43
Mickey zat in zijn stoel, leunde achterover en speelde met zijn pen, terwijl de rest van het team binnenkwam voor de ochtendbriefing. De grote cappuccino die hij onderweg had gekocht stond naast hem; met vier scheuten espresso, zodat hij stijf zou staan van de cafeïne.
Het was eind september en de felle ochtendzon kwam binnen door de jaloezieën, nog altijd vasthoudend aan het idee van de zomer, nog niet bereid zijn greep los te laten en het stokje nu echt over te geven aan de herfst.
Hoewel hij de vorige avond tot laat had doorgewerkt en volkomen doodop was toen hij uiteindelijk thuis zijn bed in rolde, had Mickey niet veel geslapen. Dat deed hij eigenlijk nooit als hij aan een belangrijke zaak werkte, en deze zaak leek rap die kant op te gaan.
En dan was er nog wat hij in het hotel had gezien. Die beelden zouden nog wel even in zijn hoofd blijven zitten. Het lichaam van wat ooit een man was geweest had slap tegen de achterste muur van de kamer gelegen. Afgeslacht. Er was geen ander woord voor. Het lichaam was aan repen gesneden, aan stukken gehakt, overal had bloed gelegen, de kamer was ermee versierd in grote golven en spetters.
‘Iemand moet hem echt hebben gehaat, wie hij ook was,’ had Mickey tegen Phil gezegd, terwijl hij vanuit de deuropening naar het lichaam keek. De technische recherche had hem niet dichterbij laten komen. Ze zouden een hele tijd met deze kamer bezig zijn. Dit was, wist Mickey, de droom van iedere forensisch onderzoeker.
Phil was maar blijven staren. ‘Ja. Wie hij ook was.’
‘Is er al iets bekend?’
Phil had geantwoord zonder zijn blik van het lichaam los te maken. ‘Adam Weaver, volgens zijn portefeuille. Maar hij staat hier geregistreerd onder de naam Robin Banks.’
‘Wat?’ vroeg Mickey. ‘Is hij een fan van The Clash of zo?’
‘Misschien, wie weet? Hij had voor een paar nachten gereserveerd en had wat gezelschap ingehuurd gisteravond.’ Phil wees naar de badkamer. ‘Zij heeft alarm geslagen.’
‘Aha,’ had Mickey gezegd toen hij het snapte.
‘Kennelijk,’ zei Phil, ‘was ze zich aan het omkleden in de badkamer toen er aan de kamerdeur werd geklopt. En daarna hoorde ze hem schreeuwen.’
‘Heeft ze niet gekeken?’
Phil schudde zijn hoofd. ‘Ze heeft de badkamerdeur op slot gedaan en zich verstopt achter het douchegordijn. Ze heeft niks gezien. En toen heeft ze het alarmnummer gebeld.’
Mickey fronste zijn voorhoofd. ‘Had ze haar telefoon meegenomen naar de badkamer?’
Er trok een schim van een glimlach over Phils lippen. ‘Om foto’s te maken voor haar vriendje, schijnbaar. Ze zei dat dat een afspraak tussen hen was.’
Mickeys beurt om te glimlachen. ‘Chic. Was hij hier voor zaken? Adam Weaver?’
‘Dat had hij wel gezegd bij de receptie. We zullen het laten natrekken.’
Mickey keek weer naar de man op de vloer. Er viel niet meer veel aan hem te herkennen of te identificeren. Maar door zijn bos grijs haar was het eerste wat Mickey dacht: dat is die kerel die ik gisteren zag. Toen schudde hij zijn hoofd. Hij begon die man nu overal te zien.
‘Wat is er?’ Phil keek hem aan. ‘Wat zeg je?’
‘Eh… niks.’ Mickey had niet beseft dat hij hardop had gesproken.
Phil bleef hem afwachtend aankijken.
‘Niks.’
‘Je dacht ergens aan, Mickey. Je eerste reactie. Je intuïtie. Wat was het?’
Mickey probeerde te glimlachen, het weg te lachen. ‘Nou, ik heb een kerel gezien. Eerst op het advocatenkantoor. En ik herkende hem. Of dat dacht ik althans. Maar ik kon hem niet thuisbrengen. Hoe dan ook, ik heb er niet lang bij stilgestaan, ben doorgegaan met mijn werk.’
Hij zweeg even. Phil wachtte.
‘En toen…’ Mickey zuchtte. Het voelde belachelijk om dit hardop te zeggen. ‘Toen zag ik hem weer bij het bouwbedrijf. In een auto samen met Balchunas. Ik vroeg Balchunas wie hij was, maar hij werd kwaad en vroeg me te vertrekken.’
‘En nu ligt hij hier. Dood.’
‘Als hij het is.’
Phil keek weer naar het lijk. ‘Geloof je in het toeval, Mickey? Wanneer het om moord gaat?’
Mickey had niet geantwoord. Hij wist dat het een retorische vraag was.
Nu liet hij zijn pen vallen. Knipperde met zijn ogen. Hij had zijn gedachten laten afdwalen. Hij nam een slok koffie. Nog een. Keek nog een keer om zich heen.
De coördinatieruimte van het Major Incident Squad begon vol te lopen. Als er een groot onderzoek gaande was, verkasten ze naar de bar. Hij kon zich voorstellen, gezien de drukte hier en het steeds grotere belang van de zaak waar ze aan werkten, dat ze daar snel heen zouden verhuizen.
Ze waren er allemaal. De Birdies zaten zoals gebruikelijk naast elkaar. Milhouse, knipperend met zijn ogen, achter zijn computer vandaan gesleept, gedwongen om te gaan met echte mensen. Anni zat tegenover Mickey. Ze keek op en glimlachte. Hij lachte terug. Bleef iets te lang lachen. Net als zij. Elke keer dat hij haar zag – bijna elke dag – kwam het woord ‘bijna’ bij hem op. Ze waren bijna op een date gegaan. Waren bijna iets gaan drinken. Of gaan eten. Of naar de bioscoop. Ze hadden bijna gezoend. Ze waren bijna met elkaar naar bed gegaan. Bijna. Altijd bijna. Er was beslist een aantrekkingskracht. Zonder twijfel. En het was wederzijds. Maar geen van beiden zouden ze die laatste stap zetten. Alsof iets – de angst voor afwijzing, de angst om hun vriendschap te verspelen, de angst om het respect voor elkaar te verliezen als het misging, hij wist het eigenlijk niet precies – hen tegenhield. Misschien al die dingen wel. Misschien niets daarvan, maar iets anders waar hij zich niet eens van bewust was. Wat het ook was, ze hadden hun relatie beperkt tot die van goede vrienden. Vrienden die naar elkaar lachten, maar dan net iets te lang.
Toen kwam Glass binnen. Hij ging voor de groep staan, gooide een zwaar ogend dossier op tafel en zocht in zijn attachékoffertje naar iets wat hij nodig had. Geen grappen, geen geklets, meteen ter zake. Puur zakelijk, zoals gewoonlijk.
En toen kwam Phil binnen. Samen met Marina. Mickey fronste zijn voorhoofd. Ze kwamen samen binnen, maar als je naar hun gezichten keek, zou je dat niet zeggen. Ze gingen naast elkaar zitten, maar kregen het toch voor elkaar om afstand te bewaren.
Ruzie, dacht Mickey, die het waagde een blik op Anni te werpen. Aan haar gezicht te zien had zij het ook opgemerkt. Dat was het probleem van relaties met collega’s, dacht hij droevig: als ze misliepen, had dat verschrikkelijke gevolgen.
Nog een blik op Anni. Ze keek hem heel even aan, en hij leidde eruit af dat zij hetzelfde dacht.
‘Zo. Goedemorgen iedereen,’ zei Glass. Hij trok de aandacht met alleen zijn stem.
Ze keken hem afwachtend aan.
Mickey nam nog een slok koffie. En nog een. Knipperde met zijn ogen. Voelde de cafeïne door zijn lichaam gaan.
‘Zijn we er klaar voor? Laten we dan maar beginnen.’
Nog een snelle blik op Anni, die recht voor zich uit keek, haar blik op Glass gericht. Mickey deed hetzelfde.
Hij was er klaar voor.