20
Zodra de deur openging, wist Rose dat ze was gepeild, herkend. Smeris. Juut. Maar dat gaf niet. Want Rose had even sterke vooroordelen over de vrouw die voor haar stond. Junk. Hoer.
Ze stak haar insigne omhoog. ‘Inspecteur Rose Martin. Donna Warren?’
De vrouw knikte bevestigend, met tegenzin.
‘Mag ik even binnenkomen?’
De vrouw had een agressieve, confronterende houding, sterk als een fysieke barrière. Haar lichaamstaal was gespannen en stram, alsof ze voorbereid was op een gevecht.
Dat verandert wel zodra ze hoort wat ik te vertellen heb, dacht Rose.
‘Ik heb niks gedaan. Ben niet weg geweest.’
Rose keek om zich heen. Een klein, sjofel huis in een onopvallende zijstraat van Barrack Street in New Town. Opeengepakte rijtjeshuizen, oude auto’s en busjes, bumper aan bumper aan weerskanten van de weg geparkeerd. Aan het ene uiteinde van de straat was een supermarktje, met tralies voor de ramen en een schoolbord buiten waarop speciale aanbiedingen stonden voor bier en cider.
En daartegenover was een eettentje met gefrituurde kip en pizza, gesloten, al hing de geur van goedkope, oude frituurolie nog in de lucht. Op de muren stonden bendetekens. Een grote, donkere personenwagen, duur ogend, stond opvallend tussen de afgekeurde wrakken die de straat vulden. Van de plaatselijke drugsdealer, nam Rose aan.
Ze voelde woede opkomen om de houding van de vrouw. ‘Mag ik even binnenkomen? We kunnen beter binnen praten.’
Zonder haar blik van Rose los te maken, en schijnbaar zonder zich te bewegen, liet Donna Warren haar binnen en sloot de deur achter haar.
Binnen zag het er al niet veel beter uit. Rose had niets dan minachting voor deze vrouw gevoeld sinds ze had aangeklopt, en nu kreeg ze de indruk dat haar minachting gerechtvaardigd was. Het was er een zooitje. De voordeur kwam rechtstreeks in de woonkamer uit. Tegen de ene muur stond een oud, smerig bankstel; de armleuningen glansden sleets en waren als asbakken gebruikt. Pizzadozen lagen open op de bank, met schimmelende etensresten erin. Vuile mokken en lege flessen lagen op de vloer. Overal stonden asbakken vol peuken van sigaretten en joints. En te midden van dat alles lag hier en daar kinderspeelgoed; oud, gebruikt, kapot. De vloerbedekking was goor. In een hoek stond een grote zilverkleurige televisie, een oud ding van een b-merk. Daaronder lag een rommelige stapel dvd’s.
Rose kreeg geen uitnodiging om te gaan zitten. Dat wilde ze ook niet. Donna Warren had haar armen over elkaar geslagen. Rose keek haar aan. Ze had een heleboel politietrainingen bijgewoond. Diversiteit. Etniciteit. Gelijkheid. Iedereen met wie je als politieagent te maken kreeg moest met respect worden behandeld, ongeacht de omstandigheden of hoe het individu zich gedroeg. Ze had meegeknikt met de anderen, meegepraat met het idee, zoals van haar werd verwacht. Maar ze had het niet geloofd. Geen woord. Want, zoals het soort mensen met wie zij in aanraking kwam ook besefte, respect moest je verdienen. En zij deden daar heel weinig voor.
Net als Donna Warren. De hardheid van haar gezicht, de stramheid van haar houding. Haar goedkope kleren en zelf geverfde haar. Haar onduidelijke afkomst, haar onzuivere huidskleur. Ze stonk naar drugsmisbruik en haar lichaam zag er gebruikt en verkocht uit. Rose vroeg zich af hoe wanhopig een kerel wel niet moest zijn om te willen betalen voor seks met Donna Warren.
‘Heb je een feestje gehad?’ vroeg ze.
‘Wat moet je?’ Donna Warrens stem klonk nog steeds strijdlustig, maar nu trilde hij een beetje.
Alsof ze eindelijk snapt waarvoor ik hier ben, dacht Rose. ‘Je kunt beter even gaan zitten.’
Donna Warren bleef staan.
Rose keek nadrukkelijk in haar notitieblokje. ‘Woont… Faith Luscombe hier?’
‘Ja.’ Weer een trilling in haar stem. ‘Heb je… Waar is ze?’
Rose bekeek haar aantekeningen.
Donna Warren sprak al voordat zij iets kon zeggen. ‘Hebben jullie haar weer opgepakt? Is dat het?’ Haar stem werd sterker, gevoed door haar woede. ‘Kom je haar kind halen, soms?’
‘Heeft ze een kind?’ vroeg Rose.
‘Een jochie, ja. Ik pas op hem.’
‘Nou, je zult nog een tijdje langer op hem moeten passen.’ Rose haatte wat er nu kwam. Zelfs bij mensen als Donna Warren. Ze nam de stemtoon aan die haar op een andere cursus was geleerd. ‘Faith is helaas… dood.’