31
De pub had grote, rechthoekige ramen. Enorm, kaal. Ze nodigden passanten uit om naar binnen te kijken en verklaarden aan de hele wereld: wij hebben niets te verbergen. Hier gebeurt niets wat niet door de beugel kan. Dit is een vriendelijke, blije plek. Kom maar binnen.
Rose Martin wist dat dat ver bezijden de waarheid was.
The Shakespeare zag zichzelf graag als een van de ruigste pubs in Colchester. Boeven en criminelen werden ertoe aangetrokken zoals de eeuwige zelfmisleiders en wanhopige losers naar The X Factor-audities stroomden. En net als die mensen die auditie deden voor The X Factor, was de cliëntèle van de pub een hopeloos en meelijwekkend stel. Klein van geest en ordinair, klungelig en onbekwaam. De pub koesterde die hopelozen, voedde hun waandenkbeelden, smeedde hun gebrek aan succes net zo lang om totdat mislukkelingen zich winnaars voelden. Koningen van een discountkasteel. Totdat de echte wereld hen overspoelde als een ijzige windvlaag vanaf de Noordzee. Totdat het sluitingstijd was.
Rose Martin was hier vele malen geweest in professionele hoedanigheid, zowel in uniform als in burger. Razzia’s in het weekend, koppen tegen elkaar slaan, bewijzen dat ze een taaiere agent was dan haar mannelijke collega’s. Of daarna bij de recherche, toen ze een mislukkeling achtervolgde die dacht – uiteraard ten onrechte – dat hij klaar was voor het grotere werk.
Ze kende het hier.
Terwijl ze naar binnen liep, voelde ze de adrenaline door haar lijf gieren. Een oude respons die in werking trad. Haar handen balden zich als vanzelf tot vuisten en haar lichaam bereidde zich voor op vechten of vluchten.
Vechten dus.
Ze had aandacht getrokken. Was onmiddellijk herkend als smeris. Ze had net zo goed een groot neonbord om haar nek kunnen hangen. De solitaire drinkers die her en der verspreid zaten, hadden opgekeken toen ze binnenkwam of juist hun hoofd gebogen en hun blik afgewend. Bij zeker twee tafels waren handen over het tafelblad gegaan en er vervolgens onder verdwenen, waar ze zouden blijven totdat Rose weer weg was. Een groep jongens bij de biljarttafel stopte met spelen en staarde naar haar. Ze grepen hun biljartkeus vast als stamkrijgers die een speer vasthielden.
Ze liep verder de pub in. Het rook er bedompt. Er hing geen sigarettenrook meer om de geur te verhullen van hout dat was doortrokken en aangetast door verschaald bier, of een toilet dat al een tijd niet meer was schoongemaakt, of een frituurpan waarin de olie voor het laatst was ververst toen Tony Blair nog premier was.
De muren waren vaal, kaal. Stoelen die misbruik als kroegwapens op de zaterdagavond hadden overleefd, stonden rondom oude, gebutste tafels. Langs de muren stonden bankjes bekleed met vinyl, met een patchwork van scheuren die waren dichtgeplakt met klustape.
Rose liep naar de bar. De barman was groot en had geen nek; zijn geschoren stoppelhoofd ging rechtstreeks over in zijn verwassen hawaïhemd. Zijn gezicht was net zo open en gastvrij als een evangelische kerk voor een getrouwd homostel.
Ze liet hem haar insigne zien. Dat had niet gehoeven. ‘Ik zoek Daryl Kent. Is hij er? Ik had gehoord dat hij hier was.’
De barman leek na te denken, een afweging te maken: een klant verlinken, of niet samenwerken met iemand die al dan niet tijdelijk zijn pub kon laten sluiten. Hij knikte uiteindelijk in de richting van de jongens bij het biljart.
‘Welke?’ vroeg ze.
‘Donkere knul. Witte hoodie.’ Zijn lippen bewogen niet toen hij sprak.
Ze knikte bij wijze van dank, liep naar het biljart toe en zag Daryl Kent meteen staan. Hij was een halfbloed, en daar was hij kwaad om. Hij was in ieder geval érgens kwaad om.
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en fronste zijn voorhoofd. Zijn lichaam leek gespannen, klaar voor de aanval, vragend om problemen.
‘Daryl Kent?’
Hij wierp eerst een snelle blik opzij naar zijn bende. Ze gingen dichter achter hem staan, met hun keus strak in hun handen. Toen keek hij Rose weer aan. ‘En wie ben jij?’
Ze liet haar insigne zien. ‘Inspecteur Rose Martin.’
‘Politie.’ Zelfingenomen, alsof hij zojuist de laatste stelling van Fermat had ontrafeld.
Ze wachtte. ‘Daryl Kent.’ Het was geen vraag.
Een knikje. ‘Ja.’
‘Kan ik je even spreken?’
Nog een blik opzij. ‘Zeg het maar. Ik vertrouw mijn bro’s.’
Rose sloeg inwendig haar ogen ten hemel. Hij praatte als een gangster uit New York of een Jamaicaanse drugsdealer, terwijl hij waarschijnlijk nooit verder was geweest dan Marks Tey.
‘Jij bent toch de ex van Faith Luscombe?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Is dat een ja?’
‘Ja. Een tijdje geleden alweer. Die bitch is een slet.’
‘Nou, nu niet meer, Daryl, want ze is dood.’
Hij reageerde alsof ze hem had geslagen. Ineens verscheen er een andere persoon. Hij schrok enorm en er kroop angst over zijn gezicht. Ze had het idee dat hij zich nu niet meer zo op zijn gemak voelde met zijn bro’s om zich heen.
‘Echt?’ Zijn stem klonk ijl, ongelovig. Een kinderlijke reactie.
‘Echt. Waar was je vannacht, Daryl? Of vanochtend?’
Hij liep achteruit bij haar weg, tegen het biljart aan. De angst verspreidde zich over zijn gezicht. ‘Nee, nee… Ik niet. Dat schuif je mij niet in de schoenen.’
‘Waar was je, Daryl?’
Nog een blik op zijn bro’s. Ze waren allemaal achteruit gestapt. Ineens toch niet meer zo close. Rose begon zich te vermaken. Ze zou die arrogante zak eens op zijn plaats zetten.
‘Bij mijn… mijn nieuwe vrouwtje.’
‘Wat, je moeder?’ Ze kon het niet laten.
Zijn bro’s grinnikten. Daryl werd boos.
‘Nee, niet mijn moeder, bijdehante bitch. Mijn nieuwe vrouwtje, Denise. Ik was bij haar thuis.’
‘Op die manier. En speel je voor haar ook de pooier?’
‘Wát?’ Shock en ongeloof.
‘Dwing je haar om betaalde seks te hebben met andere mannen en pak je dan haar geld af? Ik dacht dat uitgerekend jij wel zou weten wat een pooier doet.’
‘Ik ben geen pooier.’
‘O nee?’ Rose begon boos te worden. ‘Ik heb de pest aan leugenaars, Daryl. Serieus. Het is zo respectloos, liegen. Maar weet je wat? Ik haat pooiers nog wel het meest. Tuig is het. Het laagste van het laagste. Lafaards, die leven op de zak van een vrouw. Te lui om zelf aan het werk te gaan.’
‘Ik ben geen pooier!’
‘Leugenaar.’
‘Niet waar…’ Nog een blik naar zijn bro’s, die hem niet te hulp schoten. Ze waren nog verder weg. Hij stond er alleen voor. Hij werd bozer. Rose zag zijn lippen bewegen, zijn blik heen en weer schieten. Hij probeerde wanhopig een weerwoord te verzinnen. ‘Maar als ik wel een pooier was geweest, zou ik jou eruit trappen. Je wat respect bijbrengen, dat je zo tegen me praat.’
Dat was de druppel. Meer had ze niet nodig.
Ze sprong op hem af. Sloeg haar ene arm om zijn nek, trok met de andere hand zijn arm op zijn rug en duwde zo ver mogelijk door. Hij schreeuwde van pijn. Ze voelde zijn spieren scheuren, hoorde iets knappen.
‘Doe dat effe buiten,’ verzocht de barman van achter zijn veilige bar.
‘Rot op,’ zei Rose, die haar aandacht weer op Daryl richtte. ‘Zo, waar waren we? O ja. Leugenaars en pooiers. Ik haat ze allebei. En dan heb ik het dus over jou, Daryl. En nu praten. Jij bent Faiths ex. Was je haar pooier?’
‘Nee…’
Ze trok harder. Hij schreeuwde van pijn. ‘Nou?’
‘Nee…’ bracht hij hijgend uit.
Het klonk als de waarheid, moest ze met tegenzin toegeven. Hij was te zwak om te blijven liegen terwijl zij dit bij hem deed. Ze ging door. ‘Waar was je vannacht?’
‘Bij Denise, zoals ik al zei…’
Ze trok opnieuw.
‘Oké, oké… thuis. Bij mijn moeder…’
‘Dat is beter.’
‘Wacht… wacht…’
Rose wachtte.
‘Heeft… Donna je gestuurd? Heeft… zij je dat verteld? Die bitch…’
Ineens besefte Rose iets. Ze was misleid. Gepeild, opgenaaid en achter Daryl aan gestuurd. Donna had haar voor haar karretje gespannen.
‘Waarom is ze een bitch, Daryl?’ Ze wilde hem loslaten, maar wist niet hoe.
‘Omdat ze… me haat. Ze heeft me altijd gehaat… wilde me niet bij Faith in de buurt laten omdat ze haar voor zichzelf wilde hebben, die gestoorde pot. En ze heeft haar nog gekregen ook…’
Misleid.
Wat een rotgevoel was dat.
Ze gaf nog een laatste ruk aan zijn arm. Toen hij schreeuwde, liet ze hem los. Hij zakte hijgend en huilend op de vloer bij het biljart. ‘Je bent gestoord, hartstikke gestoord…’
‘En jij blijft tuig,’ zei ze, en toen liep ze de deur uit.
De straat door, niet wetend waar ze naartoe ging, gewoon lopend om de adrenaline te laten wegebben. Misleid. Ongelooflijk. Ontevreden en onvervuld. Zo voelde ze zich. Ze was voor gek gezet. Had niet de informatie gekregen die ze wilde hebben. En ze had een onschuldige man mishandeld. Althans, ze betwijfelde of hij echt onschuldig was, maar in dit geval was hij dat wel.
Dat zat haar niet dwars. Daar was ze niet van streek over. Ze was alleen maar kwaad omdat ze was voorgelogen. Ze had hem nog veel meer pijn kunnen doen. Hem laten schreeuwen. Eigenlijk had ze dat ook gewild. En ze wist niet wat ze daarvan moest vinden. Dus bleef ze lopen.