun weigering om Lísters acties openlijk te veroordelen, veroorzaakte veel frustratie en woede. De enige poging om de communistische actie tegen te houden kwam van Mariano Vázquez, de secretaris-generaal van de CNT. Hij had Prieto gevraagd om Mera’s divisie onmiddellijk naar Aragon over te plaatsen. Maar hij was tevreden met het antwoord van de minister van Defensie dat hij Líster al officieel had berispt. (Vázquez, een ‘gereformeerde’ syndicalist en binnen de CNT de grootste voorstander van complete gehoorzaamheid aan overheidsbevelen, was een groot bewonderaar van Negrín, die hem zou hebben veracht.) De CNT-leiders beweerden dat ze hadden voorkomen dat er doodstraffen waren uitgevoerd door de speciale communistische militaire tribunalen, maar de kans dat drie anarchistische divisies hun wapens op de troepen van Líster zouden richtten, had waarschijnlijk meer gewicht in de schaal gelegd. In elk geval zorgde de hele episode voor een betrekkelijke groei van de communistische macht en de daarmee gepaard gaande klap voor het anarchistische vertrouwen.

Terwijl deze gebeurtenissen plaatsvonden, bereidde Rojo zorgvuldig een nieuwe operatie voor, die door het leger van het oosten uitgevoerd zou worden. Het doel was om de nationalisten af te leiden van hun laatste offensief in het noorden door Zaragoza aan te vallen. De herovering van deze provinciehoofdstad had niet alleen een symbolische betekenis. Het was ook het communicatiecentrum van het hele Aragonfront. Het eerste jaar van de oorlog in dit deel van Spanje had aangetoond dat het bezit van een centrale stad veel belangrijker was dan de controle over grote delen platteland. De nationalisten hadden alleen de 51ste, 52ste en 105de divisie over het 300 kilometer grote front verspreid en de meerderheid van hun troepen was geconcentreerd in de steden.

Generaal Pozas en zijn stafchef Antonio Cordón zetten hun hoofdkwartieren op in Bujaraloz. Hun plan was om door te breken op 7 verschillende plekken op de 100 kilometer lange vlakte tussen Zuera en Belchite. Het doel van het opsplitsen van hun aanvalstroepen was om de nationalistische tegenaanval te verdelen en om minder grote doelwitten te bieden voor bombardementen en beschietingen dan in Brunete. Aan de noordflank zou de 27ste divisie eerst Zuera aanvallen, voor ze daadwerkelijk links naar Zaragoza af zou zwaaien. In het rechtse midden zou Klébers 45ste divisie vanuit de Sierra de Alcubierre zuidoostelijk richting Zaragoza aanvallen. Ondertussen zouden de 26ste divisie en een deel van de 43ste divisie vanuit Pina aanvallen, de Ebro oversteken en via de snelweg van Quinto Zaragoza bezetten.

Het zwaartepunt van het offensief met Modesto’s 5de korps, waar Lísters 11de divisie en Walters 35ste divisie onder vielen, lag aan de zuidkant van de Ebrovallei. Lísters 11de divisie zou door de zuidelijke oever richting Zaragoza trekken met dekking van bijna alle T-26 en BT-5 tanks die aan het offensief meededen.7 De BT-5 tanks waren in het Internationale Tankregiment ingedeeld, dat geleid werd door kolonel Kondratiev. Alle bestuurders waren leden van het Rode Leger.8 De meerderheid van de 200 republikeinse vliegtuigen aan het front was ook gereserveerd voor de aanval in de Ebrovallei. Ze waren duidelijk in de meerderheid tegen de verouderde nationalistische Heinkel 46 lichte bommenwerpers en de Heinkel 51 gevechtsvliegtuigen.9

De republikeinen genoten een overweldigende lokale superioriteit, zowel op de grond als in de lucht. Modesto was er zeker van dat de operatie succesvol zou zijn. De bevelen van de generale staf benadrukten dat de vijandige troepen van een slechte kwaliteit waren, dat de nationalisten in Zaragoza weinig reserves hadden en dat er in de stad een opstand zou plaatsvinden om hen te helpen.10 Modesto leek meer geïnteresseerd in de vraag of de divisie van Líster, gesteund door tanks, de eer zou krijgen om als eerste formatie de stad binnen te komen dan in het overwegen van rampenplannen voor het geval de operatie niet zo makkelijk zou verlopen als hij gedacht had. Het was slechts zes weken na Brunete, en Modesto leek te zijn vergeten wat daar gebeurd was, tenzij hij de propaganda geloofde die het verlies in een overwinning veranderde.

Het offensief in Aragon begon op 24 augustus, de dag dat de nationalisten op het punt stonden om Santander aan de noordkust binnen te vallen, dus het voornaamste doel van de aanval bestond niet meer. Om het verrassingseffect te behouden, werden er geen artilleriebombardementen of luchtaanvallen ingezet.11 In het noorden werd Zuera rond het middaguur bezet door de 27ste divisie. Kléber stortte de 45ste divisie in de aanval en bereikte Villamajor de Gallego, ongeveer 6 kilometer van Zaragoza. Daar stopte hij, omdat hij niet over informatie rondom de vijandige verdediging beschikte. De troepen van de 25ste divisie veroverden Codo, na hevige tegenstand van carlisten van de tercio van Nuestra Señora de Montserrat, die de weg van Belchite naar Medina hadden geblokkeerd. Ondertussen rukte Líster met zijn 11de divisie op richting Fuentes de Ebro, maar het lukte hem niet om die plaats te veroveren. Ze hadden veel tijd nodig om de ene na de andere vijandelijke stelling uit de weg te ruimen. De 4de onafhankelijke cavaleriebrigade werd compleet vernietigd en verloor alle gevechtscapaciteit. Het meest rampzalige deel van deze actie betrof het Internationale Tankregiment, dat niet gesteund werd door de infanterie toen het doorbrak. Vrijwel alle BT-5 tanks werden vernietigd. Een woedende Modesta gaf Líster de schuld van de ramp, en vanaf dat moment werd de wederzijdse haat tussen de twee grote communistische leiders een enorm probleem. Ook dit werd geweten aan ‘de inmenging van fascistische elementen, die wederzijdse vijandigheid aanwakkerden tussen de twee en zo de kracht van het 5de korps verzwakten’.12 Een rationeler rapport aan Moskou schreef de schuld echter toe aan ‘de open sabotage van Líster, die niet ondergeschikt aan Modesto wilde zijn’.13

Quinto werd door de 25ste divisie aangevallen en op 26 augustus ingenomen, ondanks de dappere nationalistische verdediging van de kapel van Bonastre. Omdat Lísters 11de divisie in een patstelling geraakt was in Fuentes de Ebro, moest de 35ste divisie hulp bieden. De republikeinse commandanten waren wederom geobsedeerd bezig met het verslaan van elke verdedigingspositie, terwijl ze op zouden moeten rukken richting het belangrijkste doel en de rest aan de troepen van de tweede linie moesten overlaten. Op dit punt stelde Modesto voor om af te stappen van het originele plan om Zaragoza te veroveren, en in plaats daarvan Belchite in te nemen, dat door slechts een paar honderd man verdedigd werd. Deze nationalistische verdedigers hadden goede machinegeweerposities: sommigen waren geplaatst in gewapend beton, andere in speciaal geprepareerde huizen, het seminarie en de kerk van San Agustín.

De aanval op Belchite begon op 1 september om tien uur ’s ochtends met steun van artillerie en luchttroepen die werden bestuurd door de eerste Spaanse piloten die waren opgeleid in de USSR en die Belchite meteen aan puin schoten. Daarna rukten de tanks op, wat een zeer onverstandige manoeuvre was, aangezien ze ontzettend kwetsbaar waren in de straten die deels geblokkeerd waren door ingestorte gebouwen. De volgende dag werden de tegenstanders in het seminarie verslagen en werden de gevechten rond de kerk van San Agustín hervat. De calle Mayor werd de voornaamste vuurlinie terwijl de nationalisten hun posities in de calle Goya en het gemeentehuis vanachter zandzakken verdedigden. De wanhopige gevechten duurden tot 6 september, toen heel Belchite één grote rokende ruïne was vol verwoeste huizen, stof en lijken van mensen en dieren. De ‘misselijkmakende stank’ verspreidde zich over het omliggende platteland.14

De hele operatie had dertien dagen geduurd en in die periode hadden de republikeinse troepen gebrek aan water. En dat in de verzengende hitte, nog boven op de bedwelmende geur van rottende lichamen, die zo sterk was dat de mensen ondanks de temperaturen een gasmasker droegen.15 De vertragingen door het sterke nationalistische verzet bij Quinto en Codo hadden de tegenstander de tijd gegeven om Barróns 13de divisie en Sáenz de Buruaga’s 150ste divisie te laten komen. Dit was een herhaling van de fouten die de republikeinen bij Brunete hadden gemaakt. Ze verspilden totaal onnodig grote hoeveelheden soldaten en tijd aan het opruimen van verzetshaarden in plaats van op te rukken naar het hoofddoel. De kleine nationalistische garnizoenen hadden nooit echt een bedreiging gevormd voor Modesto’s achterhoede als hij verder was opgetrokken. Uiteindelijk leidde deze enorme inspanning van de republikeinen, die sterk in de meerderheid waren geweest, in een terreinwinst van niet meer dan 10 kilometer en de inname van een handjevol dorpen en kleine steden. De aanvankelijke doelen om Zaragoza in te nemen en de nationalisten af te leiden van hun campagne in het noorden, waren bij lange na niet gehaald.

Opnieuw verloor de Republiek een aanzienlijke hoeveelheid wapens die broodnodig waren, met name de tanks. En opnieuw gaf de stalinistische paranoia de ‘trotskistische’ vijfde colonne de schuld van de mislukking. Generaal Walter vond de situatie ernstiger dan bij Brunete. ‘De medische eenheid van de 35ste divisie,’ schreef hij, ‘registreerde verschillende gevallen van gewonde internationalisten die onder behandeling waren in Spaanse ziekenhuizen en stierven door opzettelijk slordig uitgevoerde of totaal overbodige chirurgische operaties, diagnoses en behandelmethodes, die duidelijk het werk waren van saboteurs.’ Bovendien rees de verdenking dat er ‘een grootschalige trotskistische spionage- en terreurorganisatie’ schuilging achter de 14de Internationale Brigade. Ze zouden van plan zijn om Hans Sanje, de commandant, en generaal Walter zelf te vermoorden. Walter verzocht de NKVD in Barcelona om het te onderzoeken, maar ‘brigadecommandant Sanje ging zo lomp te werk dat de gearresteerde man, een Franse luitenant, al snel stierf tijdens de ondervragingen en de geheimen van de organisatie meenam in zijn graf’.16

Generaal Pozas hield Walter verantwoordelijk voor de mislukking van de operatie, omdat hij zich geconcentreerd had op secundaire doelen in plaats van op de primaire. Prieto was woedend over de gebeurtenissen en joeg met zijn bittere kritiek de partij tegen zich in het harnas. Samen met een groeiend aantal hoge officieren begon hij zich te realiseren dat de communistische leiding het Volksleger aan het vernietigen was met prestigeoperaties die het zich niet kon veroorloven en triomfantelijke propaganda die contraproductief bleek. De Catalaanse pers beweerde op 4 september, terwijl de gevechten in Belchite nog steeds aanhielden, dat ‘een intelligente en relevante actie van de regering voor het eerst tot beweging had geleid aan alle fronten. Het Spaanse volk begint nu iets te merken van de gevolgen van een efficiënt beleid van nationale eenheid tegenover de fascistische invasie, waar ze zo lang op heeft gewacht’.17

Het Aragonoffensief was beslist te laat gekomen om de verdediging van Santander te helpen. Ook had het de start van het derde en laatste stadium van de oorlog in het noorden niet kunnen uitstellen. ‘Het nationalistische bevel verviel niet in dezelfde fout als bij Brunete en haalde zijn troepen niet weg van de operatie in Santander. Het beperkte zich tot het bedwingen van het offensief door grond van weinig waarde af te staan.’ Zich bewust van het belang om het republikeinse grondgebied in Asturië verder te verminderen voor de winter inviel, hergroepeerde generaal Dávila snel zijn troepen om vanuit Santander verder westwaarts op te rukken.