27
De vrouw had haar handen nonchalant achter haar rug gekruist. De uitdrukking op haar gezicht was echter allerminst nonchalant. Het geluid van haar laarzen weerkaatste tegen de stenen muren toen ze naar voren stapte, een donkere donderwolk die naderbij kwam, een donderwolk die geen angst kende.
Er kroop een golf van kippenvel over Jennsens lijf naar boven, van haar knieën naar haar nek, waar haar donshaartjes overeind gingen staan.
Met gestage, afgemeten tred liep de vrouw om hen heen, waarbij ze hen van top tot teen bekeek, als een havik die rondcirkelt om een paar muizen te keuren. Jennsen zag een Agiel, het wapen van een Mord-Sith, aan een dun kettinkje om de rechterpols van de vrouw hangen. Jennsen wist dat het een levensgevaarlijk wapen was, maar het zag eruit als een gewoon, dun leren staafje van nog geen dertig centimeter lang.
'Ik heb bezoek gekregen van een zeer opgewonden functionaris,' zei de Mord-Sith op rustige, poeslieve toon. Haar dreigende blik ging doelbewust van Sebastiaan naar Jennsen. 'Hij vond dat ik hierheen moest komen om te zien wat er aan de hand was. Hij had het over een vrouw met rood haar. Hij leek te denken dat die misschien problemen kon veroorzaken. Waarom denk je dat hij Zlch zorgen zou maken?'
De kapitein, die achter Jennsen stond, stapte opzij. 'Er is niets aan de hand waar jij je druk over hoeft te...'
Met een rukje van haar pols tolde de Agiel snel omhoog; ze ving hem op in haar vuist en stak hem uit naar het gezicht van de kapitein. 'Ik vroeg jou niets. Ik had het tegen deze jonge vrouw.' De dreigende blik ging weer naar Jennsen. 'Waarom denk je dat hij zei dat ik hierheen moest gaan? Hmm?' Jennsen.
Jennsen, die haar blik niet kon afwenden van de koele blauwe ogen, zei: 'Omdat hij een pretentieuze onbenul is en het hem niet beviel dat ik niet wilde doen alsof dat niet zo was, enkel en alleen omdat hij een wit gewaad droeg.'
De Mord-Sith glimlachte. Het was geen glimlach van plezier, maar een grimmig respect voor de waarheid van wat Jennsen had gezegd. De glimlach verdween als sneeuw voor de zon toen ze naar Sebastiaan keek. Toen haar blik weer naar Jennsen ging, zag die eruit alsof hij staal kon snijden. 'Pretentieus of niet, dat verandert niets aan het feit dat er een gevangene enkel en alleen op jouw woord wordt vrijgelaten.' Jennsen.
'Mijn woord is genoeg.' Jennsen tilde geërgerd het mes aan haar riem omhoog en liet het heft even aan de vrouw zien. 'Dit bevestigt mijn woord.'
'Dat,' siste de Mord-Sith poeslief, 'betekent niets.' Jennsen voelde dat ze rood aanliep. 'Het betekent...' 'Denk je dat we achterlijk zijn?' Het strakke, rode leren pak van de Mord-Sith kraakte toen ze zich dichter naar Jennsen toe boog. 'Dat we plotseling niet meer kunnen nadenken als je hier binnenstapt en met het heft van dat mes zwaait?' Het leren pak omhulde een lijf dat niet alleen welgevormd, maar ook sterk was. Jennsen voelde zich klein en lelijk tegenover dit volmaakte wezen. Bovendien had ze niet het gevoel dat ze in staat was haar bedrog vol te houden tegenover een vrouw die zoveel zelfvertrouwen had als deze, een vrouw die recht door hun verhaal heen leek te kunnen kijken, maar Jennsen wist dat als ze nu wankelde, Sebastiaan en zij er geweest waren. Jennsen probeerde haar stem zo scherp mogelijk te laten klinken. 'Ik draag dit mes voor Meester Rahl, uit zijn naam, en jij zult je daaraan onderwerpen.' 'O, ja? Waarom?'
'Omdat dit mes een teken is van het vertrouwen dat Meester Rahl in me stelt.' 'Aha- Dus enkel en alleen omdat jij het bij je draagt, moeten wij geloven dat Meester Rahl het je gegeven heeft? Dat hij je vertrouwt? En hoe weten we dat je het mes niet hebt gevonden? Hmm?' 'Gevonden? Ben je gek gew...'
'Of misschien hebben jij en die gevangene hier de ware eigenaar van het mes wel in een hinderlaag laten lopen en hem vermoord, alleen om een begeerlijk voorwerp in handen te krijgen en jezelf daarmee geloofwaardigheid te verschaffen.' 'Ik snap niet hoe je zoiets belachelijks...'
'Of ben je misschien een lafaard en heb je de eigenaar van het mes in zijn slaap vermoord? Of had je zelfs daar de moed niet voor en heb je het gekocht van misdadigers die hem hebben vermoord? Is het zo gegaan? Heb je het gewoon van de echte moordenaar gekocht?'
'Natuurlijk niet!'
De Mord-Sith boog zich nog dichter naar haar toe, totdat Jennsen de adem van de vrouw op haar wang kon voelen. 'Misschien heb je de man van wie het was wel verleid om tussen je mooie benen te komen liggen terwijl je partner hier het heeft gestolen. Of ben je gewoon een hoer en heb je het van een moordzuchtige dief gekregen in ruil voor je vrouwelijke gunsten?' Jennsen deinsde achteruit. 'Ik... ik zou nooit...' 'Dat je ons zo'n wapen laat zien, bewijst niets. Het feit blijft dat we niet weten van wie het mes is.' Geef je over.
'Het is van mij!' hield Jennsen vol.
De Mord-Sith rechtte haar rug en trok een wenkbrauw op. 'Is het heus?'
De kapitein sloeg zijn armen over elkaar. Sebastiaan, die naast Jennsen stond, verroerde zich niet. Jennsen deed haar uiterste best °m tranen van paniek terug te dringen. Ze spande zich in om in plaats daarvan uitdagend te kijken. Jennsen. Geef je over.
Ik ben bezig met een
belangrijke opdracht voor Meester Rahl,' zei Jennsen met
opeengeklemde kaken. 'Ik heb hier geen tijd voor.' 'Aha,' zei de
Mord-Sith spottend, 'een opdracht voor Meester Rahl. Zo, dat klinkt
belangrijk.' Ze sloeg haar armen over elkaar. Wat voor opdracht?'
'Dat zijn mijn zaken, niet de jouwe.'
De koele glimlach kwam terug. 'Heeft het iets met magie ken? Is dat
het? Magie?'
'Het gaat je niets aan. Ik doe wat Meester Rahl me heeft en dat zou ik maar in mijn oren knopen, als ik jou was. Hij Za) niet blij zijn als hij hoort dat jij je zo bemoeiziek gedraagt.' De wenkbrauw ging weer omhoog. 'Bemoeiziek? Mijn beste jongedame, een Mord-Sith kan onmogelijk bemoeiziek zijn. Als je zou zijn wie je beweert te zijn, zou je dat wel weten. Mord-Sith bestaan alleen maar om Meester Rahl te beschermen. Denk je niet dat het plichtsverzuim zou zijn als ik deze curieuze gebeurtenissen zou negeren?' 'Nee... Ik heb je al gezegd...'
'En als Meester Rahl straks dood ligt te bloeden, en hij vraagt me wat er is gebeurd, kan ik hem voordat hij sterft vertellen dat er een meisje met een mooi mes hier binnen kwam dartelen met het verzoek een zeer verdachte en onmededeelzame gevangene vrij te laten, en dat wij allemaal zo verblind waren door het mes en door haar grote, blauwe ogen, dat we vonden dat we haar haar zin maar moesten geven. Had je dat in gedachten?' 'Natuurlijk moet je...'
'Laat eens wat magie zien.' De Mord-Sith stak haar hand uit en voelde met duim en wijsvinger aan een lok van Jennsens rode haar. 'Hmm? Een beetje magie om jezelf te bewijzen. Een betovering, een bezwering, een duizelingwekkend vertoon van je kunnen. Roep eens een bliksemflits op, als je wilt. Of anders misschien gewoon een vlammetje, dat midden in de lucht hangt te flakkeren.' 'Ik wil niet...'
'Laat magie zien, heks.' Haar toon was bevelend. Geef je over.
Boos op de stem, maar nog meer op de Mord-Sith, sloeg Jennsen de hand weg van haar haar. 'Hou op!'
Sneller dan mogelijk leek, flitste Sebastiaan op de vrouw af. Nog sneller tolde haar Agiel naar haar hand. Ze duwde de punt ervan tegen Sebastiaans schouder terwijl hij nog op haar af schoot. Sebastiaan slaakte een kreet en het wapen bracht hem ogenblikkelijk tot stilstand. De vrouw drukte de Agiel kalm tegen zijn schouder en dwong hem naar de grond. Sebastiaan lag schreeuwend ineengedoken op de grond.
Jennsen sprong naar de Mord-Sith toe. In één snelle beweging richtte de vrouw zich op en hield Jennsen tegen door de Agiel voor haar gezicht te houden. Aan hun voeten lag Sebastiaan te kronkelen van de pijn.
Jennsen, die alleen aan Sebastiaan dacht en aan hoe ze hem kon helpen, greep de Agiel en duwde die en de hand van de vrouw weg- Ze liet zich op één knie naast Sebastiaan zakken. Hij was op zijn zij gerold, had zijn armen om zich heen geslagen en schokte alsof hij door de bliksem was getroffen.
Hij kalmeerde onder haar zachte aanraking terwijl ze hem vertelde dat hij stil moest liggen. Toen hij zich een beetje had hersteld en probeerde te gaan zitten, legde Jennsen een arm om zijn schouders en hielp hem. Hij leunde hijgend tegen haar aan, duidelijk lijdend onder de nawerking van de pijn die het wapen hem had bezorgd. Hij knipperde met zijn betraande ogen en probeerde weer scherp te zien. Jennsen, die ontzet was over wat de aanraking van de Agiel kon veroorzaken, streelde over Sebastiaans gezicht. Ze tilde zijn kin op om te zien of hij haar herkende, of hij in orde was. Hij kon nauwelijks zelfstandig zitten, maar knikte haar toch even toe.
'Sta op.' De Mord-Sith torende boven hen uit. 'Jullie allebei.' Sebastiaan kon dat nog niet. Jennsen sprong overeind en ging kwaad tegenover de vrouw staan. 'Dit pik ik niet! Als ik dit aan Meester Rahl vertel, zal hij je met de zweep laten geven!' De vrouw keek fronsend. Ze stak haar Agiel uit. 'Raak hem aan.' Opnieuw pakte Jennsen het wapen en duwde het weg. 'Hou op!' 'Hij werkt wel,' mompelde de Mord-Sith voor zich uit. 'Dat weet ik zeker; ik kan hem voelen.'
Ze draaide zich om en drukte het afschuwelijke ding bij wijze van experiment tegen de arm van de kapitein. Hij schreeuwde en zakte op zijn knieën.
'Hou op!' Jennsen greep het rode staafje vast en trok het weg van de kapitein.
De Mord-Sith staarde haar aan. 'Hoe doe je dat?' 'Wat?'
Hem aanraken zonder pijn te voelen. Niemand is ongevoelig voor de aanraking van een Agiel, zelfs Meester Rahl niet.' Toen besefte Jennsen dat er iets ongekends was gebeurd. Ze begreep het niet, maar ze wist wel dat ze gebruik moest maken van de verwarring.
'Je wilde toch magie zien? Nou, die heb je gezien.' 'Maar hoe...'
'Denk je dat Meester Rahl me het mes zou laten dragen als ik niet vakbekwaam was?' 'Maar een Agiel...'
De kapitein kwam overeind. 'Wat mankeert jou? Ik strijd voor dezelfde zaak als jij.'
'En die zaak is de bescherming van Meester Rahl,' snauwde de vrouw. Ze hield haar Agiel omhoog. 'Dit is mijn middel om hem te beschermen. Ik moet weten wat er mis is, om niet tekort te schieten.'
Jennsen stak haar hand op en sloeg haar vingers om het wapen; ze hield het stevig vast terwijl ze de Mord-Sith strak aankeek. Ze hield zichzelf voor niet te vergeten welke rol ze speelde en de schijn op te houden. Ze probeerde te bedenken wat ze zou doen als ze echt tot de elitetroepen van Meester Rahl zou behoren. 'Ik begrijp je ongerustheid,' zei Jennsen op besliste toon, vastbesloten om deze onverwachte kans niet voorbij te laten gaan, ook al begreep ze er zelf niet veel van. 'Ik weet dat je Meester Rahl wilt beschermen. Die toewijding en heilige plicht delen we. Ons leven behoort hem toe. Ik moet een opdracht vervullen die essentieel is voor hetzelfde als wat jij doet: het beschermen van Meester Rahl. Je weet niet half wat daarbij komt kijken en ik heb niet de tijd om je dat te gaan uitleggen.
Dit heeft lang genoeg geduurd. Het leven van Meester Rahl is in gevaar. Ik heb geen tijd meer te verliezen. Als je me mijn werk niet laat doen, dan breng je hem in gevaar en zal ik je elimineren, zoals ik met elke bedreiging van zijn leven doe.' De Mord-Sith dacht na over wat Jennsen had gezegd. Jennsen had natuurlijk geen idee wat ze precies dacht, maar alleen al het feit dat ze nadacht was een verrassing voor Jennsen, die de Mord-Sith altijd had beschouwd als hersenloze moordenaressen. Maar in de ogen van deze vrouw zag Jennsen inzicht.
Uiteindelijk bukte de Mord-Sith zich en ze stak een hand onder Sebastiaans arm om hem overeind te helpen. Toen hij stevig stond, wendde ze zich weer tot Jennsen.
'Ik zou de zweepslagen met plezier verdragen, en nog wel erger ook, als het zou helpen om Meester Rahl te beschermen. Ga aan je werk, en snel een beetje.' Ze schonk Jennsen een klein maar hartelijk glimlachje en gaf haar toen een stevige klap op de schouder 'Mogen de goede geesten met je zijn.' Ze aarzelde. 'Maar ik moet wel weten hoe het kan dat jij de kracht van een Agiel niet voelt. Zoiets is gewoon niet mogelijk.'
j_Iet verraste Jennsen dat iemand die zo slecht was de goede geesten durfde aan te roepen. Jennsens moeder was nu een goede geest, ^et spijt me, maar dat maakt deel uit van wat ik je wegens tijdgebrek onmogelijk kan uitleggen, en bovendien is de veiligheid van Meester Rahl erbij gebaat dat ik het geheim hou.' De vrouw keek haar lange tijd strak aan. 'Ik heet Nyda,' zei ze uiteindelijk. 'Zweer me persoonlijk dat je zult doen wat je zegt en hem zult beschermen.'
'Ik zweer het, Nyda. Nu moet ik gaan. Ik heb echt geen tijd meer te verliezen, nergens voor.'
Voordat Jennsen zich kon verroeren, greep de Mord-Sith haar bij de schouder. 'We kunnen ons niet veroorloven deze Meester Rahl te verliezen, want dan verliezen we alles. Als ik ooit ontdek dat je tegen me hebt gelogen, beloof ik je twee dingen. Ten eerste: er zal geen gat zijn dat diep genoeg is om je in te verbergen, want ik zal je vinden, en ten tweede: je dood zal erger zijn dan de ergste nachtmerrie die iemand maar kan hebben. Is dat duidelijk?' Jennsen kon alleen maar zwijgend knikken onder de felle, vastberaden blik van Nyda.
De vrouw draaide zich om en liep de trap op. 'Kom op dan.' 'Gaat het?' vroeg de kapitein aan Sebastiaan. Sebastiaan klopte het stof van zijn knieën en liep naar de trap. 'Ik had liever zweepslagen gehad dan dit, maar ik overleef het wel.'
De kapitein trok een meelevende grimas terwijl hij over zijn eigen arm wreef. 'Ik heb je spullen boven, achter slot en grendel. Je wapens en je geld.'
'Meester Rahls geld,' corrigeerde Sebastiaan hem. Jennsen wilde niets liever dan het paleis verlaten. Ze haastte zich de trap op en dwong zich niet te gaan rennen. 0>' riep de Mord-Sith over haar schouder vanaf de trap. Ze was blijven staan, met haar hand op de roestige leuning, terwijl de anderen snel achter haar aan kwamen. 'Dat vergat ik nog te vertellen.'
'Wat vergat je te vertellen?' vroeg Jennsen. 'We hebben haast.'
'Die functionaris die me is komen halen, die in het witte gewaad weet je wel?'
'Ja?' vroeg Jennsen toen ze bij de vrouw aankwam. 'Nadat hij mij had gewaarschuwd, is hij op zoek gegaan naar tovenaar Rahl, om hem ook te gaan halen.' Jennsen voelde het bloed uit haar gezicht wegtrekken. 'Meester Rahl is ver weg, in het zuiden,' zei de kapitein op spottende toon terwijl hij achter hen de trap opkwam. 'Niet Meester Rahl,' zei Nyda. 'Tovenaar Rahl. Tovenaar Nathan Rahl.'