27
De vernietiging van het noordelijke front en het republikeinse idealisme
Terwijl de slag om Belchite zijn hoogtepunt bereikte, trok de Provinciale Raad van Asturië op 29 augustus alle militaire en civiele macht naar zich toe. De raad benoemde zichzelf tot de Soevereine Raad van Asturië, onder leiding van Belarmino Tomás. Het eerste wapenfeit van de raad was de vervanging van generaal Gámir Ulibarri door kolonel Adolfo Prada, die bevelhebber werd van de restanten van het leger van het noorden, dat nu nog maar 40.000 man sterk was.
Prada’s stafchef was majoor Francisco Ciutat en zijn voornaamste formatie was het 14de korps, dat onder bevel stond van Francisco Galán. De republikeinse luchtmacht in het noorden bestond nog maar uit 2 pelotons Moscas en minder dan 1 eskader Chatos.1 Het republikeinse grondgebied was nu teruggebracht tot ongeveer 90 kilometer tussen Gijón en La Robla, en 120 kilometer langs de kust, met Oviedo aan de westflank.
Davilá’s aanval op dit laatste stukje republikeins verzet in het noorden kwam vanuit het oosten en zuidoosten en was gericht op Gijón. Zijn strijdmacht was minstens 2 keer zo groot als die van de republikeinen en omvatte ook Solchaga’s 4 carlistische brigades, 3 Galicische divisies onder Aranda en de Italiaanse CTV. Zij werden gesteund door 250 vliegtuigen, waaronder het Condorlegioen.
Desalniettemin bedroeg de opmars, die op 1 september begon, gemiddeld minder dan 1 kilometer per dag, ondanks de verpletterende nationalistische luchtsuperioriteit. De Picos de Europa en de Cordillera Cantábrica waren voor de republikeinse verdedigers een uitstekend terrein om de vijand tegen te houden, en dat deden ze dan ook met opmerkelijke dapperheid. Er is wel gezegd dat ze alleen zo wanhopig vochten omdat de nationalistische blokkade geen hoop op ontsnapping bood, maar dit kan hooguit een factor zijn geweest. Toen de meeste hogere officieren in kleine bootjes konden ontsnappen, vochten de soldaten nog heviger door.
De carlisten van Solchaga bereikten Llanes pas op 5 september. Deze Navarrese brigades zetten toen de aanval in tegen de El Mazucopas, die ze eerst innamen, toen verloren, daarna weer heroverden en vervolgens opnieuw verloren. De verdediging van de pas onder leiding van een CNT-medewerker uit La Felguera hield drieëndertig dagen stand. Uiteindelijk veroverden de carlisten de pas onder bedreiging van bajonetten, waarbij ze zware verliezen leden. Ondertussen bombardeerde en beschoot het Condorlegioen de republikeinse achterhoede meedogenloos,2 omdat het te moeilijk was om hun stellingen in de bergen met conventionele bommen te raken. De Duitsers vonden een prototype napalm uit, bestaande uit benzineblikken die aan brandbommen waren vastgemaakt.
Op 18 september begonnen Solchaga’s carlisten het bloedigste deel van de hele campagne. Na hevige gevechten lukte het de 1ste Navarrabrigade om Ribadesella binnen te vallen; op 1 oktober bezette de 5de brigade Covadonga en tien dagen later ontruimden ze de westelijke oever van de Sella. Op 14 oktober viel Arriondas. Ondertussen kon kolonel Muñoz Grandes een doorbraak forceren bij Tarna, een van de best versterkte posities van de Asturische mijnwerkers, en richting Campo de Caso oprukken, om zo de omsingeling compleet te maken. Het Condorlegioen rondde het werk af door republikeinen die terugvielen naar Gijón met machinegeweren te beschieten. Op 20 oktober sloten de troepen van Solchaga zich aan bij die van Aranda.3
De republikeinse regering in Valencia instrueerde kolonel Prada om een algehele evacuatie te starten. Maar Franco’s vloot, die de val afwachtte, vroeg het Condorlegioen om de republikeinse torpedojager Císcar, die gestuurd was zo veel mogelijk mensen op te halen, te bombarderen. De Císcar zonk en buitenlandse schepen werden door de nationalistische oorlogsschepen onderschept. Veel hogere functionarissen en officieren konden op kanonneerbootjes en andere kleine vaartuigen naar Frankrijk ontsnappen. Maar het gros van de republikeinse troepen bleef verwoed doorvechten tot de middag van 21 oktober, toen de 4de Navarrabrigade Gijón binnenviel. Een deel van de republikeinse troepen vluchtte de bergen in en sloot zich aan bij restanten van ontsnapte eenheden uit Santander. De guerrillaoorlog in de Cordillera duurde nog zes maanden, waarmee nog een aanzienlijk deel van de nationalistische troepen werd beziggehouden.
Toen de nationalisten Gijón eenmaal hadden ingenomen, werd op grote schaal gestart met ‘het opruimen van de Roden’ in de hele regio. De stierenring in Gijón deed dienst als detentiecentrum, evenals het Luarcatheater en andere gebouwen in de stad. De executiepelotons werkten onafgebroken.4 Het noordelijke front bestond niet meer. Prieto weet het verlies vooral aan gebrek aan eenheid in de bevelvoering.5 De minister van Defensie promoveerde Rojo tot generaal en diende zijn ontslag in bij Negrín, die het weigerde te accepteren.
De werkelijke effecten van de verovering van het noorden zouden pas in het nieuwe jaar merkbaar worden. Toen begonnen de nationalisten de carlistische formaties, het Italiaanse korps en Aranda’s Galicische troepen in de zuidelijke zone in te zetten. Nationalistische oorlogsschepen uit de Golf van Biskaje werden overgebracht naar de Middellandse Zee, waardoor de controle van de kustlijn daar werd verhoogd. In Palma de Mallorca werd een nieuw marine- en luchtmachtcommando opgezet onder leiding van admiraal Francisco Moren.6 Maar voor Franco lag een van de belangrijkste opbrengsten in de kool- en andere mijnen, hoewel veel van de productie werd gebruikt voor de afbetaling van zijn schulden aan nazi-Duitsland.
De aanzienlijke groei van de nationalistische manschappen was mede te danken aan de inzet van meer dan 100.000 gevangenen uit de noordelijke campagne. Deze manier om de strijdmachten te vergroten, was niet altijd succesvol, omdat velen ontsnapten zodra ze de frontlinies bereikten. Er waren ten minste twee voorbeelden van rebellie door linkse soldaten in de nationalistische manschappen. Bij Zaragoza begonnen anarchisten in het Vreemdelingenlegioen een opstand en probeerden hun kameraden te bevrijden uit de gevangenis. En in El Ferrol waren 200 matrozen, vooral op de España, betrapt terwijl ze muiterij aan het beramen waren. In beide gevallen werden alle betrokkenen geëxecuteerd.
In de herfst van 1937 was republikeins Spanje getuige van de blijvende afbrokkeling van de anarchistische macht, de isolatie van de Catalaanse nationalisten, onenigheid binnen de socialistische manschappen en de ontwikkeling van de geheime politie. Negríns regering was verantwoordelijk voor deze gebeurtenissen, en als gevolg van de communistische macht was de onderdrukking van andersdenkenden veel omvangrijker dan onder de dictatuur van Primo de Rivera. De minister-president deed alsof hij niets wist van de activiteiten van de geheime politie, maar dit was weinig overtuigend. Zoals Hugh Thomas al aangaf deden Negríns pogingen om de politieke activiteit in te perken door middel van censuur, verbanningen en arrestaties denken aan Franco’s staatsapparaat dat ideologische afwijkingen in bedwang moest houden.7 Desondanks protesteerden de meeste aanhangers van de Republiek in het buitenland, die de republikeinse zaak op grond van vrijheid en democratie hadden verdedigd, niet tegen deze ontwikkelingen.
De noodzaak om met de Sovjet-Unie samen te werken, gekoppeld aan de ernst van de militaire situatie, werd later door de aanhangers van Negrín gebruikt om de daden van zijn regering te rechtvaardigen. Maar het was Negrín die Largo Caballero had overtuigd om de goudreserves naar Moskou te sturen, dus hij droeg een grote verantwoordelijkheid voor de ondergeschiktheid van de Republiek aan Stalin. Tijdens zijn regering verminderde de toevoer van Russische militaire hulp echter drastisch. Dit kwam deels door de nationalistische zeeblokkade, maar was ook een gevolg van Stalins groeiende verlangen om zich los te maken van Spanje toen hij zich realiseerde dat de Britse en Franse regeringen de as geen strobreed in de weg zouden leggen. En nu was de Sovjet-Unie bezig China te helpen tegen de Japanse agressie. Paradoxaal genoeg werd Stalins onrust waarschijnlijk versterkt door Negríns overduidelijke hoop dat de Republiek gered zou worden door een Europese oorlog.
President Azaña had het strenge bewind van de premier in het begin aangemoedigd, maar zijn houding zou omslaan toen hij Negríns karakter beter begon te begrijpen. Beide mannen konden niet opschieten met Companys en Azaña steunde Negríns plannen om Catalonië onder centraal bestuur te brengen. De president was nog steeds verbolgen dat Companys erin was geslaagd om de afhankelijkheid van de Generalitat te vergroten tijdens de opwinding in de begindagen van de opstand. De vermindering van de Catalaanse identiteit werd zowel gesymboliseerd als beïnvloed door de verplaatsing van de republikeinse regering van Valencia naar Barcelona en Negrín greep elke kans om de verminderde status van de Generalitat te benadrukken.8 ‘Negrín vermeed bijna elk direct contact met Companys,’ schreef de communist Antonio Cordón, die destijds staatsecretaris van het Leger was. ‘Ik kan me geen gebeurtenis of bijeenkomst herinneren waaraan ze samen deelnamen.’9
Largo Caballero realiseerde zich na zijn val dat de socialistische partij en de UGT in een nog slechtere staat waren dan hij had vermoed. Hij had nog steeds zijn trouwe aanhangers, vooral het kliekje rond Luis Araquistain, Carlos de Baráibar en Wenceslao Carrillo (de vader van Santiago Carrillo). Maar veel rechtse socialisten, een machtige factie binnen de UGT, en de meerderheid van de Verenigde Socialistische Jeugd, werkten nauw samen met de communisten.10 Sommige groepen reageerden op hun oproep tot eenwording. Er werd bijvoorbeeld een gezamenlijke krant opgericht in Valencia, de Verdad (dat waarheid betekent en bedoeld was als een Spaanse Pravda). Het was het eerste medium dat de socialisten in Jaén prees die hun eigen verenigde socialistische-communistische partij hadden opgericht, de PSU (Verenigde Socialistische Partij).
De krant van de PSOE, El Socialista, en zelfs Largo Caballero’s Claridad, waren al door de pro-communistische tak van de partij overgenomen. Maar de meest verontrustende gebeurtenis voor Largo Caballero vond eind september plaats, toen zijn aanhangers gediskwalificeerd werden bij de stemming voor het nationale plenum van de UGT. Maar toch aarzelden veel pro-communistische socialisten, waaronder zelfs Negrín, nog over de mogelijke volledige vereniging met de PCE. In zijn toespraak van 17 oktober (de eerste die hij sinds mei mocht houden) gaf Largo Caballero zijn verklaring voor de val van zijn regering en waarschuwde hij nadrukkelijk voor de gevaren die de partij bedreigden. Largo Caballero slaagde er echter niet in om nog macht te veroveren omdat hij buiten het uitvoerend comité werd gehouden en zijn aanhangers in het comité in de minderheid waren. Eind oktober verhuisde hij naar Barcelona, waar hij zich, als een soort binnenlandse balling, bezighield met minder belangrijke zaken.11
De meest omineuze ontwikkeling in het republikeinse grondgebied op dat moment was waarschijnlijk de rationalisatie van de veiligheidsdiensten. Op 9 augustus 1937 werden deze omgevormd tot de SIM, de Servicio de Investigación Militar.12 Prieto was het brein achter deze herstructurering om de centrale controle te vergroten, maar de communisten gebruikten de SIM meteen voor hun eigen zaak. Prieto vond dat de versplinterde groei van contraspionagediensten ongecontroleerd en inefficiënt was. Een chef van de inlichtingendienst klaagde dat ‘iedereen in onze achterhoede contraspionage bedreef’. Onafhankelijke diensten met hun eigen netwerk van agenten in het leger, het directoraat-generaal voor de Veiligheid, de carabineros, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Generalitat en de Baskische regering in ballingschap (nu gevestigd in Barcelona), elk had zijn eigen spionageafdeling. Zelfs de Internationale Brigades hadden hun eigen door de NKVD geleide tak van ketterjagers die in Albacete was gevestigd. De baas daarvan, ‘Moreno’, was een Joegoslaaf uit de Sovjet-Unie die bij zijn terugkeer werd doodgeschoten.13
Prieto verloor meteen de controle over het nieuwe departement nadat het in augustus was opgericht, omdat de communisten in de herfst van 1936 begonnen waren met de infiltratie van de politie en veiligheidsdiensten. De eerste directeuren, de socialisten Ángel Díaz Baza en Prudencio Sayagüés, konden het werk niet aan, terwijl anderen, zoals Gustavo Durán, die Prieto tot chef van de SIM had benoemd voor het leger van het centrum, weg moest omdat ze alleen communisten rekruteerden. De volgende directeur was kolonel Manuel Uribarri, die alleen aan Russische agenten rapporteerde en naar Frankrijk vluchtte met een buit van 100.000 francs.14 Pas in het volgende jaar verminderde communistische controle. Het lukte de organisatie inderdaad om een aantal nationalistische netwerken op te rollen – ‘Concepción’, ‘Círculo Azul’, ‘Capitán Mora’, ‘Cruces de fuego’ en andere – maar er bestaat geen twijfel dat de SIM, die later door de Duitse schrijver Gustav Regler werd omschreven als ‘de Russische syfilis’, tijdens de eerste acht maanden van zijn bestaan een sinister instrument was in de handen van Orlov en zijn mannen van de NKVD.
Tot de SIM-officieren behoorden zowel onvoorwaardelijk trouwe partijleden als mannen met grote ambitie. De onbetwiste macht had een grote aantrekkingskracht op opportunisten van velerlei pluimage. De kern van de hoofdofficieren vormde netwerken van agenten door middel van omkoping en chantage. Ze slaagden er zelfs in om voet aan de grond te krijgen bij overtuigd anticommunistische formaties vanwege hun controle op overplaatsingen en promoties. Een 19-jarige schutter in de 119de brigade werd bijvoorbeeld omgekocht en toen meteen gepromoveerd tot SIM-chef van de hele formatie, waarmee hij meer macht over leven en dood kreeg dan zijn commandant.15
Doordat er veel documenten verloren zijn gegaan, is het moeilijk na te gaan hoeveel agenten er precies voor de SIM werkten. Alleen al in Madrid zouden er 6000 agenten zijn geweest en de officiële loonlijst bedroeg 22 miljoen peseta. De 6 militaire en 5 burgerlijke secties, waaronder de ‘Z Brigade’ dekten alle facetten van het leven en de agenten waren in elk district en commando aanwezig.16 De meest gevreesde sectie was de Speciale Brigade, die verantwoordelijk was voor ondervragingen. Toen deze beruchte afdeling bekend raakte in het buitenland veranderde de sectie simpelweg van naam. De regering stond erop dat de sectie ontbonden werd, maar in werkelijkheid steeg het aantal slachtoffers dat ‘naar de vijand overstak’ (een eufemisme voor dood door marteling of geheime executie). De sectie werkte met een netwerk van ‘onzichtbare’ agenten, zowel aan het front als in de achterhoede.17
In de centrale regio maakte de SIM gebruik van voornamelijk geheime gevangenissen, die van de DEDIDE waren geweest. De eerste was het seminarium van San Lorenzo, waar 200 verdachten werden vastgehouden. De tweede was Werkkamp nummer 1 in Cuenca. De verklaringen van degenen die de pech hadden om daar te belanden, zijn vastgelegd: mishandeling, het gebruik van kou en honger om bekentenissen los te krijgen, strafcellen die ‘de vriezer’ en de ‘ijskast’ genoemd werden waarin gevangenen naakt werden achtergelaten met water tot hun knieën, of ze werden tijdens de wintermaanden met ijskoud water bespoten.18
In Barcelona had de SIM twee gevangenissen, een in de calle Zaragoza en de ander in het Seminario Conciliar. Maar ze gebruikten ook andere locaties, zoals de Portal de l’Àngel, waar in de zomer van 1937 300 mensen werden vastgehouden, de zogenoemde ‘Nestlémelkerij’, Hotel Colón, een in de calle Vallmajor en diverse andere. In september 1937 beweerden de veiligheidsorganen in Barcelona dat ze een ‘spionageorganisatie die zelfs groter was dan die in Madrid’ hadden ontmaskerd. ‘Deze organisatie was ook opgezet door Catalaanse trotskisten. Het identificatieteken was de lettercombinatie TS en iedere agent had een persoonlijk identificatienummer. Documenten die werden gevonden in het matras van een van de leden tonen dat deze bende schuldig is aan verschillende daden van sabotage en dat ze moordaanslagen aan het voorbereiden waren op sommige topmannen van het Volksfront en het republikeinse leger.’ Er werd een lijst uitgedeeld met de republikeinse leiders die doelwit waren van een aanslag, misschien in de hoop om niet-communistische ministers aan te moedigen hen te steunen.19
Onder NKVD-directie beging de SIM onmenselijke gruwelijkheden. De nationalisten deden er nog een schepje bovenop in hun propaganda en creëerden zo de ‘zwarte legende’. Hoewel alle documentatie is verwoest, bestaat er gezien de mondelinge getuigenissen en de aanhoudende beschuldigingen van Manuel de Irujo en Pere Bosch Gimpera geen twijfel over dat de Russen hun ‘wetenschappelijke’ ondervragingsmethoden toepasten. De ondervragingsmethoden van de SIM gingen verder dan klappen met rubberen pijpen, koud- en warmwaterbehandelingen en nepexecuties, die in de begindagen veel gebruikt werden. De vloeren van de cellen waren zo gemaakt dat de scherpe punten van de stenen omhoog staken zodat de naakte gevangenen constant pijn leden. Vreemde metaalachtige geluiden, kleuren, lichten en hellende vloeren werden gebruikt als technieken voor desoriëntatie en verminderde zintuiglijke waarneming. Als deze niet voldeden, of als de ondervragers haast hadden, was er altijd nog de ‘elektrische stoel’ en de ‘lawaaicel’, maar ze liepen dan het risico dat de gevangenen te snel gek werden.
Er zijn geen betrouwbare gegevens over het totale aantal SIM-gevangenen noch over de verhoudingen. Het is echter vrij zeker dat er meer republikeinen dan nationalisten gevangen zaten. Er werd beweerd dat iedereen die kritiek uitte op de Russische militaire incompetentie, zoals bijvoorbeeld buitenlandse vrijwillige piloten, net zo veel kans had om beschuldigd te worden van hoogverraad als iemand die de communisten op ideologische gronden aanviel. Minister van Justitie Manuel de Irujo nam op 10 augustus 1938 ontslag uit protest tegen de valse procedures, hoewel hij als minister zonder portefeuille in de regering bleef. Vele andere vooraanstaande republikeinen waren geschokt door dergelijke juridische procedures en boven alles door de SIM. Negrín deed kritische verklaringen simpelweg af als vijandelijke propaganda. Pas in 1949 gaf hij aan de Amerikaanse journalist Henry Buckley toe dat hij fout had gezeten.20
De communisten waren opvallend succesvol geweest in het verwerven van een grote mate van controle over de regering, de bureaucratie en het systeem van openbare orde. En dat terwijl ze, met twee kleine ministeries in het kabinet, slechts symbolisch aanwezig waren, wat een vereiste van het Russische buitenlandbeleid was geweest. Ze hadden zichzelf onmisbaar gemaakt voor de gematigde politici die de staatsmacht hadden willen herstellen en die nu ook begonnen te protesteren. Het protest tegen de communistische macht groeide echter met name in het leger sterk.
In de herfst van 1937 blies de communistische propaganda hoog van de toren over de opmars van het Volksleger. Hoewel er zeker verbeteringen hadden plaatsgevonden bij de eenheden, waren slechts weinig commandanten en officieren competent en hadden ze ook weinig tactische vaardigheden getoond. Bovendien was de bevoorradingsorganisatie nog steeds corrupt en inefficiënt en was het moreel verder aangetast door de gebeurtenissen achter de linies. Communistische promoties en bekeringsijver aan het front hadden zulke vormen aangenomen dat voormalige communistische aanhangers onder de reguliere officieren er geschokt door waren. Prieto wist niet wat hij hoorde toen hem werd verteld dat niet-communistische gewonden vaak medische hulp werd geweigerd. Bataljoncommandanten die uitnodigingen om zich bij de partij aan te sluiten naast zich neerlegden, kregen geen wapens of rantsoenen meer en zelfs het loon van hun mannen werd soms ingehouden. De mannen die wel zwichtten, kregen prioriteit boven niet-communisten. Zij werden gepromoveerd en hun reputatie werd enorm opgevijzeld in alle rapporten en persverslagen.
Zelfs de hoogste niet-communistische officieren werden buitengesloten. Kolonel Casado mocht, als bevelhebber van het leger van Andalusië, niets weten over de locaties van vliegvelden of de beschikbaarheid van vliegtuigen aan zijn front. Commissarissen kregen rekruteringsdoelen van de partijhiërarchie en deden er alles aan om die te bereiken. Prieto verklaarde later dat socialisten in communistische eenheden die weigerden om zich bij de partij aan te sluiten, vaak om valse redenen werden neergeschoten, zoals lafheid of desertie. Na de slag om Brunete zochten 250 soldaten van El Campesino’s divisie bescherming bij Mera’s 14de divisie vanwege de wijze waarop ze behandeld waren omdat ze geen communisten waren geworden. Mera weigerde ze terug te geven toen El Campesino woedend bij zijn hoofdkwartier arriveerde. Hoewel officieel een communist, steunde generaal Miaja hem tegen een partijlid.
Het moreel werd vooral sterk aangetast onder de Internationale Brigades die in oktober 1937 2000 man hadden verloren vanwege een tyfusepidemie.21 Er waren altijd niet-communisten in hun gelederen geweest die het partijbeleid weigerden te slikken, maar nu waren zelfs toegewijde communisten kritisch geworden. Begin 1937 was na het debacle van Lopera bijna muiterij uitgebroken onder de Ieren toen ze op het laatste moment werden weerhouden om hun eigen compagnie te vormen. De Amerikaanse muiterij bij de Jarama, vroeg in de lente, was succesvol geweest, hoewel die werd beschouwd als een tijdelijke opwelling die in de kiem was gesmoord. Sommige Italianen van het Garibaldibataljon vertrokken om zich aan te sluiten bij de liberale en anarchistische Giustizia e Libertácolonne. Tijdens het Segoviaoffensief weigerde de 14de Internationale Brigade om nutteloze frontale aanvallen te blijven uitvoeren op La Granja, en buitenlanders van een strafbataljon van een brigade kwamen in opstand toen ze deserteurs moesten neerschieten.
De woede over de doelloze slachtpartijen ging gepaard met groeiende bezorgdheid over het bestaan van ‘heropvoedingskampen’, die werden geleid door Russische officieren en bewaakt door Spaanse communisten die gewapend waren met de nieuwste automatische wapens. In deze kampen werd het werk georganiseerd op een stachanovistische basis, en was de voedselverspreiding afhankelijk van het wel of niet behalen van arbeidsgemiddelden. De gevangenen waren veelal soldaten die om een bepaalde reden terug naar huis wilden, maar dat niet mochten. (Het werd pas later bekend dat verschillende leden van de Internationale Brigades die naar huis wilden, werden opgesloten in psychiatrische ziekenhuizen, een typisch Russische maatregel.) Een van de meest vreselijke kampen was het kamp bij Júcar, ongeveer 40 kilometer van Albacete, waar gedesillusioneerde Britse, Amerikaanse en Scandinavische vrijwilligers werden vastgehouden. Een aantal Britten werd gered van executie door de tussenkomst van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken, maar mannen uit andere landen werden opgesloten in de gevangenissen van Albacete, Murcia, Valencia en Barcelona.22
De aanhoudende problemen in de brigades kwamen ook doordat de vrijwilligers, aan wie nooit een verblijfsduur was genoemd, veronderstelden dat ze vrij waren om na een bepaalde tijd te vertrekken. Hun paspoorten waren ingenomen toen ze in dienst gingen. Krivitsky beweerde dat die per diplomatieke post naar Moskou werden gestuurd, zodat NKVD-agenten ze in het buitenland konden gebruiken. Brigadeleiders die bang waren dat de verhalen over de onrust naar het thuisfront uitlekten, begonnen steeds strengere disciplinaire maatregelen op te leggen. Brieven werden gecensureerd en iedereen die de competentie van het partijbestuur bekritiseerde, riskeerde gevangenisstraf of zelfs het vuurpeloton. Verlof werd meestal geweigerd en sommige vrijwilligers die zonder toestemming toch een paar dagen vrij namen, werden wegens desertie neergeschoten wanneer ze naar hun eenheid terugkeerden. Omdat ze het gevoel hadden dat ze gevangen werden gehouden door een organisatie waarvoor ze alle sympathie hadden verloren, liep een aantal vrijwilligers zelfs over naar het vijandelijke kamp. Anderen gebruikten bekende ‘verdwijntrucs’ en schoten bijvoorbeeld een kogel door hun eigen voet als ze hun geweer aan het schoonmaken waren.
De Komintern maakte zich inmiddels zorgen omdat het nieuws over de omstandigheden in de Internationale Brigades ervoor had gezorgd dat de toestroom van buitenlandse vrijwilligers stagneerde. Nieuwe vrijwilligers schrokken van het cynisme van de veteranen, die lachten om het idealisme van de nieuwkomers terwijl ze verbitterd aan hun eigen idealisme terugdachten. Een aantal nieuwe vrijwilligers in Albacete was letterlijk geshanghaaid. Buitenlandse deskundigen of technici die alleen voor een bepaald doel waren gekomen, werden gedwongen naar het front te gaan en kregen te horen dat ze zouden worden aangeklaagd wegens desertie als ze weigerden.23 Zelfs matrozen van buitenlandse koopvaardijschepen op verlof werden als ‘deserteurs’ van de Internationale Brigades opgepakt en onder bewaking naar Albacete afgevoerd. Op 23 september 1937 vaardigde Prieto een decreet uit waarmee hij de Internationale Brigades in het Spaanse Vreemdelingenlegioen opnam, zodat ze onder de Spaanse Code voor het Krijgsrecht vielen. Hij stelde ook een regel op dat maximaal eenderde van de officiers van de Internationale Brigades niet-Spaans mocht zijn.24
De grootste schok voor de leden van de Internationale Brigades was de vervolging van de POUM. De communisten bleven onverminderd tekeergaan tegen de POUM. ‘Wij kennen in ons land,’ verklaarde een woordvoerder van de partij eind 1937, ‘een lange reeks van recente feiten die bewijzen dat trotskisten al langer betrokken zijn bij deze groteske criminele activiteiten. En naarmate de problemen groeien en de beslissende slagen naderen, beginnen ze steeds openlijker de vijandelijke leuzen te populariseren om het zaad van defaitisme, wantrouwen en verdeeldheid onder de massa te zaaien, en ze houden zich actiever dan ooit bezig met spionage, provocatie, sabotage en misdaad.’25
De lezing van de partij over de gebeurtenissen strookte zo duidelijk niet met de waarheid dat alleen degenen die doodsbang voor de waarheid waren er nog geloof aan konden hechten, zoals een brigadelid dat verklaarde dat ‘de regel van éénmaaldaags gedwongen politieke discussies, van bovenaf bevolen, bewijst dat we serieuzer behandeld worden dan gewoonlijk’. Maar de meerderheid die zich realiseerde dat ze werd bedrogen, was gebelgd over deze belediging van hun intelligentie. In Spanje moesten ze hun mond houden om de aandacht van de SIM niet te trekken. En als ze wel thuiskwamen, bleven ze meestal stil in plaats van de hele republikeinse zaak te ondermijnen. En voor diegenen die hun mond wel opendeden, zoals Orwell, bleven de deuren van linkse uitgevers gesloten.
Kritiekloze aanhangers van de Republiek werden gedwongen om de relatie met Moskou te verdedigen. De poging om de mentaliteit van de showprocessen naar Spanje te importeren, ging echter voorbij aan het feit dat de regering Negrín weliswaar autoritair was maar niet totalitair. Als gevolg daarvan kon het afgesloten labyrint van vervormde spiegels dat in de Sovjet-Unie de werkelijkheid had vervangen, niet in Spanje worden gekopieerd.