61
Mickey staarde naar de foto. Staarde, staarde, stáárde…
Hebbes.
Adam Weavers ware identiteit was constant door zijn hoofd blijven gaan, maar was sarrend en irritant net buiten bereik gebleven. Maar nu had hij hem. Mickey had geweten dat het alleen maar een kwestie van tijd was. Had geweten dat wanneer de radertjes in zijn hoofd aan het draaien gingen, het hem uiteindelijk wel te binnen zou schieten.
En dat was gebeurd.
Hij stond op van zijn bureau. Hij had de neiging in de lucht te stompen, een ererondje te lopen door de coördinatieruimte, een groot glas whisky te nemen.
Glass staarde naar hem en fronste zijn voorhoofd. ‘Alles goed, rechercheur Philips?’
Mickey glimlachte flauwtjes. ‘Alles goed, meneer.’ Toen kreeg hij het gevoel dat hij nog iets moest toevoegen. ‘Bedankt dat u het vraagt.’
Glass kneep zijn ogen tot spleetjes, niet zeker of Mickey hem in de maling nam of niet. Mickey knikte alleen naar de hoofdinspecteur, en toen boog hij zijn hoofd en ging verder met waar hij mee bezig was.
Adam Weaver. Wel, wel, wel. Robin Banks, ja tuurlijk.
Hij keek nog eens om zich heen in de kantoortuin, bijna barstend van het nieuws. Hij wilde het iemand vertellen, moest het kwijt. Maar zijn gebruikelijke vertrouwelingen waren er niet. Anni was naar het ziekenhuis, de chef was weg, en hij wilde dit beslist niet delen met Glass. Hij keek op zijn horloge, pakte zijn telefoon en liep naar buiten. Door de dubbele deuren naar de parkeerplaats.
Phil nam op. ‘Wat heb je, Mickey?’ Geluiden op de achtergrond.
In de auto, vermoedde Mickey. Luisterend naar een van die verschrikkelijke cd’s van hem. Mickey probeerde te luisteren, te horen wat het was. Hij zou het moeten weten; hij had immers vaak genoeg naar die troep moeten luisteren. Midlake? Band of Horses? Waarschijnlijk. Zo klonk het wel een beetje. Je hoorde de baard in de stem. Misschien zelfs Warren Zevon, hoewel Mickey er vrij zeker van was dat Phil dat alleen maar draaide om hem te stangen. Hij kon het onmogelijk echt mooi vinden.
‘Ik heb hem, chef. Weaver. Ik heb hem.’
De muziek verstomde. ‘Vertel.’
‘Nou, ik ben er in ieder geval vrij zeker van. Zijn echte naam is Richard Shaw.’
‘Richard Shaw, Richard Shaw… Ik ken die naam…’
‘Ja, dat zal wel. Toen ik nog in Londen werkte, was ons team daar bezig met een zaak tegen die gangsters uit het noorden van Londen. Een grote zaak, waar een heleboel mensen aan werkten. We probeerden al jaren een veroordeling te krijgen. Uiteindelijk pakten we een van de kopstukken, hadden hem in de tang. We hebben een deal met hem gemaakt. Hij ging praten.’
‘Waren het de Shaws die elektrische schokken uitdeelden met zo’n oude veldtelefoon?’
‘Dat waren de Richardsons.’
‘De maniak met de hamer?’
‘Dat waren ook de Richardsons.’
‘Wat hadden de Shaws dan? Wat was hun unieke kenmerk?’
‘Angst, vooral. Ze gebruikten alles wat ze bij de hand hadden. Iedereen wist dat je aan de beurt was als je over de schreef ging; dan was het einde verhaal. Een akelig stel smeerlappen. Maar goed, het leek erop dat we een zaak tegen ze hadden. Richard Shaw. En zijn vader, ook Richard Shaw. Tricky Dicky, noemden ze die ouwe. Hij was een echte grote speler, vroeger.’
‘En wie hebben wij?’
‘De zoon.’
‘Waarom is hij hier opgedoken?’
‘Nou,’ zei Mickey, ‘dat is het punt. We bouwden onze zaak op, sloten het net, wetend dat we maar één kans zouden krijgen, dat het goed moest zijn, het beste wat we hadden, en toen… niets. Ze verdwenen.’
‘Wat, de hele familie?’
‘Het hele stel. Gewoon verdwenen. Zomaar. In het niets. En dat was niet de eerste keer.’
‘Hoe bedoel je?’
‘De vader, Tricky Dicky, had jaren eerder ook al zo’n verdwijntruc gedaan. Hij was een smeerlap. Een ijskoude psychopaat. Destijds dacht iedereen dat hij vermoord was.’
‘Maar?’
‘Geen lijk. Geen sporen. Niks. Wat niet ongebruikelijk is, natuurlijk. Maar niemand wist waar hij gebleven was. En toen deed zijn zoon hetzelfde.’
‘Spanje?’
‘Dat was ook onze eerste gedachte. Maar Shaw Junior en zijn bende zijn daar nooit verschenen. Niemand heeft ze gezien. Niet eens roddels over dat ze er in het geheim waren gearriveerd. Niks.’
‘Wat dan?’
‘Nou, volgens geruchten waren ze het land uit. Maar dus niet naar Spanje. Volgens andere geruchten waren ze allemaal dood. Richard Junior had een huurmoordenaar achter de verklikker aan gestuurd, en iedereen die in de weg stond was gewoon bijkomende schade. Maar zoals ik al zei, dat waren maar geruchten. Niemand wist waar ze gebleven waren.’
‘Tot nu toe.’
‘Tot nu toe.’
‘Uitstekend werk, Mickey. Een echte doorbraak. Goed gedaan.’
Mickey glimlachte. ‘Bedankt, chef.’
‘Wat ga je nu doen?’
‘Ik ga ermee verder. Spoor alle dossiers op die ik kan vinden over de Shaws. Kijken of er iets overeenkomt, of ik een idee kan krijgen van wat hier aan de hand is.’
‘Mooi zo.’ Phil lachte kort. ‘Je klinkt wel enthousiast, maar er komt papierwerk bij kijken, weet je.’
‘Weet ik.’
Het was algemeen bekend dat Mickey een verschrikkelijke hekel had aan papierwerk. Zelfs onder agenten, met hun natuurlijke aversie tegen rapporten schrijven, was Mickeys afkeer ervan legendarisch.
‘En jij, chef?’
‘Ik ben op weg naar het ziekenhuis. Even met Anni praten. Kijken hoe het met dat kind gaat.’
‘Oké. Dan praten we later wel verder. Doe Anni de groeten van me.’
Mickey wist niet of Phil het had gehoord, maar hij hoorde wel dat het volume van de muziek weer hoger werd gezet net voordat de verbinding werd verbroken. Midlake. Beslist. Of Band of Horses.
Mickey draaide zich om en liep terug naar het gebouw.
En schrok zich een hoedje.
Glass stond pal achter hem.
Mickey greep daadwerkelijk naar zijn borst. ‘God, zeg…’
Glass glimlachte. ‘Nee, ik ben het maar.’
Mickey zei niets. Probeerde langs hem heen te stappen.
Glass legde een hand tegen zijn borst en hield hem tegen. ‘Wacht even, rechercheur.’
Mickey bleef staan. Hij mocht die man echt niet. De vorige was al erg genoeg geweest, maar Glass… Hij zou perfect moeten zijn. Mickey zou goed op hem moeten reageren. Een rechtdoorzee agent. No-nonsense. Maar dat was niet zo. Misschien werkte hij al te lang met Phil samen. Had hij Phils methoden overgenomen.
‘Wie had je aan de telefoon? Inspecteur Brennan?’
Mickey wist dat het niet slim was om te liegen, zelfs als hij de waarheid niet wilde vertellen. ‘Ja, meneer.’
Glass knikte alsof zijn vermoeden was bevestigd. ‘En waarom moest je naar buiten om hem te bellen? Is het kantoor niet goed genoeg?’
‘Weet ik niet, meneer. Ik had hem iets te vertellen. Dit leek me het beste.’
‘En waarom dan wel, rechercheur?’
Mickey wist dat hij een risico nam met wat hij op het punt stond te zeggen, maar hij zei het toch. ‘Ik vrees dat ik u dat niet kan vertellen, meneer. Inspecteur Brennan had me gevraagd me te verdiepen in een aspect van het onderzoek dat mogelijk… gevoelig lag. Ik voerde zijn opdracht uit.’
Glass was overduidelijk niet blij met dat antwoord, maar hij moest het wel accepteren. Hij knikte met een ongelukkig gezicht. ‘En waar is inspecteur Brennan nu?’
Mickey moest deze keer de waarheid vertellen. Geen keus. ‘Onderweg naar het ziekenhuis.’
‘Dank je.’
Mickey wilde doorlopen. Glass hield hem weer tegen. ‘Je bent een eersteklas rechercheur. Laat bepaalde… relaties niet in de weg staan van het bereiken van je potentieel. Begrijp je wat ik bedoel, rechercheur?’
‘Ik denk van wel, meneer. Maar ik kan beter weer aan het werk gaan.’
Hij liep het gebouw weer in en probeerde deze confrontatie, en die laatste verontrustende woorden van Glass, uit zijn hoofd te zetten. Hij moest alles uitzoeken over Richard Shaw. Hard werken, dacht hij, zou de beste manier zijn om zijn potentieel te bereiken.
Maar toch bleven Glass’ woorden hem bij…