Een woord van dank

 

 

 

 

 

 

 

Wat was dit een heerlijk boek om te schrijven! Een enorme uitdaging, maar ook zó stimulerend. En wat een heerlijk vooruitzicht om de personages die ik heb bedacht, nog twee boeken lang te kunnen volgen!

Ik moet om te beginnen de engelen bedanken, want door een verrukkelijke, magische speling van het lot kreeg ik een mail naar aanleiding van mijn eerdere werk, afkomstig van een zekere Tim Kelly, uitgerekend op het moment dat ik met de eerste ideeën voor dit boek rondliep. Na een hilarische correspondentie – Tim is echt erg grappig – bleek dat hij was geboren en getogen in het graafschap Cork, het gebied waar ik met mijn research voor ‘de Deverills’ was begonnen. Tim is een onuitputtelijke bron van kennis en wijsheid. Hij heeft oog voor het absurde en hij bezit behalve een bijna fotografisch geheugen voor detail, ook een scherp inzicht in zijn medemens. Hij werd al spoedig mijn mentor, raadsman en – dat is het allerbelangrijkste – een goede vriend. Zonder hem had ik dit boek niet kunnen schrijven. Vandaar dat ik het in liefde en dankbaarheid aan hem heb opgedragen. Ik prijs me innig gelukkig dat hij op mijn pad is gekomen!

Verder bedank ik Elmer Melody en Frank Lyons, mijn Ierse vrienden, die me zo gastvrij hebben ontvangen in hun huis in Bandon, in het graafschap Cork, en die me dit ruige en schitterende gebied hebben laten zien dat me zo heeft geïnspireerd. We hebben de prachtigste, vervallen kastelen bezocht, die tijdens de Troebelen door de opstandelingen in de as zijn gelegd, en lange wandelingen gemaakt over uitgestrekte, witte stranden, slechts vergezeld door de zeevogels en de wind. Opgetogen keerde ik naar Londen terug, ongeduldig om aan dit boek te beginnen, over een land dat voorgoed een plaats heeft veroverd in mijn hart.

Ik bedank ook mijn Anglo-Ierse vriend Bill Montgomery, voor zijn onschatbare adviezen en fascinerende anekdotes. Tijdens onze uitgebreide lunch bij Sotheby’s Café in Londen heb ik een blocnote volgeschreven met aantekeningen en een lange leeslijst genoteerd voor mijn research naar de Ierse geschiedenis. Ik ben van jongs af aan al dol op Bill, en Daphne, zijn verrukkelijk flamboyante vrouw. Want ook toen we nog kinderen waren, waren ze altijd oprecht in ons geïnteresseerd. Dan ging Daphne achter de piano zitten en nodigde ons uit mee te zingen. En Bill betrok ons in gesprekken waarbij hij ons als volwassenen behandelde. Heerlijke, bijzondere mensen, dat zijn het! En de herinneringen aan die magische zomervakantie in hun huis in Connemara zullen me altijd bijblijven. Ze zijn me allebei heel erg dierbaar, dus behalve Bill bedank ik ook Daphne.

Mijn ouders zijn er altijd, al is het maar aan de telefoon, nooit te beroerd om mijn vragen te beantwoorden, over tuinieren of het werk op de boerderij, maar ook om me te helpen bij het vinden van het juiste woord, of om gewoon hun eerlijke mening te geven over wat ik heb geschreven. Ik doe nooit tevergeefs een beroep op hen. Mijn moeder is de eerste die mijn manuscripten leest en voorziet de tekst uitbundig van suggesties en correcties. Ze doet het omdat ze ervan geniet en ik ben haar innig dankbaar dat ze er de tijd voor weet te vinden. Naarmate ik ouder word besef ik steeds meer hoe belangrijk mijn ouders voor me zijn. Ze hebben me gemaakt tot wie ik ben. En omdat mijn werk een verlengstuk is van mezelf, kan ik rustig zeggen dat ik alles in mijn leven aan hen te danken heb.

Mijn schoonmoeder, April Sebag-Montefiore, was in haar jonge jaren zelf een succesvolle auteur. Ze leest alle boeken van mijn man, Sebag, en dat zijn wat je noemt dikke pillen. Dus ik vind het geweldig dat ze ook nog tijd heeft om de mijne te lezen. Haar aanmoediging en haar wijsheid zijn van onschatbare waarde.

Ook dank aan Nora May Cremin en Noel Coakley, voor hun Keltische vertaling van de vloek; aan Nicky de Montfort, voor haar adviezen over de Anglo-Ierse gemeenschap; aan Peter Nyhan, voor zijn ondersteuning en zijn vriendschap; en aan Mary Tomlinson, voor de grondige, betrokken manier waarop ze mijn manuscripten persklaarmaakt.

Schrijven is een van mijn grootste vreugden. Dat ik er ook de kost mee verdien, is volledig te danken aan mijn agent en mijn uitgever. Dus daarom bedank ik, uit de grond van mijn hart, Sheila Crowley van Curtis Brown – ze is briljant en ik prijs me gelukkig een van haar auteurs te zijn – en Ian Chapman en Suzanne Babonneau, mijn redacteuren bij Simon & Schuster UK, omdat ze in me blijven geloven. Samen met hun collega’s Clare Hey, James Horobin, Dawn Brunett, Hannah Corbett, Sarah-Jade Virtue, Melissa Flour, Ally Grant, Gill Richardson, Rumana Haider en Dominic Brendon hebben ze van iets wat begon als een hobby, een groter succes gemaakt dan ik ooit had durven dromen. Dank jullie wel!

Ten slotte bedank ik de drie mensen die me op de hele wereld het dierbaarst zijn: Sebag, Lily en Sasha. En ben ik mijn man extra dankbaar voor de tijd en de moeite die hij heeft gestoken in het ontwikkelen van de verhaallijnen en plotwisselingen waardoor het schrijven over de Deverills zo’n feestje was. En dat terwijl hijzelf midden in zijn boek over de Romanovs zat. Ik koester onze samenwerking.