34

Jennsen zat alleen op de grond voor het krachtige vuur dat Sebastiaan voor haar had gemaakt en staarde in de vlammen; haar afwezige blik was op de geeloranje gloeiende stukjes hout gevestigd, die nu en dan van de grotere blokken afvie­len. Ze herinnerde zich maar vaag dat ze afscheid had genomen van de genezer en de moeder van het jongetje. Ze was er zich nau­welijks van bewust geweest dat ze langzaam door de sneeuw en de kou naar het lege huisje was geschuifeld. Ze wist niet hoe lang ze daar al in het niets zat te staren, terwijl er onophoudelijk sombere gedachten door haar hoofd gingen. In zijn niet-aflatende pogingen om haar te pakken te krijgen had Richard Rahl haar haar moeder afgenomen, zodat ze geen familie of thuis meer had. Jennsen miste haar moeder tot in het diepst van haar vezels, miste haar zo erg dat de kwelling ondraaglijk leek, maar ze had geen andere keuze dan die te verdragen. Ze had geen tranen meer. Soms leek zelfs de pijn van het verlies van steeds verder weg te komen.

Sinds het moment dat Althéa haar over Drefan had verteld, had Jennsen gedacht dat als ze dat andere kind van Darken Rahl kon vinden, haar halfbroer, net als zij een gat in de wereld, ze aan die band misschien kracht kon ontlenen. Ze dacht dat ze misschien verwantschap zouden voelen en in hun gedeelde strijd samen een oplossing konden bedenken voor de situatie waarin ze zich be­vonden. Of dat wel of niet gebeurd zou zijn, zou ze nu nooit we­ten.

Ze had gehoopt dat het zo zou gaan. Die hoop was vervlogen. Richard Rahl had Drefan gedood. Richard Rahl zou haar ook doden als hij haar vond. En hij zou haar vinden. Dat wist ze nu. Heel zeker. Hij zou haar vinden. Jennsen.

Een woeste stroom van gedachten denderde door haar geest, al­les van hoop tot wanhoop, van doodsangst tot razernij. Ju vasb misht. Tu vask misht. Gmshdeva du kalt misht. Ook de stem was er, onder de kolkende gedachten, onder de wir­war van emoties, onder de chaos, en die fluisterde haar die ei­genaardig verleidelijke woorden toe.

Uiteindelijk smolten alle andere gedachten weg in de gloeiende hitte van haar woede. Jennsen. Geef je over.

Ze had al het andere geprobeerd. Ze had geen alternatieven meer. De Meester Rahl had elke andere hoop de bodem in geslagen. Ze had geen keuze.

Ze wist wat haar te doen stond.

Jennsen stond op, met een vreemd gevoel van innerlijke rust door­dat ze de beslissing had genomen. Ze wierp haar mantel om haar schouders en stapte de verlaten, ijzige, stille nacht in. De lucht was zo koud dat het inademen ervan pijn deed. De sneeuw knerpte toen ze door de verse sporen liep.

Huiverend van de kou, of misschien van het enorme besluit dat ze had genomen, klopte ze zachtjes op de deur van het laatste huis­je. Sebastiaan trok de deur net ver genoeg open om te zien dat zij het was, en opende die toen snel helemaal om haar binnen te la­ten. Ze glipte vlug naar binnen, het licht van het vuur en de co­con van warmte in. Ze werd omsloten door een heerlijke hitte. Sebastiaans bovenlijf was ontbloot. Toen ze zijn schone geur rook en de handdoek over zijn schouder zag hangen, besefte ze dat hij bij de waskom bezig was geweest. Waarschijnlijk had hij in haar huisje ook een waskom gevuld, maar ze had er niet op gelet. Sebastiaan fronste ongerust zijn voorhoofd terwijl hij gespannen bleef staan om te horen wat de reden van haar komst was. Jenn­sen kwam dicht bij hem staan, zo dichtbij dat ze zijn lichaams­warmte kon voelen. Met haar gebalde vuisten langs haar lichaam keek ze hem recht in de ogen. 'Ik ben van plan Richard Rahl te doden.'

Hij nam haar gezicht aandachtig op en hoorde haar besliste me­dedeling kalm aan, alsof hij altijd al had geweten dat ze op een dag de onontkoombare noodzaak daarvan zou inzien. Hij bleef zwijgen om te horen wat ze verder nog te zeggen had. 'Ik weet nu dat je gelijk had,' zei ze. 'Ik moet hem elimineren, an­ders zal ik nooit veilig zijn. Dan zal ik nooit vrij zijn om mijn ei­gen leven te leiden. Ik ben de enige die het kan doen, degene die het moet doen.'

Ze vertelde hem niet waarom zij het moest doen. Hij pakte haar bij haar bovenarm. Hij bleef haar doordringend aankijken. 'Het zal moeilijk zijn om bij hem in de buurt te ko­men, om te kunnen doen wat je moet doen. Ik heb je al verteld dat er tovenaressen bij de keizer zijn, tovenaressen die strijden om een eind te maken aan de heerschappij van Meester Rahl. Laat me je daar eerst naartoe brengen.'

Jennsen had zich meer geconcentreerd op de beslissing dan op de uitwerking ervan. Ze had nog helemaal niet nagedacht over de aanpak of over de manier om langs alle mensen te komen die hem beschermden. Ze zou hem dicht genoeg moeten naderen om hem te kunnen doden. Het enige dat ze voor zich had gezien, was hoe ze met haar mes in haar vuist op hem in zou hakken, tegen hem zou schreeuwen hoezeer ze hem haatte, hoe graag ze wilde dat hij zou boeten voor alles wat hij had gedaan. Ze had alleen maar aan die daad gedacht en zich niet afgevraagd hoe ze zo dicht bij hem kon komen. Maar ze moest ook rekening houden met praktische zaken als ze haar plan wilde uitvoeren.

'Denk je dat die vrouwen me zouden kunnen helpen met wat jij zei: magie om een einde te maken aan de magie? Denk je dat ze me de middelen kunnen verschaffen om achter hem aan te gaan?' Sebastiaan knikte. 'Anders zou ik het niet voorstellen. Ik ken de vernietigende kracht van de magie aan de zijde van Meester Rahl - die heb ik met mijn eigen ogen gezien - en ik weet hoe onze to­venaressen ons hebben geholpen daartegen te vechten. Magie kan niet alles, maar ik denk dat de tovenaressen waardevolle hulp kun­nen bieden.'

Jennsen stond kaarsrecht, met haar kin omhoog. 'Dat zou ik waar­deren. Ik zal alle hulp met plezier aannemen.' Er verscheen een glimlachje om zijn mond. 'Maar één ding moet je weten,' vervolgde ze. 'Met of zonder hun hulp, ik ben van plan Richard Rahl te doden. Ook al moet ik het

alleen en met mijn blote handen doen, ik zal hem doden. Ik zal niet rusten totdat ik dat heb gedaan, want ik heb geen leven tot­dat ik hem dood, en dat is zijn keuze, niet de mijne. Ik wil niet langer vluchten. Ik vlucht niet meer.' 'Ik snap het. Ik zal je meenemen naar onze tovenaressen.' 'Hoe ver denk je dat het is naar de Oude Wereld? Hoe lang zal het duren tot we bij hen zijn?'

'We gaan voorlopig niet naar de Oude Wereld. Morgenochtend gaan we op zoek naar een pas naar het westen, over de bergen heen. We moeten naar het Middenland zien te komen.' Jennsen trok een lok uit haar gezicht toen ze zag dat hij ernaar keek. 'Maar ik dacht dat de keizer en de Zusters van het Licht in de Oude Wereld waren.'

Sebastiaan glimlachte geslepen. 'Nee. We kunnen niet toestaan dat Meester Rahl ons volk oorlog brengt zonder zijn agressie te be­antwoorden, zonder hem de tol te laten betalen. We zijn van plan te vechten en te winnen, hetzelfde wat jij uiteindelijk hebt beslo­ten. Keizer Jagang is bij onze troepen, die de regeringszetel van het Middenland belegeren, de stad Aydindril. Daar staat het Pa­leis van de Belijdsters, het paleis van de vrouw van Meester Rahl. We splijten de Nieuwe Wereld. Als het voorjaar komt, nemen we Aydindril in en breken we de rug van de Nieuwe Wereld.' 'Daar had ik geen idee van. Wist je al die tijd al dat keizer Jagang zoiets gewaagds zou proberen?' Sebastiaan lachte een beetje. 'Ik ben zijn strateeg.' Jennsens mond viel open. 'Jij? Heb jij dat bedacht?' Hij wuifde haar verbijstering weg. 'Keizer Jagang is aan het be­wind van de Oude Wereld gekomen doordat hij een genie is. Hij had in deze kwestie twee alternatieven, twee verschillende aanbe­velingen: om het Middenland aan te vallen, of om eerst D'Hara aan te vallen. Broeder Narev zei dat we het recht aan onze kant hadden en dat de Schepper ons de overwinning zou toekennen, Wat we ook zouden doen, dus hij had geen voorkeur, geen krijgs­kundig advies.

E)e keizer zelf had een voorkeur om naar Aydindril te gaan, maar dat hield hij stil totdat hij de aanbevelingen had gehoord. Mijn aanbeveling gaf voor hem de doorslag. Keizer Jagang kiest niet altijd voor mijn strategie, maar ik was blij dat hij deze kwestie net Zo zag als ik: dat het innemen van de stad en het paleis van Mees­ter Rahls vrouw niet alleen een enorme militaire overwinning zou zijn, maar onze vijand ook een zware slag in het hart zou toe­brengen.'

Jennsen zag hem weer zoals ze hem in het begin had gezien, met ontzag voor zijn belangrijke positie. Dit was een man die de loop van de geschiedenis mede bepaalde. Talloze levens en het lot van hele naties waren afhankelijk van wat Sebastiaan zei. 'Denk je niet dat de keizer het Paleis van de Belijdsters inmiddels misschien al heeft ingenomen?'

'Nee,' zei hij beslist. 'We gaan onze dappere mannen niet opoffe­ren door te proberen zo'n belangrijk doel in te nemen voordat het weer in ons voordeel is. We zullen Aydindril in het voorjaar ver­overen, als die ellendige winter voorbij is. Ik denk dat we nog op tijd bij hen kunnen zijn om die grote gebeurtenis mee te maken.' Jennsen werd gefascineerd door de gedachte getuige te zijn van zo'n belangrijke gebeurtenis: de strijdmacht van een vrij volk die de Meester Rahl een zware slag toebracht. Tegelijkertijd wist ze dat die het einde van D'Hara inluidde. Maar dat betekende ei­genlijk alleen het einde van een verdorven bewind. Bij het licht van het knapperende vuur leek het in meerdere op­zichten een bijzondere avond. De wereld zou veranderen en zij zou daar een aandeel in leveren. Zij was vanavond ook veranderd. Het vuur verwarmde haar ene wang. Ze besefte dat ze Sebastiaan nooit eerder met bloot bovenlijf had gezien. Ze vond het een aan­genaam gezicht.

Met zijn andere hand pakte hij haar zacht bij haar andere arm. 'Keizer Jagang zal je willen ontmoeten.' 'Mij? Maar ik ben helemaal niet belangrijk.' 'O, jawel, Jennsen, Jagang de Rechtvaardige zal je heel graag wil­len ontmoeten, dat kan ik je verzekeren. Hij zal kennis willen ma­ken met de moedige vrouw die onze vijand zo'n slag wil toe­brengen voor ons dappere volk, voor de toekomst van een vrije mensheid, en eindelijk een eind zal maken aan de gesel van het Huis Rahl. Het innemen van Aydindril en het Paleis van de Be­lijdsters is zo'n historische gebeurtenis dat broeder Narev zelf van plan is om er uit de Oude Wereld heen te reizen om namens ons volk getuige te zijn van de grote overwinning. Ik weet zeker dat hij je ook heel graag zou ontmoeten.' 'Broeder Narev...'

Jennsen dacht aan alle grote gebeurtenissen die plaatsvonden en waarvan ze tot op heden geen idee had gehad. Nu maakte ze deel uit van die gedenkwaardige gebeurtenissen. Ze vond het een op­windende gedachte dat ze Jagang de Rechtvaardige zou ontmoe­ten, een echte keizer, en misschien zelfs broeder Narev, die vol­gens Sebastiaan zo ongeveer de belangrijkste geestelijk leider was die ooit had geleefd.

Zonder Sebastiaan zou dit allemaal niet mogelijk zijn geweest. Hij was zo'n bijzondere man; alles aan hem was bijzonder, van zijn prachtige blauwe ogen en zijn eigenaardige witte stekeltjeshaar tot aan zijn knappe glimlach en grote intellect.

'Aangezien jij betrokken bent geweest bij het plannen van die cam­pagne, ben ik blij dat je erbij zult zijn om je strategie te zien sla­gen. En ik moet toegeven dat ik me ook vereerd zal voelen om in het gezelschap van zulke grote en nobele mannen te verkeren.' Hoewel Sebastiaan net zo bescheiden was als altijd, meende ze toch een sprankje trots in zijn ogen te zien, maar toen werd hij ernstig. 'Als we de keizer ontmoeten, moet je niet schrikken van wat je ziet.' 'Hoe bedoel je?'

'Keizer Jagang is door de Schepper bedeeld met ogen die meer zien dan die van gewone mensen. Zijn uiterlijk jaagt domme mensen angst aan. Ik wil je vast waarschuwen. Je moet niet bang zijn voor zo'n groot man, alleen omdat hij er anders uitziet.' 'Dat zal ik niet zijn.' 'Dat is dan geregeld.'

Jennsen grijnsde. 'Ik ben het eens met je nieuwe strategie. We kun­nen morgenochtend vertrekken naar het Middenland, de keizer en de Zusters van het Licht.'

Hij leek haar nauwelijks te horen. Zijn blik gleed over haar ge­zicht en haar haar, en keerde toen terug naar haar ogen. Je bent de mooiste vrouw die ik ooit heb ontmoet.' Jennsen voelde dat hij zijn greep op haar armen verstevigde en haar dichter naar zich toe trok. 'Ik voel me gevleid als je dat zegt,' hoorde ze zichzelf zeggen. Hij was een vertrouweling en raads­man van een keizer. Zij was gewoon een meisje dat in het bos was opgegroeid. Hij beïnvloedde de geschiedenis; zij rende er alleen voor weg. Tot nu toe.

En aan de andere kant was hij gewoon Sebastiaan. Een man met wie ze praatte, met wie ze rondtrok, met wie ze at. Ze had hem talloze malen zien geeuwen van vermoeidheid en in slaap zien val­len.

Hij was een fascinerende mengeling van edelman en burger. Hij leek zich eraan te ergeren als hij met eerbied werd behandeld, maar door zijn houding leek hij die uit te lokken, misschien zelfs wel te eisen.

'Het spijt me dat die woorden zo ontoereikend zijn,' fluisterde hij, en hij keek heel deemoedig. 'Ik wil er zoveel meer mee zeggen dan dat je alleen maar mooi bent.'

'O ja?' Haar woorden waren meer dan een vraag. Ze drukten een verwachtingsvolle verwondering uit.

Plotseling drukte Sebastiaan zijn mond tegen de hare. Hij sloeg zijn armen om haar heen. Zij stak haar handen opzij, bang om hem te omhelzen omdat ze dan zijn naakte lijf zou aanraken. Zo stond ze in zijn armen, met haar eigen armen stijf naar buiten ste­kend en haar ruggengraat achterover gebogen onder de druk die hij uitoefende.

Zijn mond op de hare gaf haar een heerlijk gevoel. Zijn armen deden meer dan haar omsluiten: ze boden haar een schuilplaats. Ze sloot haar ogen en gaf toe aan zijn kus. Zijn hele lijf drukte hard tegen het hare. Hij pakte haar haar van achteren beet en hield haar vast terwijl hij met zijn mond op de hare kreunde, en onverwachts vulde zijn warme tong haar mond. Jennsens hoofd tolde van genot.

De wereld leek te kantelen en ze had het gevoel dat ze in zijn ar­men hing. Toen voelde ze plotseling het beddengoed tegen zich aan drukken. De schok dat ze op haar rug lag, en hij boven op haar, verwarde haar; plotseling wist ze niet wat ze moest doen of hoe ze moest reageren.

Ze wilde hem tegenhouden voordat hij verder ging. Tegelijkertijd durfde ze niets te doen dat hem ertoe zou bewegen op te houden, dat hem zou doen geloven dat ze hem afwees. Het drong tot haar door dat ze helemaal alleen waren. Die af­zondering verontrustte haar, maar wond haar ook op. Nu er be­halve zij tweeën niemand in de buurt was, kon alleen zij hem te­genhouden. De keuzes die ze maakte, waren niet alleen bepalend voor haar eigen lot, maar beslisten ook over Sebastiaans hart. Dat gaf haar een geruststellend gevoel van macht.

Maar het was alleen een kus. Een serieuzere kus dan in het pa­leis, maar toch niet meer dan een kus. Een bedwelmende, opwin­dende kus.

2e gaf zich over aan zijn omhelzing, waagde het haar tong te ge­bruiken, net als hij, en werd geprikkeld door zijn vurige reactie daarop. Ze voelde zich een vrouw, een begeerlijke vrouw. Ze liet haar handen over de gladde huid van zijn rug omhoogglijden en voelde het landschap van zijn botten en spieren, ongehinderd door een laag kleding; ze voelde zijn spieren spannen terwijl hij zich te­gen haar aan drukte. Ze hapte naar lucht bij dat wonderbaarlij­ke gevoel.

'Jenn,' fluisterde hij hijgend in haar oor, 'ik hou van je.' Jennsen was sprakeloos. Het kon niet echt zijn. Ze had het gevoel dat ze droomde, of in het lichaam van iemand anders zat. Ze wist dat ze het hem had horen zeggen, maar toch geloofde ze niet dat het echt was.

Haar hart bonsde zo snel dat ze bang was dat het uit elkaar zou springen. Ook Sebastiaans ademhaling kwam in korte stootjes, alsof hij gek werd van begeerte voor haar. Ze greep zich aan hem vast, ernaar verlangend zijn woorden weer warm in haar oor te voelen.

Maar ze durfde hem niet te geloven, durfde zichzelf niet toe te staan hem te geloven, durfde niet te denken dat dit echt was, dat dit haar werkelijk overkwam, en dat ze het zich niet alleen maar verbeeldde.

'Maar... dat kun je niet menen.' Haar woorden vormden een muur om zich achter te verschuilen.

'Jawel,' bracht hij hijgend uit. 'Ik meen het wel. Ik kan er niets aan doen. Ik hou van je, Jennsen.'

Zijn warme ademhaling kriebelde in haar oor en er kroop een heerlijke huivering door haar binnenste omhoog. Om de een of andere reden kwam de herinnering aan Tom bij haar boven. Ze zag hem voor zich, met die scheve glimlach van hem. Dit was niet de manier waarop Tom het zou doen. Ze wist met hoe ze dat wist, maar ze wist het zeker. Tom zou het onder­werp liefde niet op deze manier benaderen. Om de een of andere reden voelde ze een steek van verlangen naar Tom.

Sebastiaan...' 'Morgen vertrekken we, op weg naar onze bestemming...' Jennsen knikte met haar hoofd tegen zijn schouder en verwon­derde zich erover dat die woorden hartstochtelijk klonken. Hun bestemming. Ze hield hem stevig vast en voelde de gladde warm­te van zijn rug, hoe hij zich tegen haar been drukte, hoe zijn arm over haar buik lag en zijn hand haar heup streelde, en ergens hoop­te ze dat hij iets zou zeggen dat haar angst zou aanjagen, maar te­gelijkertijd bad ze dat hij dat niet zou doen. 'Maar deze nacht is van ons, Jenn, als je de gelegenheid maar grijpt-'

Jennsen. 'Sebastiaan...'

'Ik hou van je, Jennsen. Ik hou van je.' Jennsen.

Ze wilde dat het beeld van Tom uit haar gedachten verdween. 'Sebastiaan, ik weet niet wat...'

'Ik heb het niet gewild. Het was niet mijn bedoeling om dit te la­ten gebeuren, maar het is zo. Ik hou van je, Jenn. Ik had het niet verwacht. Goede Schepper, ik kan er niets aan doen. Ik hou van je.'

Ze sloot haar ogen toen hij haar in haar hals kuste. Zijn intieme fluisteringen in haar oor gaven haar een heerlijk gevoel, fluiste­ringen die in zekere zin klonken als een pijnlijke bekentenis, met een vleugje spijt en woede erin, maar tegelijk vol vertwijfelde hoop. 'Ik hou van je,' fluisterde hij opnieuw. Jennsen.

Jennsen huiverde van genot, van het genot om zich een vrouw te voelen, om te weten dat alleen al haar aanwezigheid een man op­wond. Ze had zich nooit eerder bijzonder aantrekkelijk gevoeld. Op dat moment voelde ze zich meer dan mooi; ze voelde zich on­weerstaanbaar mooi. Geef je over.

Ze kuste zijn nek terwijl hij zijn gewicht verplaatste. Ze kuste zijn oor en likte er met haar tong langs, zoals hij ook bij haar had ge­daan. Zijn lijf gloeide.

Ze verstijfde toen zijn hand onder haar jurk omhooggleed. Zijn vingers streken over haar blote knie en haar blote dij. Zij moest die keuze maken, hield ze zichzelf voor. Het was haar keuze. Ze hapte met wijd open ogen naar lucht en staarde naar de donkere dakspanten. Zijn mond bedekte de hare voordat ze het woord Icon zeggen dat naar buiten wilde. Ze gaf met haar vuist een stomp tegen zijn schouder uit frustratie dat ze dat ene, korte, belangrij­ke woord niet kon zeggen.

Ze greep zijn gezicht om hem weg te duwen, zodat ze het kon zeg­gen. Maar dit was de man die haar leven had gered. Als hij er niet was geweest, zou ze op die regenachtige avond samen met haar moeder zijn vermoord. Ze had haar leven aan hem te danken. Zich door hem op deze manier te laten aanraken, was niets in ruil daarvoor. Wat kon het voor kwaad? Het was een kleinigheidje in vergelijking met de manier waarop hij zijn hart voor haar had ge­opend.

Bovendien gaf ze om hem. Hij was een man zoals elke vrouw zich zou wensen. Hij was knap, intelligent en bekleedde een belang­rijke positie. En het wond haar beslist op dat hij zoveel om haar gaf. Wat kon ze nog meer verlangen?

Ze bande met kracht het onwelkome beeld van Tom uit haar hoofd door haar aandacht helemaal op Sebastiaan te richten, en op wat hij met haar deed. Zijn aanraking maakte haar week en deed haar naar hem hunkeren.

Zijn vingers bezorgden haar zo'n heerlijk gevoel dat de tranen over haar wangen liepen. Ze vergat het woord en wist niet meer waarom ze dat had willen zeggen.

Ze legde haar hand om zijn achterhoofd en klampte zich uit alle macht aan hem vast. Met haar andere hand duwde ze tegen zijn ribbenkast terwijl ze het uitschreeuwde om wat hij met haar deed. Ze kon alleen maar hijgen en zich machteloos in bochten wrin­gen van ongepast genot.

'Sebastiaan...' bracht ze hijgend uit. 'O, Sebastiaan...' 'Ik hou zoveel van je, Jenn.' Hij duwde haar knieën verder uit el­kaar. Hij drukte zich tussen haar trillende benen. 'Ik heb je no­dig, Jennsen. Ik heb je zo nodig. Ik kan niet zonder je. Dat zweer ik.'

Het zou haar keuze moeten zijn. Ze hield zichzelf voor dat het dat ook was. 'Sebastiaan...' Geef je over.

'Ja,' stootte ze uit. 'Goede geesten, vergeef me, ja.'