52

Samuel Lister liep door de ziekenhuisgang. Hij genoot van de blikken die hij trok. Mensen glimlachten naar hem. Ze glimlachten allemaal. En het beste was nog wel dat zelfs als ze hem niet aardig vonden, ze toch glimlachten.

Hij genoot van alles aan zijn baan. Nou, van het meeste. De toestanden met zijn ondergeschikten, de eindeloze vergaderingen, dat soort dingen vond hij vervelend. Maar de rest maakte dat meer dan goed. De luxe diners en feestjes. Golfen. De auto die hij reed, op kosten van het ziekenhuis. Het geld. O ja, het geld. En de voordeeltjes. Die heerlijke bijkomende voordeeltjes. Er viel een hoop voor te zeggen om personeelsmanager van het ziekenhuis te zijn.

Terwijl hij door de gang liep, genietend van het gegalm van zijn hakken, plande hij zijn dag. De hele ochtend vergaderen. Kon hij daaronderuit? Waar ging het ook alweer over? Budgetstrategieplanning. Daar moest hij eigenlijk wel naartoe. Hoewel, alles wat er gebeuren moest kon ook wel op een lager niveau worden gedaan. Middenmanagement. Daar waren ze voor.

En daarna? Lunchen in de stad, uitbreidingsplannen bespreken met een vriend bij de gemeente. Allemaal te declareren. En dan misschien even gauw golfen bij de Colne Valley Golf Club. Ja. Het hoefde nog helemaal niet zo’n verkeerde dag te worden.

Lister knikte naar een verpleegkundige en glimlachte. Ze lachte terug, en ze keek hem zo van onder haar wimpers aan. Daar hield hij wel van. Dan leken ze preuts, maar ondertussen… Schoon vanbuiten, vies vanbinnen. Heerlijk.

Hij bekeek haar terwijl ze langsliep. Jong, knap, niet al te rond. Precies zijn type. Ontluikend. Dat was hoe hij vrouwen zoals zij beschreef: ontluikend. Hij hield wat in en keek haar na, het langzame, lome zwaaien van haar smalle heupen, haar pronte achterwerk. Ontluikend. Heerlijk.

Hij wachtte tot ze de hoek om was en uit het zicht was verdwenen, en toen liep hij door. Zijn gedachten maakten een sprongetje van de verpleegster die net was gepasseerd, legden verbanden. Hij wenste dat het zo kon zijn als vroeger. Toen verpleegstersuniformen meer leken op iets van een erotisch postorderbedrijf, iets waar een jongeman opgewonden van kon raken, waar hij zelfs een fetisj voor kon hebben. Niet zoals de uniformen nu waren, alleen maar functioneel en eenvoudig. Niets om opgewonden van te raken. Hij zou eens moeten proberen het ter sprake te brengen tijdens een vergadering. Beweren dat het goed zou zijn voor de patiënten, voor het moreel in het ziekenhuis.

Hij dacht aan een vriend van hem, die tandarts was. Die nam alleen maar fitte, slanke, jonge assistentes aan. Hij liet ze uniformen dragen die nog net niet zo doorschijnend waren dat het hem in de problemen zou brengen en zorgde dat ze ook altijd bij elkaar passend ondergoed droegen. Wit. Met kant. Lister had zich daarover verwonderd en zijn vriend gevraagd hoe hij dat voor elkaar kreeg. Voor elkaar kreeg? Hij had een wachtlijst die langer was dan de lijst van oorlogsslachtoffers op de cenotaaf in Whitehall. Hij had gewezen naar de Mercedes die voor het restaurant stond waar ze zaten. Die auto, had hij gezegd, was volledig betaald door de fantasieën van mannen van middelbare leeftijd.

Lister glimlachte bij die herinnering. Hij zou hier beslist iets gelijksoortigs moeten proberen.

Zijn telefoon ging en rukte hem uit zijn mijmeringen. Waarschijnlijk Jerry, dacht hij, om hun golfafspraak van die middag te bevestigen.

Hij haalde zijn iPhone uit zijn zak en nam op. ‘Hallo.’

Niets. Alleen maar ruis.

‘Hallo?’ Hij zuchtte. Waarschijnlijk weer zo’n geautomatiseerd telefoontje. Een stem die zou zeggen dat hij niet moest ophangen maar op die en die toets moest drukken om te worden doorverbonden met een duur nummer in Sri Lanka of zoiets. Hij stond net op het punt de verbinding te verbreken toen er iemand sprak.

‘Hallo, Samuel.’

Aanvankelijk kon hij de stem niet plaatsen. Maar toen ineens wel. En het leek alsof de grond onder zijn voeten wegzakte.

‘Wat… wat wilt u?’ Hij bleef staan en legde zijn hand om de telefoon, zodat niemand die langskwam hem kon horen praten. ‘Waarom belt u me?’

‘Ik heb een gunst nodig, Samuel.’

‘Dat kan ik niet doen.’ Zijn keel was plotseling droog. Zijn stem klonk droog en gebarsten. Een dorre woestijnbodem.

‘Dat kun je wel, en dat zul je ook.’

Lister zuchtte en keek om zich heen. Verwachtte dat de rest van de wereld tot stilstand was gekomen omdat die van hem dat ook had gedaan. Maar om hem heen ging alles door zoals normaal.

‘Nee. Dat kan niet. Ik ga… Ik ga nu ophangen.’

‘Nee, dat ga je niet, Samuel. Mensen die zeggen dat ze gaan ophangen, doen dat nooit. Ze… blijven gewoon aan de lijn. Wachten. Is dat ook wat jij doet, Samuel?’

‘Ik ga… Ik ga ophangen. Nu.’ Zwak, want hij maakte geen aanstalten om de verbinding te verbreken.

‘O. Je bent er nog, Samuel. Waarom zou dat zijn?’

Nog een blik om zich heen. Ongetwijfeld staarde iedereen naar hem. Ze zouden wijzen en lachen, zich afvragen waarom de personeelsmanager stond te zweten en te stamelen in de gang. Maar niemand wees of lachte. Iedereen negeerde hem, ging door met zijn eigen leven.

‘Ik… ik…’

‘Jij doet wat ik je opdraag, Samuel. Dat weet je best. Wat jij hebt gedaan, daar hing een prijskaartje aan. Dat weet je. Dat is je destijds verteld. Jij ging akkoord. Met veel genoegen, als ik het me goed herinner. En nu is het tijd om te betalen.’

‘Ik… ik… En als ik dat niet doe?’

Een grinniklachje. ‘Moet ik daar echt op antwoorden?’

Lister zuchtte. ‘Ik… ik ga nu naar mijn kantoor. Bel me daar.’

Zonder op antwoord te wachten verbrak hij de verbinding en stopte de telefoon in zijn zak. Keek nog een keer om zich heen. Zijn eerste ingeving was om weg te rennen. Hard. Zo ver mogelijk weg. Maar hij wist dat dat niet kon. Hij wist dat ze hem zouden vinden, waar hij ook naartoe ging. Ze zouden niet eens de moeite nemen om zelf naar hem op zoek te gaan. Ze zouden alleen de juiste mensen een paar woordjes influisteren en dan de zaken op hun beloop laten. Weer een zucht. Zijn hart ging tekeer terwijl hij snel naar zijn kantoor liep.

Onderweg knikten en glimlachten mensen naar hem. Hij kreeg het voor elkaar terug te groeten. Hoe, dacht hij. Hoe kreeg hij het voor elkaar? Doen alsof alles goed was, terwijl de zenuwen door zijn buik gierden? Hij wist wel hoe. Het was een plotselinge gedachte, die arriveerde met de zware, definitieve klik van een sleutel in het slot van een celdeur.

Omdat hij dat al eerder had gedaan. En behoorlijk vaak. Hij hield zijn normale, dagelijkse wereld soepel aan de gang terwijl hij onder het oppervlak… andere dingen deed. En nu hadden die hem ingehaald. Werelden botsten.

Hij kwam bij zijn kantoor aan, liep meteen door naar binnen en zei tegen zijn secretaresse dat hij niet gestoord wilde worden. Hij sloot de deur en ging achter zijn bureau zitten.

Wachtte.

Het duurde niet lang voor de telefoon ging.

‘Wat… wat wilt u?’ Hij wist zonder te kijken wie het was.

‘Precies wat ik al zei, Samuel. Je bent ons iets schuldig. Het is tijd om te betalen.’

‘Ik… Dat kan ik niet…’ Op het randje van tranen nu. Klaar om het gewoon op te geven.

‘Dat kun je wel. En je doet het ook.’

Hij deed zijn mond al open, maar kon geen antwoord bedenken. Er viel geen antwoord te geven.

Stilte.

Uiteindelijk, een zucht. ‘Goed. Wat… wat moet ik doen?’

De stem aan de andere kant van de lijn vertelde het hem.

En Samuel Lister wist dat alles wat hierna gebeurde niet meer uitmaakte. Dit was het einde voor hem.

Gekooid
Gekooid1.html
Gekooid2.html
Gekooid3.html
Gekooid4.html
Gekooid5.html
Gekooid6.html
Gekooid7.html
Gekooid8.html
Gekooid9.html
Gekooid10.html
Gekooid11.html
Gekooid12.html
Gekooid13.html
Gekooid14.html
Gekooid15.html
Gekooid16.html
Gekooid17.html
Gekooid18.html
Gekooid19.html
Gekooid20.html
Gekooid21.html
Gekooid22.html
Gekooid23.html
Gekooid24.html
Gekooid25.html
Gekooid26.html
Gekooid27.html
Gekooid28.html
Gekooid29.html
Gekooid30.html
Gekooid31.html
Gekooid32.html
Gekooid33.html
Gekooid34.html
Gekooid35.html
Gekooid36.html
Gekooid37.html
Gekooid38.html
Gekooid39.html
Gekooid40.html
Gekooid41.html
Gekooid42.html
Gekooid43.html
Gekooid44.html
Gekooid45.html
Gekooid46.html
Gekooid47.html
Gekooid48.html
Gekooid49.html
Gekooid50.html
Gekooid51.html
Gekooid52.html
Gekooid53.html
Gekooid54.html
Gekooid55.html
Gekooid56.html
Gekooid57.html
Gekooid58.html
Gekooid59.html
Gekooid60.html
Gekooid61.html
Gekooid62.html
Gekooid63.html
Gekooid64.html
Gekooid65.html
Gekooid66.html
Gekooid67.html
Gekooid68.html
Gekooid69.html
Gekooid70.html
Gekooid71.html
Gekooid72.html
Gekooid73.html
Gekooid74.html
Gekooid75.html
Gekooid76.html
Gekooid77.html
Gekooid78.html
Gekooid79.html
Gekooid80.html
Gekooid81.html
Gekooid82.html
Gekooid83.html
Gekooid84.html
Gekooid85.html
Gekooid86.html
Gekooid87.html
Gekooid88.html
Gekooid89.html
Gekooid90.html
Gekooid91.html
Gekooid92.html
Gekooid93.html
Gekooid94.html
Gekooid95.html
Gekooid96.html
Gekooid97.html
Gekooid98.html
Gekooid99.html
Gekooid100.html
Gekooid101.html
Gekooid102.html
Gekooid103.html
Gekooid104.html
Gekooid105.html
Gekooid106.html
Gekooid107.html
Gekooid108.html
Gekooid109.html
Gekooid110.html
Gekooid111.html
Gekooid112.html
Gekooid113.html
Gekooid114.html
Gekooid115.html
Gekooid116.html
Gekooid117.html
Gekooid118.html
Gekooid119.html
Gekooid120.html
Gekooid121.html
Gekooid122.html
Gekooid123.html
Gekooid124.html
Gekooid125.html
Gekooid126.html
Gekooid127.html
Gekooid128.html
Gekooid129.html
Gekooid130.html
Gekooid131.html
Gekooid132.html
Gekooid133.html
Gekooid134.html
Gekooid135.html
Gekooid136.html
Gekooid137.html
Gekooid138.html
Gekooid139.html
Gekooid140.html
Gekooid141.html
Gekooid142.html