32
Mickey had niet veel geluk of medewerking gehad bij het sloopbedrijf, en dat leek zich door te zetten bij de aannemer. Hij begon geïrriteerd te raken.
Hij boog zich over de balie heen. ‘Luister, ik snap dat je baas er niet is; dat heb je al tien keer gezegd. Ik wil weten wanneer hij terugkomt en wanneer ik hem kan spreken.’
Het meisje achter de balie staarde hem alleen maar aan.
Hij was in het kantoor van Lyalls, de aannemer. Hij had ze nagetrokken. Ooit was het een van de grootste bouwbedrijven in het oosten van Engeland, maar toen de kredietcrisis begon hadden ze het zwaar gekregen en hadden de oorspronkelijke eigenaars het bedrijf verkocht. Maar te oordelen naar de posters en uitvergrote foto’s die de muren van de receptieruimte in het kantoor in Middleborough tooiden, deden ze nog steeds alsof, ze zagen er nog steeds welvarend uit, beweerden nog steeds verantwoordelijk te zijn voor het grootste deel van alle nieuwbouw in de stad. Ondanks het feit dat de meeste van die projecten een paar jaar geleden al voltooid waren.
Maar, dacht Mickey, hoe succesvol het bedrijf ook was geweest, dat had zich niet uitgestrekt tot het aannemen van een receptioniste die in staat was zelf na te denken.
Ze was best knap, misschien zelfs mooi. Dat moest hij haar nageven. Eigenlijk was het zijn eerste ingeving geweest om zijn charme op haar los te laten, maar na haar aanvankelijke nietszeggende reactie, met een grimas en doodse ogen, had hij tot een formelere aanpak besloten. Dat had ook niets uitgehaald.
Het was duidelijk dat de gaven van het meisje zich uitsluitend beperkten tot het aanbrengen van perfecte make-up en het kiezen en dragen van de juiste kleding. Ze zag er gepast zakelijk uit, terwijl ze toch haar afgetrainde lijf benadrukte en net voldoende decolleté liet zien om bezoekers af te leiden van het feit dat ze hier voornamelijk zat om hen tegen te werken.
‘Weet ik niet,’ zei ze. ‘Ik zou het niet kunnen zeggen. Soms blijft meneer Balchunas de hele dag weg.’
‘En soms niet. Ik snap het. Is er iemand anders die ik kan spreken? Iemand anders die me kan helpen?’
‘Eh…’ Ze schudde haar hoofd.
‘Oké.’ Mickey pakte zijn visitekaartje en gaf het haar. Hij sprak langzaam. ‘Kun je zorgen dat hij dit krijgt? Zeg dat hij dit nummer belt als hij terug is.’ Hij wees naar zijn nummer, om zeker te weten dat ze hem snapte. ‘Zeg maar dat het belangrijk is.’
Hij wachtte tot ze knikte, toen draaide hij zich om en liep de deur uit.
Buiten keek hij op zijn horloge. Op het bureau was Milhouse bezig computerlijsten door te ploegen op zoek naar namen achter de holding die het huis in bezit had. Mickey had zijn schoenen versleten, maar het had hem niets opgeleverd. Tijd om ermee te stoppen, dacht hij.
Er stopte een auto. Een Jaguar, met chauffeur. De chauffeur in zijn nette pak stapte uit en opende het portier aan de achterzijde. Een kleine, donkere man stapte uit. Klein, maar, merkte Mickey op, compact. Massief. En goed gekleed. Als een straatvechter die had geleerd zijn kunde in de zakenwereld toe te passen. Hij zag er nog altijd uit alsof hij zijn mannetje stond, maar zo keek hij op het moment niet. Zijn blik schoot nerveus heen en weer tot hij Mickey zag staan.
‘Meneer Balchunas? Karolis Balchunas?’
De man schrok. ‘Wat? Ja. Wie bent u?’ Uitgesproken met een accent. Mickey kon het niet plaatsen.
Hij liet zijn insigne zien en stelde zich voor. ‘Kan ik u even kort spreken?’
De man leek nog slechter op zijn gemak. Mickey kreeg het gevoel dat Balchunas op het punt stond hem af te wimpelen, hem terzijde te vegen, maar hij bleef staan en probeerde onverzettelijkheid uit te stralen.
Het werkte. Balchunas zuchtte. ‘Komt u maar mee. Maar ik heb het heel druk, dus ik heb niet veel tijd voor u.’
‘Dit duurt maar een paar minuten, meneer.’
Balchunas draaide zich om en ging naar binnen, met Mickey achter zich aan.
Mickey draaide zich om toen de auto wegreed. En bleef staan.
Er zat nog een passagier in. Hij trok zijn hoofd in alsof hij niet gezien wilde worden, maar hij was te laat. Mickey had een glimp van hem opgevangen. En hem herkend.
De man die hij in het advocatenkantoor had gezien. De man die hij kende, maar van wie de naam hem niet te binnen wilde schieten.
Mickeys maag kriebelde een beetje. Er was hier iets loos. Hij wist nog niet wat, maar er begon een patroon zichtbaar te worden.
Haastig volgde hij Balchunas naar binnen.