46
Donna opende haar ogen. Toen ze haar hoofd bewoog, trok er een pijnscheut omhoog door haar ruggengraat. Ze zoog haar adem naar binnen en kermde. Dat krijg je ervan als je in een gestolen auto gaat slapen, dacht ze.
Ze draaide zich kreunend om, rolde met haar schouders en strekte haar benen in de krappe ruimte, probeerde haar ledematen tot beweging aan te sporen en haar bloedsomloop weer op gang te brengen. Ze lag nu afgewend van de zijruit en keek naar de passagiersstoel. Twee grote blauwe ogen staarden haar aan.
Ben.
Bang, koud. Niet-begrijpend, maar toch vol vertrouwen.
Donna wist niet hoe ze zich daaronder voelde. Ze was de moeder van die jongen niet, dus zou ze zich niet verantwoordelijk voor hem moeten voelen. Maar zij had hem hierin meegesleept, dus misschien eigenlijk ook wel. Ze zuchtte. Het was haar allemaal te veel.
Hij staarde haar nog steeds aan, en hij rilde.
‘Wat is er? Heb je het koud?’
Hij knikte en wendde zijn starende blik geen moment van haar af.
‘Ik had toch gezegd dat je moest zien warm te blijven? Dat je meer kleren moest aantrekken?’ Ze keek nog eens naar hem. Het leek erop dat hij alle kleren droeg die hij had meegebracht.
‘Tante Donna…’ Zijn stem trilde, klonk ijl.
Ze viel hem in de rede. ‘Ik heb je al eerder gezegd, Ben, ik ben je tante niet.’ Nog een zucht. De irritatie bouwde zich op. ‘Ik ben gewoon Donna, oké?’
Hij knikte. ‘Donna…’
‘Wat?’ Die jongen begon haar op de zenuwen te werken.
‘Wanneer gaan we naar mijn moeder?’
‘Ik ben…’ Ze deed het autoportier open. ‘Ik ga even roken.’
Ze vouwde zich langzaam uit haar opgerolde, verkrampte houding en stapte uit. Rillend keek ze om zich heen. De septemberzon stond stralend hoog aan de hemel. Ze rilde nog eens en trok haar jas dichter om zich heen. De zon gaf wel licht, maar geen warmte.
Ze had geen idee waar ze was. Ze was gewoon zo ver mogelijk weggereden bij haar huis. Maar ze had niet geweten waar ze naartoe moest. Eerst had ze overwogen naar een hotel te gaan; met het geld van haar aanvallers kon ze dat betalen. Maar dat idee had niet lang standgehouden. Een hotel zou de eerste plek zijn waar ze zouden zoeken. Vooral omdat ze een van hen met een mes had gestoken. Haar signalement zou wel verspreid zijn, haar foto te zien in alle nieuwsuitzendingen op televisie, in de krant. Misschien zelfs op internet. Dus nee. Dat was geen optie.
Maar ze moest ergens naartoe. Het centrum van de stad uit, door Stanway. Ze had het bord gezien van de afslag naar de dierentuin en had Ben erop gewezen. Hij had gevraagd of ze daar niet heen konden, en even had ze het serieus overwogen. Naar de dierentuin gaan. Nog een uurtje voor sluitingstijd rondwandelen, dan een schuilplaats zoeken en daar de nacht doorbrengen.
Geniaal. De laatste plek waar ze haar zouden zoeken. Maar dat idee had ook niet lang standgehouden. Haar gedachten hadden haar bestookt met allerlei dingen die fout konden gaan.
Dus was ze bij de rotonde van het nieuwe winkelcentrum van de snelweg af gegaan en had de weg vanaf Colchester naar de a12 gevolgd. De snelweg naar Londen en verder. Gewoon om zo ver mogelijk weg te komen van de stad.
En onderweg, toen ze door Stanway reed, had ze een afslag gezien tussen twee boomrijke tuinen in een rij onopvallende huizen. Aan beide kanten bos. Impulsief was ze die weg in gereden.
Eerst was het gewoon een eenbaans plattelandsweg. Een paar dure vrijstaande huizen aan de ene kant. Het soort huis dat je bij Grand Designs zag, met grote auto’s ervoor geparkeerd, 4x4s. Paula snapte dat niet. Zo veel geld, en dan kochten ze iets wat verborgen was, ergens waar mensen het niet konden zien. Dat zou zij niet doen als ze het geld had. Ze zou het grootste, opzichtigste huis kopen dat ze kon vinden, er aan alle kanten lichtjes aan hangen en zorgen dat niemand dat ding over het hoofd zag. Zodat iedereen wist dat ze stinkend rijk was. Dat ze geen mislukkeling was.
Maar goed.
Ze was over die weg blijven rijden, zonder om te kijken, gewoon afwachtend waar hij heen ging. De auto begon een beetje te zwenken toen de weg ongelijkmatiger werd, toen gaten in het wegdek in kraters veranderden, toen het asfalt ophield en overging in harde aarde en stenen. Er stonden ook minder bomen. Al snel stonden er helemaal geen bomen meer en lag er niets dan platteland om hen heen.
De weg sneed tussen twee akkers door en ze kon kilometers ver kijken.
Het was er zo pittoresk en rustig, zo anders dan Donna’s dagelijkse leven in Colchester, dat ze gewoon had kunnen parkeren en daar had kunnen blijven uitkijken over het kalme, serene landschap. Voor altijd.
Maar dat deed ze niet. Ze reed door. Er stonden weer meer bomen, en al snel bereikte ze een bos. De weg hield helemaal op. En daar besloot ze te overnachten.
Ben had geklaagd dat hij honger had, dus had ze de auto gekeerd, was teruggereden naar het winkelcentrum en had twee menu’s bij de McDrive besteld. Ze wist dat ze een risico nam, maar hij begon te dreinen en ze wist dat hij daar niet mee zou ophouden tot hij te eten had gehad, dus was het een risico dat ze moest nemen.
Daarna waren ze teruggereden naar het bos. En de nacht, met veel pijn en ongemak en amper slaap, werd ochtend. Nu stond ze een peuk te roken en vroeg zich af wat ze nou eigenlijk had gedaan.
Ben staarde naar haar vanuit de auto, op zijn knieën op de stoel en met zijn gezicht tegen het raam gedrukt. Donna wendde zich af. Hij opende het portier en kwam naar haar toe. ‘Waar is mama?’
Donna antwoordde niet.
‘Ik wil naar mama toe. Waar is ze? Je zei dat we naar haar toe gingen.’
Had ze dat gezegd? Ze wenste dat ze iets te drinken had meegenomen. Of wat te blowen. Gewoon om haar op gang te houden.
‘Waar is ze?’
God, dat joch…
Donna had hem getolereerd vanwege Faith. Ze had zichzelf nooit beschouwd als homoseksueel. Lesbo. Pot. Ze had wel eens dingen gedaan; lesbische dingen. Ja, tuurlijk. Maar dat was voor klanten, voor hun vermaak, hun geld. Niet voor de lol. Faith was daarin altijd haar partner geweest. Ze vonden het geen van tweeën erg; ze mochten elkaar graag, waren goede vriendinnen.
Donna had zich op haar gemak gevoeld bij Faith. Waarschijnlijk meer dan bij ieder ander die ze ooit had gekend. Dus toen Daryl de deur uit was geschopt en Faith en Ben nergens terechtkonden, was het een heel natuurlijke zaak geweest dat ze bij Donna waren ingetrokken. Het was een klein huis, en Ben had een eigen kamer nodig gehad, dus was het nog natuurlijker geweest dat Faith bij Donna was komen slapen. Eén kamer. Eén bed. Dat ze het soort dingen dat ze vroeger voor het geld deden, voor het vermaak van de klanten, nu voor de lol gingen doen. En als Donna daardoor een lesbo was, een pot, nou en? Best. Faith zou haar nooit in elkaar slaan. Nooit haar geld inpikken. Haar nooit dwingen op straat te gaan tippelen terwijl zij thuis of in de pub zat of haar geld uitgaf om indruk te maken op een of andere slet.
En nu was Faith weg. En Donna was helemaal alleen.
‘Waar is mama? Waar is ze?’
Donna draaide zich om en keek de kleine jongen strak aan. En iets in haar knapte. Een of andere woede, lang ingehouden, moest plotseling naar buiten. ‘Ze is weg, oké? Gewoon weg, verdomme. Ze komt nooit meer terug, want ze is –’
Ze zweeg. Keek hem aan. Hij stond erbij alsof hij een tik had gekregen. Zijn lip begon te trillen en er blonken tranen in zijn ogen.
‘Luister, sorry, ik…’
De tranen stroomden over. Enorme, verscheurende snikken kwamen krijsend naar buiten, totaal onbewust en ontroostbaar, zoals alleen een kind kan huilen als hij wordt geconfronteerd met het grootste verlies in zijn leven. Donna besefte dat ze zich precies zo voelde. En ze kon niet anders dan gewoon met hem meehuilen.
‘Sorry.’ Ze hijgde tussen de snikken door. ‘Sorry, ik wilde niet… ik wilde niet…’
Ze omhelsde hem. Hij liet het toe. Eerst met tegenzin, maar toen, beseffend dat hij nergens anders naartoe kon, zakte hij tegen haar aan.
‘Ik ben bang,’ zei hij uiteindelijk, toen de tranen wat waren opgedroogd.
‘Ik ook,’ fluisterde Donna. ‘Ik ook.’
Hij keek haar aan. ‘Wat doen we nu?’
Het was bijna te pijnlijk om hem aan te kijken. Maar ze moest. ‘Weet ik niet. Ik weet het gewoon niet…’