83
Phil voelde zich verdoofd. Alsof zijn lichaam ontkoppeld was geraakt van zijn brein en zijn zenuwuiteinden gevoelloos en verlamd waren. Het leek wel alsof de kamer zich door een tunnel van hem verwijderde. Hij keek door het verkeerde uiteinde van een telescoop naar zijn partner en naar de man die hij als zijn vader had beschouwd.
Dat gevoel hield niet aan. De razende, botsende emoties die Dons uitspraken in hem hadden aangewakkerd, hadden zich opgebouwd en werden nu losgelaten. De adrenaline stroomde door zijn lijf, eenzelfde soort roes die je ook zou krijgen van een auto-ongeluk.
Hij wist niet naar wie hij moest kijken, wie hij het eerst moest aanspreken. Zijn blik schoot heen en weer, koos uiteindelijk voor Marina.
‘Wist jij dit?’ vroeg hij. De adrenaline werd als een mes dat hem stak, dat het verraad in zijn binnenste liet bloeden. ‘Wíst je het?’
‘Ik had het net gehoord.’ Haar ogen smeekten hem haar te geloven omdat ze hem niet nog meer wilde kwetsen. ‘Don en ik hebben gepraat net voordat we naar het ziekenhuis kwamen. Ik vond dat je het moest weten.’
Hij wist verder niets tegen haar te zeggen en wendde zich tot Don. Hij besefte dat zijn lichaam en geest probeerden hem subtielere, complexere emoties te laten voelen, maar die kon hij momenteel niet verwerken. Nu wilde hij iets rechtstreeks voelen, iets in zijn buik. De woede kwam weer op.
‘Jij wist het,’ zei hij met een gevaarlijk lage stem. ‘Jij wist het al die tijd al. Al die jaren. Mijn hele leven al…’ Zijn handen schokten en verstrengelden zich. ‘En je hebt nooit wat gezegd…’
Don zuchtte en schudde zijn hoofd. Hij keek naar de vloer en toen weer naar Phil voordat hij antwoordde. ‘Het leek ons beter… als je het niet wist.’ Zijn stem klonk vermoeid.
Phil knikte, met zijn lippen op elkaar geknepen. ‘Oké. En…’ Zijn handen bleven friemelen. ‘Elke keer… elke keer als ik naar mijn ouders vroeg, mijn echte ouders, zei jij dat je het niet wist.’
Don zweeg, vond de vloer tussen zijn voeten fascinerend.
Phil ging door. ‘Elke keer… praatte je me uit het hoofd om naar ze op zoek te gaan. Elke keer weer. Toen ik jonger was. Elke keer…’
Don keek op. Zijn ogen stonden vol pijn; hij leek evenveel pijn te hebben als Phil. Zijn gezicht leek verstard, niet in staat te uiten wat hij wilde zeggen.
‘Je zei altijd dat ik ze toch nooit zou vinden,’ vervolgde Phil. ‘Dat je het had geprobeerd, maar dat ze niet gevonden wilden worden. Dat ze niet in het systeem stonden. Elke keer… Je hebt tegen me gelogen, Don… Gelogen… En een zus… een zus…’
‘Het was beter dat je het niet wist…’ Er sprongen tranen in Dons ogen terwijl hij zijn stem weer vond.
‘Beter?’ Phil lachte blaffend. ‘Beter? Had dat niet míjn besluit moeten zijn?’
Don zei niets, en zijn mond vertrok weer.
Phils stem werd luider. ‘Of niet soms?’
‘Nee.’ Dons stem was even luid als die van Phil. ‘Misschien als het een gewone adoptie was geweest, dan wel. Als er zoiets bestaat. Maar niet in dit geval, nee.’
‘Waarom niet?’ Hij schreeuwde nu.
‘Omdat jij er niet bij was… Jij hebt niet gezien wat ik heb gezien…’ Dons stem klonk hees en sloeg over. Zijn hand ging naar zijn gezicht en hij wreef in zijn ogen terwijl de tranen langs zijn vingers omlaag dropen.
Er viel weer een stilte, die de kamer trof met de kracht van een bom. Ze zaten daar met zijn drieën en bewogen zich nauwelijks. Vragen rezen als angstige luchtbellen op in Phils geest, maar hij liet ze ploffen en oplossen, onbeantwoord.
Maar niet allemaal.
Hij wendde zich tot Marina. ‘De nachtmerries. Die symbolen op de muur. De kooi. Die kerel met dat masker.’ Handenwringend, verstrengelend en loslatend. ‘Waarom? Waarom was dat allemaal?’
‘Omdat ze echt waren,’ zei ze kalm, zacht. Geruststellend. ‘Het waren allemaal delen van je leven. Aspecten van je leven.’
‘Maar ik… Ik wist het niet. Ik kon me er niks van herinneren…’
‘Nee, dat zal ook wel niet. Je was toen nog erg jong. Je geest werd nog gevormd. En als je geluk had gehad, dan had het misschien helemaal geen indruk achtergelaten. Maar omdat die herinneringen zo verschrikkelijk waren, zo traumatisch, heeft je brein ze gewoon… uitgeschakeld. Begraven. Ze diep verdrongen.’
Phil knikte. ‘Waarom dan nu…’
‘Zoals ik al zei, het was te verschrikkelijk. Je geest heeft het verleden begraven, maar je hebt het wel ervaren. De herinneringen konden niet geheel worden verwijderd. Dat kan niet. Omdat het je is overkomen. Dus zijn die herinneringen ergens sluimerend in je hoofd blijven zitten. Achterin verstopt. Wachtend op een of andere trigger, een of andere gebeurtenis waardoor ze weer geactiveerd werden. En dat was dit.’
‘Oké…’ Phils hoofd zoemde alsof er een wespennest in zat.
Marina’s stem sneed door het lawaai ervan. ‘Weet je nog iets van je ouders?’
Phil sloot zijn ogen. Hij hoorde alleen dat gezoem. ‘Nee…’
‘Dat is waarschijnlijk maar goed ook,’ zei ze. ‘Als je erbij was toen ze vermoord werden… Dat is geen herinnering die je gauw wilt bovenhalen.’
De golf van woede binnen in Phil begon af te zwakken. Maar de vragen zoemden en sisten nog steeds, en hij had hoofdpijn van alles wat hij moest verwerken. Hij wist niet wat hij moest denken, wat hij moest zeggen. Welke vraag hij als eerste moest stellen. Don en Marina zeiden niets.
Ze wachtten.
‘Die paniekaanvallen,’ vroeg hij uiteindelijk. ‘Zijn die ermee verbonden? Hebben die iets te maken met… dit allemaal?’
‘Ik denk van wel. Het is een verschuiving. Omdat je jeugdtrauma is verdrongen, heb je dat nooit verwerkt, er nooit rechtstreeks mee kunnen omgaan. Het is er altijd geweest; het viel je alleen op verschillende manieren aan.’
‘En je baan helpt ook niet,’ zei Don.
Phil knikte. Zijn lichaam leek zich nu meer te ontspannen, de adrenaline begon weg te ebben. Hij begon moe te worden. Er schoot hem een andere vraag te binnen. ‘Het hotel. Waarom dacht ik dat ik daar eerder was geweest?’
‘Omdat dat ook zo is,’ antwoordde Don. ‘Je hebt daar gewoond. Dat hotel is de plek waar de Tuin vroeger was.’
Phil zuchtte. Wreef met de rug van zijn hand over zijn voorhoofd.
Er viel weer een stilte.
Uiteindelijk sprak Don. ‘Het… het spijt me, jongen. Ik wist niet… wist niet wat we het beste konden doen. Je moeder en ik wisten het allebei niet.’ Hij corrigeerde zichzelf. ‘Eileen.’
Phil was de vermoeidheid voorbij, maar hij wist nog te glimlachen. ‘Het geeft niet. Ik kan haar nog steeds mijn moeder noemen.’
Don knikte. Lachte flauwtjes. Hij keek naar Marina, die behoedzaam teruglachte.
‘Het zal een heleboel tijd gaan kosten voor ik hiermee in het reine kom,’ zei Phil. ‘Een heleboel tijd. Maar ik zal mijn best doen.’ Hij wist nog een glimlachje te produceren. ‘Iets wat Marina altijd zegt. Familie is meer dan alleen biologie.’ Hij zuchtte. ‘Ja…’
Hij voelde Marina’s hand op de zijne. ‘Ik denk dat het tijd wordt om naar bed te gaan,’ zei ze.
Phil, die inmiddels al bijna sliep, knikte alleen.