23
‘En hoe gaat het met hem?’
Marina liep naar het politielint aan de voet van East Hill, met haar mobieltje tegen haar oor. Ze hoorde Anni’s stem.
‘Hij slaapt weer. Hij is niet lang wakker gebleven na jouw vertrek. Dat jochie is uitgeput.’
‘Heeft hij nog iets gezegd?’
‘Nee. Ik ben hier nog, maar als hij niet wakker wordt, laat ik misschien een diender bij hem achter of anders laat ik iemand komen van Maatschappelijke Ondersteuning, denk ik. Ik weet het eigenlijk niet zo goed.’
‘Hij heeft een psycholoog nodig.’
‘Ja, die had hij ook. Heel even. Maar ze moest weg.’
Marina glimlachte. ‘Ik spreek je later.’
Ze stopte haar telefoon in haar zak, stak haar insigne op en dook onder het lint door.
Ze voelde de ogen van de toeschouwers op de brug in haar rug. Ongetwijfeld stonden er ook mensen van de pers bij. Ze zouden zich allemaal afvragen wie zij was, wat ze hier deed. Al kenden de media haar misschien toch, dacht ze. Ze had immers al aan een paar belangrijke zaken meegewerkt. Ze voelde zich net een beroemdheid op de rode loper. Eigenlijk vond ze het wel opwindend. Waarschijnlijk opwindender dan gewenst, als je naging waarvoor ze hier was.
Ze keek om zich heen, op zoek naar Phil, maar zag hem niet. Er hing een sfeer van ingehouden urgentie. De witte tent was opgezet en csi-leden in blauwe overalls waren met kalme, geconcentreerde toewijding aan het werk. Er was ook politie in uniform. Ze zag Adrian Wren, zwaaide en liep naar hem toe om te vragen waar Phil was. Voordat ze dat kon doen, maakte een andere gestalte zich los uit een gesprek met twee dienders en kwam naar haar toe.
‘Marina. Fijn om je te zien.’ Brian Glass glimlachte, met zijn armen uitgestoken alsof hij haar welkom heette op zijn feestje. Hij keek even om zich heen, en toen weer naar haar. ‘Ik vrees dat Phil druk is op het moment. Zocht je hem?’
Toen Glass pas in Southway was aangesteld, had Marina haar best gedaan om hem aardig te vinden. Maar hij had het niet gemakkelijk gemaakt. Hij was het soort politieman waar ze het minst graag mee samenwerkte. Zakelijk tot op het bot. Er was een type agent, had ze beredeneerd, en helaas was het een veelvoorkomend type, dat elke keer als hij naar een hogere rang opsteeg weer iets van zijn persoonlijkheid kwijtraakte. Glass was er zo een. Hij had geen enkele vonk, geen spoor van innerlijk leven, voor zover zij kon bepalen.
Ze had tegen Phil gezegd dat Glass haar deed denken aan de ondersteunende ctu-figuren in de televisieserie 24; hij was er om een pak te dragen en bevelen te geven, maar daarbuiten had hij geen onderscheidende eigenschappen.
Toch had hij bemoedigende dingen gezegd over haar werk en het nut van een psycholoog bij de politie in het algemeen. In ieder geval waar ze bij was. In tijden van kostenbesparingen vonden een heleboel hoge omes een psycholoog geen noodzaak, maar een luxe. Ze vonden dat alles wat zij bijdroeg ook kon worden uitbesteed, alleen wanneer nodig en tegen een fractie van de kosten. Ongeacht de resultaten die ze behaalde, de kwaliteit van haar werk. Dus was ze beleefd tegen hem, maar ze bleef op haar hoede. Dat leek haar de gezondste manier om het aan te pakken.
‘Ja,’ zei ze, ‘ik zocht Phil.’
‘Kan ik iets aan hem doorgeven?’
Hij gaf haar het gevoel dat ze lastig was, een bemoeizieke echtgenote die naar het werk van haar man kwam om hem zijn vergeten broodtrommeltje te brengen. Niet omdat hij haar met opzet kleineerde, dacht ze, maar gewoon omdat hij van nature seksistisch was.
‘Ik wacht wel. Hij wilde samen met mij de plaats delict bekijken. Kijken of ik hem kan helpen met aanwijzingen.’
‘Mooi, mooi. Prima. Alle hulp is welkom.’ Hij trok peinzend zijn wenkbrauwen naar elkaar toe. ‘Hoe gaat het met de jongen? Die uit de kelder?’
‘Anni is nu bij hem. Hij is bijgekomen. Ik heb hem even gesproken, maar er kwam niet veel uit. Hij bleef maar naar zijn moeder vragen.’
‘Zijn moeder?’
Ze knikte. ‘Voor zover ik kon verstaan. Maar waar hij ook heeft gezeten, hij is daar een behoorlijke tijd geweest. Hij kan amper praten. Nauwelijks communiceren. Hij is ontzettend getraumatiseerd. Het zal een tijdje duren voordat we iets samenhangends uit hem zullen krijgen.’
Hij knikte. ‘Oké. Mooi. Goed werk, Marina.’
Ze zei niets.
‘Ga zo door.’ Een glimlach. Marina kreeg het gevoel dat hij dacht dat Churchill zo had geglimlacht om zijn troepen moed te geven.
‘Doe ik,’ zei ze. Hij wilde weglopen. Ze hield hem tegen. ‘O, trouwens, ik ben blij dat ik u nog even tegenkom. Ik wilde u ergens over spreken.’
Hij keek haar vragend aan en wachtte af.
‘Rose Martin.’
Zijn houding veranderde en zijn stem nam een behoedzame klank aan. ‘Wat is daarmee?’
‘U hebt haar weer aan het werk laten gaan. Ik denk niet dat ze daar klaar voor is.’
Hij rechtte zijn rug. Zijn gezicht stond gesloten. ‘Dat is jouw mening.’
‘Mijn professionele mening als haar psycholoog, ja. Ze vertoont nog steeds tekenen van stress, van trauma. Ze is emotioneel nog niet opgewassen tegen de vereisten van haar werk. In ieder geval niet aan de frontlinie.’
‘Nou, dank je voor je toelichting, Marina.’ Hij knikte. ‘Je weet dat ik groot belang hecht aan je input. Je zult alles ongetwijfeld in je rapport zetten. Dat lees ik dan nog wel.’
Marina voelde dat ze kleurde, dat haar handen trilden. Ze hield haar woede in bedwang en ging door. ‘Met alle respect, maar u hebt haar weer in de frontlinie aan het werk gezet, en ik hoor dat u haar ook wilt bevorderen’
Hij stak zijn handen op als in overgave. ‘Dat was niet mijn idee, vrees ik. Het balletje was al aan het rollen gebracht voordat ik hier kwam.’ Hij keek haar aan en ze bespeurde oprechtheid in zijn blik. Of een goede kopie ervan. Hij dempte zijn stem. ‘Luister, Marina. Soms moet ik beslissingen nemen die onpopulair zijn, of beslissingen die mensen die niet volledig toegang hebben tot alle feiten misschien… controversieel vinden. Rose Martin is een prima agent. Naar mijn mening’ – hij benadrukte die woorden alsof hij in cursief had gesproken – ‘kan ze weer aan het werk. De zaak waar ze op is gezet is niet heel spannend. Ik ben ervan overtuigd dat ze zich wel redt. En door de kostenbesparingen hebben we iedereen nodig.’ Hij glimlachte, alsof dat het laatste woord was.
‘Best. Nou, ik wilde alleen maar even officieel mijn bezorgdheid uitspreken, dat is alles.’
‘Waarvan akte.’ Hij glimlachte. ‘Daar betalen we je voor.’
Een eventueel vervolg van het gesprek werd abrupt verstoord. Phil Brennan kwam naar hen toe lopen.
‘Ach,’ zei Glass, ‘daar heb je hem net. Ik zal jullie met rust laten. Succes.’ Hij liep weg.
‘Slapjanus,’ mompelde Marina. Meteen voelde ze zich schuldig. Zo erg was hij niet. Er waren ergere hoofdinspecteurs geweest.
Ze zette Glass uit haar hoofd en draaide zich met een glimlach naar Phil om. Haar hart maakte nog steeds een sprongetje elke keer als ze hem zag. Zelfs hier, zelfs onder deze omstandigheden. Of misschien dan juist meer. Ze hadden immers met elkaar kennisgemaakt tijdens een zaak, dus leek het een soort natuurlijke habitat voor hen. Samenwerken. Net als vroeger. Het voelde goed. En soms kon ze gewoon niet geloven dat ze hem had.
Maar zodra hij dichterbij kwam en ze zijn gezicht beter kon zien, vervaagde haar glimlach.