13
Phil liep een stukje bij rest van de groep weg en zette zijn telefoon tegen zijn oor.
‘Phil? Even kort. Over Josephina. Ik vroeg me af hoe laat je haar komt ophalen.’
Hij herkende de stem meteen. Don Brennan, zijn adoptievader.
‘Hoi, Don.’
Don Brennan ving de toon van Phils stem op. ‘Sorry, ben je druk? Komt het nu niet uit?’
Phil keek om zich heen. De bevelen waren gegeven en zijn team verspreidde zich. Hij boog zijn hoofd en legde zijn hand om het spreekgedeelte. ‘Een beetje.’
Dons stem veranderde meteen. ‘Wat is er gebeurd?’
Don was vroeger politieman geweest. Hij was verantwoordelijk geweest voor Phils opvoeding en voor Phils carrièrekeus. Hij had moeite gehad om zijn oude werk los te laten. Phil kon dat wel begrijpen en hield hem zo veel mogelijk op de hoogte. Wanneer het kon. Hij grapte vaak dat als hij zijn adoptievader vertelde over zijn werk, hij zich voelde als het hoofd van de cia die briefings gaf aan een vroegere president van de vs.
Phil had Don voorgesteld te solliciteren naar een baan bij de coldcase-eenheid, maar Don had geen belangstelling gehad. Hij had gezegd dat het geen echt politiewerk was, alleen maar een benadering ervan. Iets waarmee de oldtimers tevreden werden gesteld. Zodat ze nog eens een schouderklopje konden krijgen. Phil was ervan overtuigd dat Don nog wel een keer van gedachten zou veranderen.
Phil aarzelde. Hij mocht niet te veel zeggen over het lopende onderzoek, maar hij wilde de man die hij als zijn vader beschouwde ook niet neerbuigend behandelen.
‘Is er iemand vermoord?’
‘Was het maar zo simpel. Ik ben op East Hill. We hebben een kind gevonden. Het is… niet best.’
‘Mishandeld?’
‘Waarschijnlijk. Maar in leven. In de kelder van een huis. In een kooi.’
Phil verwachtte dat Don zou doorvragen, maar hij hoorde niets dan stilte.
‘Ben je er nog?’
‘Ja, ja… ik ben er nog. In een kooi, zeg je?’ Dons stem klonk ineens helemaal niet meer als de liefhebbende grootvader van zo-even. Hij klonk alert, als een politieman. ‘Wat voor kooi?’
Weer aarzelde Phil voordat hij antwoordde. ‘Van… bot. Een kooi gemaakt van botten.’
Phil hoorde niets anders dan het statische geruis van stilte.
‘Luister, Don, ik bel je straks terug. Kunnen jullie Josephina nog een tijdje houden? Ik weet niet hoelang dit nog gaat duren.’
‘Ja, ja, prima…’ Don klonk verstrooid. ‘Bel maar… als je tijd hebt.’
‘Doe ik.’ Phil keek op zijn horloge. ‘Ik moet ervandoor. Ik bel je later, oké?’
Don zei dat het oké was en Phil verbrak de verbinding.
Zijn vader had vreemd geklonken, maar Phil had nu geen tijd om daarover na te denken. Hij keek weer naar het huis. Liep ernaartoe.