24

De slag om Brunete

Begin 1937 schreef Nikonov, het plaatsvervangend hoofd van de geheime dienst van het Rode Leger, enthousiast aan Vorosjilov: ‘De oorlog in Spanje heeft een aantal extreem belangrijke aspecten blootgelegd met betrekking tot het gebruik van modern militair materieel en heeft waardevolle ervaringen opgeleverd voor de bestudering van operationele, tactische en technische problemen.’ Maar dit bleek overdreven optimistisch, zoals het eerste grote republikeinse offensief van de oorlog zou tonen. Het ‘actieve oorlogsbeleid’ dat omwille van propagandadoeleinden door de Komintern was bedacht, zou de verzetscapaciteit van de republikeinen sterk beperken.1

Gedurende april 1937, toen nationalistische troepen aan de noordkust richting Bilbao oprukten, was de generale staf van Largo Caballero gestart met het plannen van een ambitieus offensief in Extremadura, met 23 brigades en Pavlovs tanks.2 Het plan was opgesteld door generaal Asensio Torrado voordat hij werd vervangen. Het idee was een grote aanval in het zuidoosten om het nationalistische territorium in tweeën te splitsen en een einde te maken aan de spiraal van slagen rondom Madrid die altijd op een nutteloos bloedbad uitliepen. Een andere reden waarom gekozen werd voor Extremadura en niet voor Nieuw-Castilië, was dat de nationalistische troepen in dat gebied onervaren, slecht bewapend en erg verspreid waren. Voor Franco zou het veel moeilijker zijn om versterkingen per trein te brengen als republikeinse guerrilla’s achter zijn linies opereerden. Aan de andere kant zou het voor de republikeinen erg moeilijk zijn om hun troepen en tanks in het geheim op te stellen zo ver van Madrid; dit zou de hoofdstad kwetsbaar achterlaten. Ook zou het herbevoorraden van een leger in Extremadura vreselijk lastig zijn.

De sovjetadviseurs en communistische leiders waren vooral om politieke redenen tegen het plan. Ze hadden enorm veel internationale propaganda in de verdediging van Madrid gestoken, om nog maar te zwijgen van de opoffering van veel van hun beste troepen in vier slagen. Zij waren in wezen net zo geobsedeerd met de hoofdstad als Franco de afgelopen zes maanden was geweest. Daarom hadden ze Largo Caballero geïnformeerd dat hun tanks noch hun vliegtuigen het Extremaduraoffensief zouden steunen en dat generaal Miaja geen manschappen vanuit de hoofdstad zou overbrengen voor de operatie. In plaats daarvan wilden ze een offensief ten westen van Madrid met een aanval in de buurt van de plek waar de slag om de weg naar La Coruña was geweest.

De twist over het Extremaduraoffensief zorgde voor de eerste reactie van de reguliere officiers op de communistische controle over het republikeinse leger. Een aantal van hen, die de communistische ideeën over discipline aanvankelijk hadden verwelkomd, begonnen de communisten er nu van te verdenken dat ze misschien meer interesse hadden in het vergroten van hun eigen macht dan in het winnen van de oorlog. Ze werden gealarmeerd dat militaire zaken gemanipuleerd konden worden voor louter propagandistische doeleinden, en ze waren geschokt door de infiltratie van de partij in de commandostructuur en de felle campagnes tegen iedere officier die tegenwerkte.

De val van Largo Caballero in mei en de aanstelling van Negrín als regeringsleider verergerde de situatie. Prieto, die als minister van Defensie verantwoordelijk was voor alledrie de afdelingen, was bereid om nauw samen te werken met de communisten en om hun advies met betrekking tot de militaire operaties op te volgen. Hij zou later echter een van hun vurigste tegenstanders worden.

In het noorden, waar de nationalisten Bilbao bedreigden, was de situatie kritiek. Republikeinse leiders besloten voor twee operaties te kiezen, een in mei en een in juni, om de nationalistische druk van Baskenland weg te nemen. De eerste, die op 30 mei gestart werd, vond plaats in de Sierra de Guadarrama en bestond uit een aanval op La Granja de San Ildefonso ‘om Segovia in een energieke aanval totaal onverwacht te veroveren,’ volgens de instructies van Prieto. Dit offensief werd later door Hemingway gebruikt als achtergrond voor zijn roman For Whom the Bell Tolls. Ook Bertolt Brecht gebruikte deze plek voor zijn enige gedicht over de Spaanse Burgeroorlog:

Mein Bruder ist ein Flieger
Unserm Volke fehlt’s an Raum
Und Grund und Boden zu kriegen, ist
Bei uns ein alter Traum.

Der Raum, den mein Bruder eroberte
Liegt im Guadarramamassiv.
Er ist lang einen Meter achtzig
Und einen Meter fünfzig tief.’3

De deelnemers aan de republikeinse operatie waren de 34ste divisie onder leiding van José Maria Galán; de 35ste divisie onder generaal Walter en Duráns 69ste divisie, gesteund door artillerie en Pavlovs tankbrigade. Al deze strijdmachten stonden onder bevel van kolonel Domingo Moriones, hoofd van het 1ste korps.

Op 30 mei bij zonsopgang begon de aanval na een hevig bombardement op nationalistische posities rondom de Cabeza Grande, Matabueyes en Cruz de la Gallega. De infanterie van de 69ste divisie begon zijn aanval zonder luchtsteun. De republikeinse luchtmacht arriveerde pas om 11 uur ’s ochtends en bombardeerde toen republikeinse posities.4 Niettemin slaagde de 69ste divisie erin om Cruz de la Gallega in te nemen en verder te trekken richting Cabeza Grande, waarvandaan het mogelijk zou zijn om de weg naar Segovia direct te beschieten. Walter beval de 14de Internationale Brigade om een frontale aanval te starten, die de dennenboshelling bezaaid met lijken zou achterlaten. Walters cynisme bleek uit een rapport aan Moskou waarin hij schreef: ‘De 14de, die heroïsch maar passief toeliet dat ze in vijf dagen tijd werd afgeslacht.’5

Op 1 juni zetten de troepen van Varela, met een divisie uit Ávila en de versterkingen die Barrón vanuit Madrid had gebracht, een tegenaanval in, met sterke steun van bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen. Zij dwongen de republikeinen terug van Cabeza Grande en bedreigden de hele opmars naar La Granja. De volgende dag werd Walter afgelost en op 6 juni beval kolonel Moriones zijn troepen om naar hun startlijnen terug te keren. Volgens Moriones kostte de aanval 3000 man, waarvan 1000 van de 14de Internationale Brigade. En wat betreft het originele doel van de operatie, de nationalistische aanval op Bilbao werd met nauwelijks twee weken uitgesteld.

De operatie mislukte deels omdat de nationalisten lucht leken te hebben gekregen van wat er werd voorbereid, maar vooral omdat het republikeinse bestuur de snelheid van de nationalistische reactie en de effectiviteit van hun luchtmacht ernstig had onderschat. De nationalistische Fiat strijdmacht onder leiding van García Morato, slaagde er zelfs in om korpshoofdkwartieren met machinegeweren te beschieten.6 De Russische piloten van de republikeinse luchtmacht toonden anderzijds een duidelijk gebrek aan agressieve actie. Kolonel Moriones schreef in zijn rapport: ‘Onze eigen vliegtuigen voerden onzorgvuldige bombardementen uit vanaf een grote hoogte... onze gevechtsvliegtuigen hielden een behoorlijke afstand en kwamen zelden naar beneden om de vijand met machinegeweren te beschieten... de vliegtuigen van de vijand waren erg actief en uitzonderlijk effectief.’7

Deze actie in de Guadarrama zorgde voor het eerst voor grote onrust onder de manschappen van de Internationale Brigades omdat ze inzagen dat er veel zinloze slachtoffers waren gevallen. De wreedheid van hun commandanten als sommige mannen op de vlucht sloegen uit angst voor de nationalistische gevechtsvliegtuigen, was extreem. Kapitein Duchesne, die de strafcompagnie van de 14de Internationale Brigade leidde, ‘wees willekeurig vijf mannen aan en schoot hen in sovjetstijl een voor een met zijn pistool door hun achterhoofd.’8 Toen de 69ste divisie uit Cabeza Grande terugtrok, had een woedende Walter (voordat hij afgelost werd) bevolen om ‘degenen die terugtrekken met machinegeweren neer te schieten, executies ter plaatse, en achterblijvers in elkaar te slaan’.9

De tweede tactische operatie om druk weg te nemen van het noordelijke front was een aanval op Huesca met het pas gevormde leger van het oosten, onder leiding van generaal Pozas. Generaal Lukács werd uit Madrid gehaald met de 12de Internationale Brigade, waar ook de Garibaldini onder vielen, net als vier andere brigades van het Centrale Front. Hij werd aangesteld als hoofd van de operatie, maar merkte dat veel van de soldaten slecht bewapend waren en dat ze weinig artillerie of pantsersteun hadden.

Lukács startte het offensief tegen Huesca op 12 juni. De infanterie moest via een kilometer open veld aanvallen. De nationalisten, die goed waren ingegraven, dwongen hen terug met mitrailleurvuur en artillerie. Tot overmaat van ramp werd het voertuig waarin generaal Lukács en zijn kompanen vervoerd werden, geraakt. Lukács en zijn chauffeur werden gedood en Gustav Regler, de commissaris van de 12de Internationale Brigade, raakte ernstig gewond.10

Bij zonsopgang op 16 juni startten de republikeinse troepen een nieuwe aanval tegen de dorpen Alerre en Chimillas, maar de kracht van de vijandelijke vuren dwong hen terug te trekken. Op 19 juni, na nog twee dagen van ongeregelde gevechten, werd het offensief afgeblazen. De Navarrese brigades waren net Bilbao binnengedrongen. Walter rapporteerde dat het optreden van de 12de Internationale Brigade ‘in niets leek op wat het geweest was tijdens eerdere gevechten’.11

Het Huescaoffensief, dat werd beschreven door Gustav Regler in zijn boek The Great Crusade, droeg bij aan een verslagen stemming onder de republikeinse manschappen. Het had vlak na de gebeurtenissen van mei plaatsgevonden in een gebied waar veel anarchistische formaties waren. Ook de 29ste divisie van de POUM was daar, waar tevens de Britse centuria, onder leiding van George Kopp, onder vielen. Kopp was net gearresteerd en beschuldigd van spionage. Kranten vanuit Valencia en Barcelona werden onderschept zodat de troepen niet zouden lezen dat leden van de POUM van verraad werden beschuldigd.12

De totale verliezen bij het Huescaoffensief lagen bijna driemaal hoger dan bij het Segoviaoffensief. De verliezen onder anarchisten en leden van de POUM waren vooral groot. (Orwell zelf kreeg een kogel in zijn keel, een wond die voor hem het einde van de oorlog betekende). Omdat de operatie werd geleid door communisten en de nationalisten gewaarschuwd leken te zijn geweest, werd hun argwaan extra aangewakkerd en raakten ze nog meer verbitterd.

De enorme operatie die de republikeinse regering had gepland om het Extremaduraoffensief te vervangen, zou plaatsvinden tegen Brunete, een dorp ongeveer 25 kilometer ten westen van Madrid. Het idee was om de zwakke nationalistische linies te doorbreken en de saillant die doorliep naar de rand van de hoofdstad af te zetten. De Communistische Partij had het Bruneteoffensief zorgvuldig voorbereid om haar kracht en militaire effectiviteit te tonen.

Allevijf de Internationale Brigades en de bekendste communistische formaties kregen de hoofdrollen, en iedere belangrijke officier had een Russische adviseur aan zijn zijde. Miaja had de leiding over de operatie. Onder hem stonden Modesto’s 5de korps aan de rechterkant, met Lísters 11de divisie, El Campesino’s 46ste divisie en Walters 35ste divisie. Daarnaast had hij aan de linkerkant Jurado’s 18de korps met de 10de, 15de en 35ste divisie. (Jurado, de enige niet-communistische hogere officier, werd ziek en werd tijdens de slag vervangen door kolonel Casado). Er was ook nog een reserve van Klébers 45ste divisie en de 69ste divisie van Durán. Deze 70.000 man tellende strijdmacht werd gesteund door 132 tanks, 43 pantserwagens, 217 veldkanonnen, 50 bommenwerpers en 90 gevechtsvliegtuigen, hoewel daar maar 50 bruikbaar van bleken te zijn.13 Het was verreweg de grootste krachtenbundeling tot dan toe in de oorlog. Ten zuiden van Madrid stond het 2de korps onder leiding van kolonel Romero klaar om richting Alcorcón aan te vallen en samen te komen met het 18de korps. Het 2de korps zou een afleidingsaanval starten in het gebied van Cuesta de la Reina. ‘Als we het met zulke troepen daar niet redden,’ schreef Azaña met zijn gebruikelijke pessimisme, ‘dan redden we het nergens’.14

De grote operatie kende echter cruciale zwaktepunten. De kwartiermakers van het Volksleger waren niet gewend om met zulke grote hoeveelheden om te gaan, en het Segoviaoffensief had zowel de slechte communicatie blootgelegd tussen commandanten, als hun gebrek aan initiatief. Dit laatste tekort, dat zo duidelijk naar voren zou komen in het Bruneteoffensief, wordt meestal toegeschreven aan de angst van partijleden om onafhankelijke beslissingen te nemen. Deze behoedzaamheid lijkt misschien verrassend bij agressieve 30-jarigen zoals Modesto en Líster. Maar van deze nieuwe lichting bevelhebbers waren alleen Modesto en El Campesino onderofficier geweest in Marokko, terwijl Líster in Moskou was getraind. Hun eerste ervaring met militaire bevelvoering hadden de meeste van hen opgedaan tijdens de gevechten in de sierra de vorige zomer. Ze hadden zichzelf vaak moedig en vindingrijk getoond op bataljonniveau, maar nu stonden ze aan het hoofd van formaties met soms wel 30 bataljons en moesten ze zich houden aan stafprocedures waar ze nog niet vertrouwd mee waren. Azaña was tegen het feit dat deze ‘wrede guerrilla’s’, ‘opgetrommelde mensen zonder kennis’ de plaats innamen van reguliere officieren. Ondanks al hun moeite konden ze ‘hun gebrek aan bekwaamheid niet goedmaken’.15 Maar als de nieuwe leiders van het Volksleger geïntimideerd waren door hun verantwoordelijkheden of zich bewust waren van hun beperkingen, dan lieten ze dat in ieder geval niet merken. Net zoals bij de Internationale Brigades aan de Jarama, werd onwetendheid verborgen achter een geveinsd zelfvertrouwen, ondersteund door een straffe discipline.

Het offensief begon in de vroege uren van 6 juli, toen de 34ste divisie van het 18de korps Villanueva de la Cañada aanviel. De nationalistische tegenstand was onverwacht sterk. En toen de troepen leken te weigeren om de aanval door te zetten, gaf Miaja het bevel om ‘Cañada in te nemen tegen elke prijs, en als de infanterie niet op wil rukken, een batterij kanonnen achter onze eigen troepen te plaatsen om ze te dwingen.’ Ook al was het negen tegen een, het lukte de verdediging toch om de republikeinen een dag lang tegen te houden.

Lísters 11de divisie ging deze actie voorbij en viel Brunete aan, dat werd verdedigd door een kleine nationalistische strijdmacht en een handjevol hospitaalsoldaten.16 Hij veroverde het dorp op de ochtend van 7 juli, maar het lukte hem toen niet om verder op te rukken richting Sevilla la Nueva en Navalcarnero. Hij was bang dat de 46ste divisie van El Campesino er niet in geslaagd was om het falangistische bataljon dat Quijorna aan de rechterachterkant verdedigde, te verslaan. (Een soortgelijke vertraging te wijten aan een dappere verdediging, vond plaats aan de linkerflank van het 18de korps bij Villanueva del Pardillo.) In plaats van door te trekken toen de weg voor hen open lag, bevolen Líster en zijn Russische adviseur Rodimtsev hun troepen om zich net ten zuiden van Brunete in te graven. Daar zouden ze wachten op de troepen van El Campesino om af te rekenen met de falangisten in Quijorna. Dit duurde drie dagen, deels omdat ze het niet goed hadden omsingeld. Dit gaf Varela de tijd om een Marokkaans tabor van regulares te sturen om de falangisten te versterken.17

Ondertussen bekenden twee republikeinse verkenningssoldaten, die gevangen waren genomen door de nationalisten, dat Navalcarnero inderdaad het doelwit was.18 De stad had geen verdediging en geen garnizoen, behalve een handjevol burgerwachten en intendancetroepen. Lísters vertraging redde de nationalisten. De volgende dag arriveerde Sáenz de Burguaga’s 150ste divisie vanauit het noorden, in honderden trucks, die aangeschaft waren met krediet uit de Verenigde Staten.19 Varela beval de 150ste divisie van Sáenz de Buruaga tussen Brunete en Quijorna aan te vallen. Deze bedreiging werd beantwoord door Walters 35ste divisie, die het gat tussen Líster en El Campesino dichtte.

Aan de linkerflank viel de 15de divisie, gesteund door artillerie en vliegtuigen, richting Villanueva de la Cañada aan en slaagde erin het dorp om tien uur ’s avonds in te nemen, na hevige gevechten tegen de nationalistische 11de divisie die deze sector verdedigde. Aan het eind van die eerste dag was het nationalistische front alleen in het midden teruggedwongen, waar delen van Lísters 11de divisie tot twee kilometer van Sevilla la Nueva waren opgerukt. De nationalistische tegenstand rond Quijorna en Villafranca del Castillo, die uit niet meer dan honderd falangisten uit Salamanca bestond,20 was zeer sterk geweest. De republikeinen konden alleen verder oprukken als de vijandige linies doorbroken werden en de twee aanvallende korpsen konden fuseren. De republikeinen hadden op dit moment meer manschappen, artillerie en luchtmacht. Maar nog steeds durfde Líster niet verder op te rukken met twee ongedekte flanken. Dit gaf generaal Varela zijn kans.

Terwijl Líster wachtte, rukte de 15de divisie van generaal Gal snel op richting Boadilla del Monte. Maar tijdens hun opmars stuitten zijn mannen op een kleine heuvel die ze ‘Muggenheuvel’ noemden, naar het suizende geluid van de kogels. Deze zou net zo’n vreselijke herinnering achterlaten als de ‘Zelfmoordberg’ bij de Jarama. Daar wachtten zowel de troepen van Asensio hen op, gesteund door twee Navarrese brigades onder leiding van Camilo Alonso Vega en Juan Bautista Sánchez, en de Galicische 108ste divisie die net gearriveerd was. Er volgde een wanhopige strijd die aan beide kanten veel slachtoffers eiste. Oliver Law, de zwarte commandant van het Amerikaanse Washingtonbataljon, werd die nacht gedood en daar begraven. Ondertussen hadden republikeinse troepen eindelijk Quijorna bezet, dat tegen die tijd niet meer was dan een smeulende ruïne.

Hoewel de republikeinse luchtmacht aan het begin van de strijd superieur was, met wel dertig gevechtsvliegtuigen in iedere vlucht, domineerden de nationalisten de lucht vanaf 11 juli.21 Hun luchtmacht, met eerst de Junkers 52 toestellen, Fiats en Heinkel 51 toestellen, die werden bestuurd door Spaanse piloten en daarna het Condorlegioen, bracht een zware nederlaag toe aan de acht republikeinse divisies die geconcentreerd waren op minder dan 200 vierkante kilometer kale Castiliaanse vlakte. De eerste doelwitten van de nationalistische vliegtuigen waren de T-26 tanks, die makkelijke doelwitten vormden in het open veld. Binnen twee dagen, toen de nationalisten hun maximale vluchtritme hadden bereikt, bleven de republikeinen achter met nog maar 38 pantserwagens. Dag en nacht bombardeerden Junkers 52 toestellen en Heinkel 111 toestellen de republikeinse linies. Vanaf 12 juli zette het Condorlegioen zijn Messerschmitt 109 toestellen in, die bestuurd werden door piloten als Adolf Galland, die later een van de kopstukken uit de Tweede Wereldoorlog zou worden. De Chatos en Moscas maakten geen enkele kans tegen hen. Op die dag ‘konden meer dan 200 vliegtuigen tegelijkertijd in de lucht worden gezien’.22

Op 10 juli veroverde de 12de Internationale Brigade eindelijk Villanueva del Pardillo, dat dapper was verdedigd door een bataljon van het San Quentin infanterieregiment. Ondertussen gingen de nationalisten in het zuidoosten, tussen Quijorna en Brunete, in de tegenaanval met de 10de en de 150ste divisie. Ze kwamen tegenover generaal Walters 35ste divisie te staan, die naar voren was getrokken om het gat tussen de troepen van El Campesino en Líster te dichten. Tijdens deze gevechten werden 3000 republikeinse soldaten gedood, en de Internationale Brigades waren helemaal uitgeput.23 Op 16 juli werd George Nathan, de commandant van het Britse bataljon, in zijn schouder getroffen door een bomsplinter en stierf een paar uur later. Zijn ontroostbare kameraden begroeven hem aan de oever van de Guadarrama.

De republikeinse troepen hadden ook een ernstig tekort aan munitie en aan water in de julihitte. Miaja’s staf had geen goede inschatting gemaakt van de voorraden die nodig waren voor zo’n strijd. Er was geen lering getrokken uit het La Granjaoffensief. In het hete Castiliaanse landschap, dat vaalbruin was geblakerd door de zon, veranderden de tanks in ovens waarin de bemanning gebakken werd. De infanterie leed ook onder het gebrek aan begroeiing voor camouflagedoeleinden en kon nauwelijks loopgraven maken in de droge aarde. Overal lagen lijken, gezwollen en geblakerd door de zon, en er vielen veel slachtoffers onder de brancardiers die alle gewonden wilden weghalen.

Door de enorme patstelling werd die week weinig grond verloren of gewonnen. Maar op 18 juli, de dag waarop het begin van de opstand werd herdacht, viel de nationalistische infanterie alle sectoren aan. Ze werden hierbij gesteund door 60 batterijen artillerie en luchtmacht. Von Richthofen, die snel was teruggekomen van zijn verlof om de leiding te nemen over de eskaders van het Condorlegioen, stelde vast: ‘18 juli. Aanval op de rode infanterie die veel beter is dan verwacht. Luchtaanvallen zijn erg goed ondanks sterkste rode luchtafweergeschut ooit meegemaakt. 4de brigade komt goed vooruit. Veel verlies aan beide kanten. 4de brigade heeft tegen de middag 18 officiers verloren, en ongeveer 400 man. Artillerie slecht geschoten. Drie golven van bombardementen gingen goed maar het hielp niet. Rechtervleugel heeft totaal niet aangevallen, omdat artillerie nog steeds niet in positie is. Mañana!24

‘19 juli,’ schreef hij de volgende dag. ‘Rode vliegtuigen droppen zware bommen, zelfs op hun eigen rode infanterie! Hun commandopost heeft zijn portie ook gehad. De Roden hebben de 4de brigade zwaar getroffen, maar ze zijn teruggepakt. Rode aanvallen ten zuiden van Brunete. Rechtervleugel kan niet vooruit komen. Onze vliegtuigen zijn opgesteld tegenover de rode posities rondom Brunete.

20 juli, we vliegen en vallen rode vliegvelden aan om de tegenstander aan de grond te houden. Von Richthofen en Sander [Sperrle] met Franco voor een grote vergadering met zijn generaals, legeraanvoerder en luchtmachtgeneraal Kindelán. Hier opruimen en dan snel terug naar het noorden. Franco hoopt dat de zware verliezen de Roden demoraliseren. Franco eist dat Von Richthofen zich concentreert op zwaar geschut.’ Opnieuw bleek duidelijk dat de Duitse en nationalistische piloten veel beter getraind en veel vindingrijker waren dan hun tegenstanders. Zelfs de Heinkel 51, die inferieur was aan de Russische vliegtuigen, zorgde voor grotere verliezen. Nationalistische vliegtuigen vielen de Internationale Brigades aan bij de rivier de Guadarrama. Die dag stierf Julian Bell, de neef van Virginia Woolf, die pas een maand eerder in Spanje was aangekomen.

De bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen van het Condorlegioen hadden weinig moeite om doelwitten te vinden op de blootliggende vlakte. Terwijl de Heinkels 111 vliegtuigen vluchten maakten tegen de artilleriebatterijen, hoofdkwartieren en de hergroeperingzones, beschoten en bombardeerden de Heinkels 51 vliegtuigen republikeinse tanks met hun 20mmkanonnen. Daarbij droeg ieder gevechtsvliegtuig een lading van 6 10-kilo fragmentatiebommen mee. Ze vlogen vleugel aan vleugel en lieten hun ladingen tegelijkertijd los. Loopgraven boden, tenzij ze in een zigzagpatroon gegraven waren, weinig bescherming. Een Duitse eskaderleider zei trots dat na een van hun aanvallen in een 200 meter lange loopgraaf 120 lichamen waren gevonden.25

Vanaf 23 juli trokken nationalistische troepen, gesteund door krachtig artillerievuur, tanks en vliegtuigen, naar het offensief. De volgende dag bereikten ze de rand van Brunete. ‘Door bombardementen,’ schreef Von Richthofen, ‘staat het terrein blauw van de rook en is het zicht slecht. Als de mist optrekt, is er een rode tegenaanval. Rode vliegtuigen in de lucht zijn erg sterk. Zware infanterieverliezen aan onze kant. Vandaag zijn voor het eerst alle luchttroepen ingezet. Terwijl de rode infanterie wordt teruggeslagen door deze overmacht in de lucht, arriveren er zeven nieuwe bataljons om hen te steunen.’26

De ‘rode infanterie’ die terug werd gedreven was waarschijnlijk Lísters divisie, die ondanks haar reputatie van ijzeren discipline op 24 juli het bijltje erbij neergooide. Dit rapporteerde het hoofd van de sovjetadviseurs later aan Moskou: ‘Lísters divisie verloor het verstand en vluchtte. We slaagden er met grote moeite in om hen weer in het gareel te brengen en te voorkomen dat soldaten van hun eenheden zouden vluchten. We moesten zeer zware disciplinaire maatregelen nemen. Ongeveer 400 van de gevluchte mannen werden op 24 juli neergeschoten.’27 ‘Er ontstond algehele paniek en iedereen vluchtte,’ rapporteerde Walter aan Moskou. ‘De Internationale Brigades, behalve de 11de en eenheden van de 15de, die wel op hun positie bleven, waren net zo snel in hun onverklaarbare maar haastige terugtrekkende beweging.’28

‘Alle rode aanvallen zijn afgeslagen,’ noteerde Von Richthofen de volgende dag jubelend. ‘Talloze rode slachtoffers die in de hitte al aan het ontbinden zijn. Overal rode tanks die overhoop geschoten zijn. Een geweldig gezicht! Onze Heinkel 51 toestellen en Spaanse gevechtsvliegtuigen vallen het noorden van Brunete aan.’ Twee dagen later eiste hij de overwinning op voor het Condorlegioen en de nationalistische luchtmacht. ‘De situatie hier is gered door de luchttroepen. De grondtroepen zijn er niet op berekend.’29

De generale staf en de communisten verklaarden dat het Bruneteoffensief een planmatig meesterstuk was. Generaal Rojo suggereerde zelfs dat het ‘een prachtige technische zorgvuldigheid had, bijna perfect’.30 Dit was op zijn zachtst gezegd optimistisch. Brunete was bedoeld als omsingelingsoperatie, als verrassingsaanval, wat in meerdere opzichten een voorbode was van de Tweede Wereldoorlog. De theorie van ‘diepe penetratie’ met gebruik van tankeenheden als gepantserde vuisten, was al ontwikkeld door de knapste koppen van het Rode Leger. De tactiek was gebruikt bij de aanval van Paul Arman op Sesena, de vorige herfst. Maar er was geen sprake van deze tactiek bij Brunete in juli 1937. Marschalk Toechatsjevsky, de grootste voorstander, werd gemarteld om hoogverraad en spionage voor de Duitsers op te biechten. Een maand voor de slag om Brunete werd hij samen met zeven collega’s berecht en geëxecuteerd. Ze werden vlak na het verlaten van de rechtbank één voor één doodgeschoten. Daarom zou geen enkele Russische adviseur zo’n strategie goedkeuren.

De divisies en tanks werden verspreid, en in plaats van de tweede linie de versterkingen te laten opruimen, bleef de voorhoede achter. Het meest verbijsterende was dat de aanval vanuit het noorden richting Alcorcón samen zou komen met een andere aanval die uit de zuidelijke randsteden van Madrid zou komen, om de omsingeling te voltooien. Dit kwam nooit van de grond, dus was het plan van meet af aan nutteloos. De ontwerpers hadden niet alleen het vermogen van de vijand om snel te reageren flink onderschat, ze hadden ook niet voorzien dat hun toch al overbelaste bevoorradingssysteem zou bezwijken zodra de nationalisten luchtsuperioriteit hadden bereikt.

Naast basisproblemen als de falende staf en republikeinse inferioriteit in de lucht, was ook de communicatie tussen de hoofdkwartieren verschrikkelijk slecht. Veldtelefoonlijnen werden voortdurend geraakt door beschietingen en ordonnansen konden zonder dekking hun werk niet doen. Maar deze risico’s, die inherent waren aan oorlogsvoering zonder radio’s, werden nog eens verergerd door het gebrek aan initiatief van de republikeinse bevelhebbers. Nationalistische veldcommandanten reageerden op hun beurt snel en instinctief op iedere situatie en wachtten niet op bevelen van hogerhand. Ook volgden ze niet blind de verouderde instructies op als de omstandigheden op de grond inmiddels drastisch veranderd waren.

De situatie aan republikeinse kant werd er door het gebrek aan landkaarten niet beter op. De Internationale Brigades merkten dat ze die zelf moesten tekenen.31 De problemen werden nog eens verergerd doordat commandanten onder druk beweerden dat ze een bepaald punt hadden bereikt, terwijl ze daar nog lang niet in de buurt waren. (Dit was later tijdens de Tweede Wereldoorlog ook een van de zwakke punten van het Rode Leger). Sommige republikeinse commandanten logen, uit ijdelheid, met opzet tegen hun meerderen. El Campesino bijvoorbeeld overdreef het aantal slachtoffers aan de nationalistische kant schromelijk na de val van Qijorna om zijn aanvankelijke gebrek aan succes goed te maken. Ook Líster verviervoudigde in zijn rapport het aantal verdedigers van Brunete en hij beweerde zelfs dat zijn troepen Navalcarnero hadden bereikt, terwijl ze er in werkelijkheid nog 12 kilometer van verwijderd waren. Toen Mera’s 14de divisie richting Brunete optrok om de 11de divisie te vervangen, beweerde Líster niet te weten dat het dorp was heroverd door de vijand. Miaja’s stafchef, kolonel Matallana, dacht dat Lísters mannen nog steeds enkele kleine heuvels achter het dorp bezetten.

Prieto, die in Miaja’s hoofdkwartier was toen Mera zijn beklag deed dat zijn bevelen niet strookten met de werkelijkheid op de grond, werd nog woedender toen de opperbevelhebber protesteerde dat hij misleid was. Generaal Walter rapporteerde in zijn gebruikelijke sarcastische termen dat de reden dat de commandanten van de 11de divisie ‘zo vreselijk slecht geïnformeerd waren over de positionering van hun eigen bataljons,’ was dat Líster veel te veel officieren in zijn staf had.32 Maar Modesto, de commandant van het 5de korps, probeerde de reputatie van de beroemdste communistische formatie misschien te behoeden voor verantwoordelijkheid voor het verlies van Brunete. Na de slag kreeg Líster het bevel om ‘zijn divisie terug te trekken voor hertraining en versterkingen,’ wat na de 400 executies misschien noodzakelijk was. Rodimtsev, zijn militaire adviseur, werd naar een buitenwijk van Madrid gestuurd om ‘Kameraad Malino (VSKY) te ontmoeten, die wilde weten hoe de zaken ervoor stonden’.33

Niettemin was de belangrijkste factor in de ramp, net als in het La Granjaoffensief, de luchtoverheersing van de nationalisten. Prieto stelde terecht dat de achilleshiel van het Volksleger bestond uit ‘de commandanten en de luchtmacht’.34 Het republikeinse leger had tijdens het Bruneteoffensief slechts 50 vierkante kilometer terreinwinst geboekt ten koste van 25.000 slachtoffers, 80 procent van de pantsereenheden en een derde van de gevechtsvliegtuigen die aan het front opereerden.35 Het verlies van materieel was bijzonder ernstig op het moment dat de blokkade van republikeinse havens steeds effectiever werd. De nationalisten hadden 17.000 slachtoffers geleden, maar er waren er veel minder gedood, en hun materiële verliezen waren veel kleiner.

Het eerste grote offensief van de Republiek, dat weinig druk van de noordelijke zone had gehaald, misschien een uitstel van vijf weken, bleek een enorme tegenslag. Het moreel had een flinke knauw gekregen en door het grote troepenverlies zouden de nationalisten snel even sterk zijn op de grond. Franco verklaarde dat de strijd over was op 25 juli, de dag van Santiago, de patroonheilige van het Spaanse leger, en beweerde dat de Heilige Jakobus hun de overwinning had geschonken. Als hij op dat moment verleid werd om de republikeinse zwakte rond Madrid uit te buiten en weer richting de hoofdstad aan te vallen, nam generaal Vigón de taak op zich om hem over te halen dat het noodzakelijk was om eerst af te rekenen met de noordelijke zone.36

Ondanks de feiten verklaarden de communisten aan de wereld dat Brunete een overwinning was geweest. In de 15de Internationale Brigade vertelden commissarissen hun mannen dat het ‘het actieve oorlogsbeleid van de regering Negrín, volgend op de laissez faire- houding van Largo Caballero, helemaal gerechtvaardigd was’. De voortijdige en sterk overdreven beweringen over het succes van de operatie in de eerste twee dagen, dwongen Miaja en zijn staf om tegen een vreselijke prijs vol te houden in plaats van het verlies toe te geven. De communisten verdedigden het operationele plan met verve maar de concentratie van langzaam bewegende troepen op een beperkt front, gaf de nationalisten de mogelijkheid te profiteren van de superieure grondaanvalpotentie van hun gecombineerde luchttroepen. Met zowel het Ávilaals het Talaveravliegveld op minder dan 30 minuten vliegen van Brunete, konden ze een ritme van bombardementen en gevechtsvluchten bereiken, dat de voorstanders van het offensief ernstig moeten hebben onderschat.

De communistische obsessie met propaganda, vaak ten koste van de levens van hun mannen, droeg bij aan de groeiende onrust binnen de Internationale Brigades. De kleine muiterijen die uitbraken onder de Amerikanen, de Britten en de Polen van de 13de Internationale Brigade werden in rapporten aan Moskou omschreven als ‘onplezierige gebeurtenissen’. Leden van het Lincolnbataljon werden met een pistool tegen het hoofd gedwongen weer aan het werk te gaan. Ondertussen beschuldigden de Britten, die nog maar 80 man hadden, Gal van incompetentie en keerden pas naar het front terug toen Walter Tapsell, hun commandant, met executie werd bedreigd. De Polen, die al een aantal maanden aaneengesloten aan het front verbleven, besloten terug te keren naar Madrid. De brigadecommandant Vincenzo Bianco (‘Krieger’), probeerde de revolte neer te slaan door de mannen te slaan en een van hen in het hoofd te schieten. Het cavaleriedetachement van de Internationale Brigade, dat niets had gedaan in de strijd, moest de orde te herstellen en voorkomen dat iemand het front zou verlaten. Ondertussen had Modesto besloten machinegeweren achter de linies op te stellen en bevolen om het vuur te openen op iedereen die zich met welk excuus dan ook terugtrok. De troepen waren boos over de enorme verliezen, vooral omdat ze vermoedden dat de meeste geen enkel doel hadden gediend in deze nutteloze slachtpartij.37

Russische rapporten benadrukten de vreselijke staat waarin de Internationale Brigades zich na Brunete bevonden. Ze hadden 4300 van hun 13.353 mannen verloren en er lagen bijna 5000 mannen in het ziekenhuis.38 Internationale vrijwilligers vormden ongeveer 10 procent van de 11de Brigade. De rest bestond uit Spanjaarden die het natuurlijk vreselijk vonden om bevelen te krijgen van buitenlandse officiers die hun taal niet spraken. De 14de en 15de Brigades werden beide verkleind van 4 naar minder dan 2 bataljons. Gómez, het hoofd van het kamp van de Internationale Brigade bij Albacete, rapporteerde aan de geheime dienst van het Rode Leger in Moskou dat het optreden van de brigades bij Brunete was aangetast door ‘het systematische werk van de vijfde colonne’.39

De paranoia die er ten tijde van de trotskistische heksenjachten heerste, is bijna ongelooflijk. Iedere blunder, en dat waren er nog al wat, werd toegeschreven aan opzettelijke sabotage. Generaal Walter was er zo van overtuigd dat de brigades waren geïnfiltreerd dat hij, net als Modesto, mitrailleurs achter de linies opstelde om te voorkomen dat bataljons zich overgaven aan de vijand. ‘In de eerste nacht van de operatie,’ rapporteerde hij aan Moskou, ‘moest de hele compagnie van een van de bataljons worden ontwapend en gearresteerd. Achttien van hun mannen, onder leiding van een luitenant, werden op bevel van de krijgsraad geëxecuteerd wegens de organisatie van desertie. De divisiecommissaris en de brigadecommandant (anarchisten) werden in de tweede nacht van de operatie door Líster neergeschoten wegens het weigeren van een militair bevel en omdat ze de commandostaf hadden overgehaald om zich over te geven. Bovendien werden er, in de loop van de tweeentwintig dagen die volgden aan de frontlinie, bijna twintig vijandelijke agenten ontmaskerd en uit de divisie gezet. Zeker de helft van hen waren officieren. De overgave van Brunete en de vlucht van veel brigades waren voor een belangrijk deel te wijten aan de paniek die was gezaaid door de “vijfde colonne”, die de fascisten onder onze troepen had verspreid.’40

Het moreel was in ieder geval vreselijk slecht, zoals generaal Kléber aan Moskou meldde: ‘Ik begin me ernstige zorgen te maken over de staat van de Internationale Brigades. Er is hier veel aan de hand: de houding van de Spanjaarden jegens hen en hun eigen houding jegens de Spanjaarden; de vragen over het moreel; het chauvinisme van bepaalde nationaliteiten (vooral de Fransen, Polen en Italianen); het verlangen naar repatriëring en de aanwezigheid van vijanden in de troepen van de Internationale Brigades. Het is cruciaal dat er snel een grote man uit het grote huis komt om wat leiderschap in deze zaak te verschaffen.’41

Een ander rapport voegde eraan toe dat ‘de Internationale Brigades door de grote meerderheid van politieke leiders, soldaten, burgerwachters en politieke partijen in republikeins Spanje beschouwd worden als een buitenlands lichaam, een groep indringers’. Ondertussen hadden de buitenlandse vrijwilligers het gevoel ‘dat ze behandeld werden als een buitenlands legioen, klaar om opgeofferd te worden’, omdat ze altijd werden uitgekozen voor de gevaarlijkste aanvallen. Ze zagen dat als ‘een gezamenlijke poging om de internationale troepen te annihileren en op te offeren’. Sommige Internationale Brigades waren ‘150 achtereenvolgende dagen’ aan het front geweest. In de 13de Internationale Brigade ‘pleegde kapitein Roehr zelfmoord op het slagveld omdat hij niet langer de verantwoordelijkheid kon dragen voor het eisen van nieuwe inspanningen van zijn uitgeputte mannen en tegelijkertijd het gevoel had dat hij het recht niet had om rust voor zijn mannen te vragen aan zijn superieuren’.42

Een ander rapport aan Vorosjilov, dat werd doorgegeven aan Stalin, vermeldde ‘een pessimistische stemming en een gebrek aan vertrouwen in de overwinning (dat laatste werd extra versterkt sinds de operatie bij Brunete)’. Veel brigadeleden voelden zich verraden. Ze hadden zes maanden vrijwillig gewerkt en mochten nu niet naar huis.43 Het markantst van alles was het feit dat de Internationale Brigades hun eigen ‘concentratiekamp’ hadden opgezet, dat Kamp Lukacs genoemd werd. Vanaf 1 augustus werden in drie maanden tijd niet minder dan 4000 mannen naar dit kamp gestuurd.44