13

 

 

 

 

 

 

 

Het ontging Bridie niet dat Kitty veranderd was – afwezig, ongewoon stil. De scherpe blik in haar ogen was zachter geworden, ze stond vaak voor het raam naar buiten te staren, naar de bladeren die verkleurden, en de woeste zee. Ze giechelde niet meer om Mr. Trench, terwijl Bridie en zij samen op bed lagen. In plaats daarvan staarde ze zuchtend, smachtend naar de zijden baldakijn boven haar hoofd, als de romantische heldinnen in de boeken die Bridie las. De enige verklaring die Bridie kon bedenken, was dat Kitty een oogje had op haar leraar. Wie anders kon haar uitbundige, eigenzinnige vriendin in een teruggetrokken dromer hebben veranderd?

Mr. Trench was ontegenzeggelijk knap om te zien. Zijn zachte ogen achter de ronde brillenglazen waren diep kastanjebruin. Zijn gezicht was weliswaar erg serieus, maar prettig om naar te kijken, met regelmatige gelaatstrekken. Hij had een rechte neus, een wilskrachtige kin, een hoekige kaak en welgevormde jukbeenderen. Bridie vond hem een echte heer. Hij groette haar altijd beleefd, wat ze van de meeste gasten van de Deverills niet kon zeggen. Die gunden het personeel doorgaans geen blik waardig en ‘alsjeblieft’ of ‘dank je wel’ leek niet tot hun vocabulaire te behoren. Bridie wist niet wat zich in het leslokaal afspeelde en in tegenstelling tot Kitty was ze geen geboren spion. Dus het sleutelgat was geen optie. Ze kon alleen maar afwachten totdat Kitty haar in vertrouwen nam. En dat ze dat zou doen, dat stond voor Bridie vast. Want Kitty vertelde haar altijd alles.

Ondertussen woedde de oorlog voort, als een niet te blussen bosbrand die zonder onderscheid slachtoffers maakte. George Deverill, de zoon van Digby en Beatrice, die elke zomer met Harry optrok, sneuvelde in Italië. Digby werd voor dood achtergelaten op het slagveld, onder een berg lijken, en werd pas een dag later gevonden, gewond aan zijn been maar nog springlevend. Hij werd naar huis gestuurd om te herstellen, maar niets kon de schade aan zijn hart ongedaan maken na het verlies van zijn enige zoon. Kitty treurde ook om George en bad nog vuriger dat haar vader gespaard zou blijven. Bridie troostte haar zo goed als ze kon.

Haar loon was thuis meer dan welkom. Michael en Sean werkten hard op het land om de pacht te betalen en brood op de plank te hebben. Mrs. Doyle maakte lange dagen in de keuken van het kasteel, de oude Mrs. Nagle kookte voor het hele gezin en ze waren altijd allemaal op tijd voor de mis. Waar ze ook waren en wat ze ook deden, tweemaal daags, bij het luiden van het angelus, namen ze hun pet af, bogen hun hoofd en zegden hun gebed. Twee keer per dag dacht Bridie aan haar vader. Ze had zichzelf voorgehouden dat de pijn en het verdriet minder zouden worden naarmate de tijd verstreek. Maar het gemis was nog net zo groot als op de dag van zijn dood. ‘Angelus Domini nuntiavit Mariae…’ Dan drong ze haar tranen terug en zag hem weer voor zich, meer dan levensgroot. En ze beloofde hem dat ze iets van haar leven zou maken, dat hij trots op haar zou kunnen zijn.

Bridie zag Jack elke zondagochtend in de kerk. Zijn ondeugende grijns en vurige blikken deden haar hart sneller slaan. Alle angst en alle ongerustheid die een schaduw over haar heen wierpen, verdampten als sneeuw voor de zon en het leek alsof haar hele wezen zich vulde met licht. Na de mis bracht Jack haar thuis en onder het lopen vertelde ze hem over het kasteel. Hij wilde het liefst verhalen horen over Kitty. Dan gooide hij zijn hoofd achterover, schaterend om alles wat ze uithaalde. Dus Bridie zorgde ervoor dat ze altijd wel iets te vertellen had.

‘Kitty is verliefd,’ zei ze op een zondag in oktober terwijl ze naar huis slenterden.

‘Waarom denk je dat?’

‘Ze is dromerig.’

‘Ze is altijd dromerig,’ zei Jack met een vertederde glimlach.

‘Nee, nu is het anders. Heel anders. Ze loopt de hele dag te zuchten, met zo’n smachtende blik in haar ogen.’

‘O. En op wie is ze dan verliefd?’

‘Volgens mij op Mr. Trench.’

Het gezicht van Jack betrok. ‘Mr. Trench?’

‘Haar leraar.’ Bridie haalde haar schouders op. ‘Wie zou het anders moeten zijn?’

‘Heb je aan de deur geluisterd, Bridie?’

Ze keek hem beledigd aan. ‘Nee, en ik gluur ook niet door het sleutelgat. Maar Kitty en hij zijn elke ochtend samen. En hij is best knap om te zien.’

‘Ik geloof je ook wel.’ Jack slaakte een zucht. ‘Ik ben alleen verrast.’

‘Ik niet. Waarom zou ze niet verliefd op hem zijn? Dat stijve been maakt hem alleen maar romantischer.’

‘Je klinkt alsof je zelf ook een oogje op hem hebt.’

‘Nee, natuurlijk niet!’ Ze bloosde. Kon ze maar eerlijk zijn! Kon ze hem maar vertellen dat ze tot over haar oren verliefd was op hém!

‘Bridie Doyle! Zie ik het goed? Volgens mij bloos je!’ zei hij lachend. Toen ze niet reageerde gaf hij haar een kameraadschappelijke por. ‘Ik plaag je maar!’

‘Dat moet je niet doen. Over zulke dingen maak je geen grapjes.’

‘Wat klink je toch deftig, Bridie. Je luistert te veel naar die lui op het kasteel.’

‘Ik moet daar netjes praten.’ Bridie was aangenaam verrast dat het hem was opgevallen. ‘Ik ben tenslotte kamenier.’

‘Je hebt het ver geschopt, Bridie.’

Ze keek opzij. Wat was hij volwassen! De kleine jongen was een man geworden. ‘Michael wil niet dat mam en ik voor de Deverills werken, maar mijn loon pakt hij maar al te graag aan.’

‘Ze betalen royaal. Dat moet ik ze nageven.’

‘En hoe is het met jou? Je komt haast nooit meer langs.’

Jack zuchtte. Het was de diepe zucht van een man wiens dagen werden getekend door onzekerheid en hard werken. ‘Het is ploeteren, Bridie. Dus ik heb geen tijd voor andere dingen. Nu pa nog altijd aan het front zit…’

‘Ik bid voor hem, Jack.’

‘Ik ook,’ zei hij zacht.

Toen ze afscheid namen aan het eind van de straat, waar het stadje ophield en het vrije veld begon, draaide Bridie zich nog even om. ‘Je zegt niks tegen Kitty, hè?’

‘Moge de duivel me halen als ik ook maar iets verklap!’ Hij nam zijn pet af. ‘Doe haar de groeten.’

Bridie lachte. ‘Verbeeld je maar niks. Kitty heeft alleen ogen voor Mr. Trench!’ Met veerkrachtige tred liep ze verder naar het kasteel.

 

Kitty haastte zich de tuin door, met haar sjaal strak om zich heen geslagen zodat hij niet weg kon waaien. Ze wierp een steelse blik om zich heen, om zeker te weten dat niemand haar zag. Overal lagen bergen bruin blad, door de wind op het zomergroen gegooid om weg te rotten. De borders, die ooit een feest van kleur waren geweest, lagen er verlaten bij. En wat er nog groeide, rotte ook weg. De oude tuinmannen hadden geen tijd en geen kracht meer om te harken, te wieden, te snoeien. Kitty liep snel verder. Haar adem was zichtbaar als grijze wolkjes. Haar rode haren dansten om haar hoofd en krulden door het vocht in de lucht.

Bij de muur gekomen bleef ze staan. Ze keek nogmaals om zich heen, als een vos die op het punt stond een kip te stelen. Toen ze zeker wist dat alleen de roeken in de boomtoppen haar in de gaten hielden, liet ze zich op haar hurken zakken en haalde ze een losse steen uit de muur, begroeid met een zacht groen dekentje van mos. In de opening daarachter lag een wit velletje papier, keurig tot een vierkantje gevouwen. Jack vouwde zijn briefjes altijd zodanig – dubbel en in elkaar geschoven – dat ze, eenmaal open, niet meer dichtgevouwen konden worden. Uit de zak van haar rok haalde ze haar eigen briefje, legde het in de opening en deed de steen er weer voor.

Opgewonden liep ze naar een van de kassen. Daar ging ze op de ijzeren bank zitten, waar Celia, Bridie en zij vroeger hun snode plannen hadden gesmeed. Nu was ze alleen. Met een diepe zucht vouwde ze het briefje open.

 

Mijn mooie Kitty, op weg naar Morgan’s Point heb ik vandaag een vos gezien. Met zijn heldere, waakzame blik deed hij me meteen aan jou denken. En aan ons. Mijn hart stroomde over van geluk. Wat er ook gebeurt, ik zal God altijd dankbaar blijven voor jou, lieve Kitty, mijn eigen kleine vos. Ik ben de gelukkigste man van heel Ierland. Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat ik het mis had toen ik zei dat je Engels was. Voor mij ben je Ierland, Kitty. Als het je lukt weg te komen, zie ik je bij zonsondergang bij de Elfenkring. Ik hoop het vurig. Want ik mis je kussen. Je liefhebbende Jack.

 

Kitty las het briefje nogmaals en drukte het met een gelukzalige zucht tegen haar hart. Ze vroeg zich geen moment af of Jack en zij wel een toekomst hadden samen. Behalve een religieuze, gaapte er ook een maatschappelijke kloof tussen hen. Bovendien werd ze geacht met een Engelsman te trouwen. Maar ze hield van Jack en ze was ervan overtuigd dat hun liefde sterk genoeg zou zijn om elk obstakel te overwinnen. Diep in haar hart wist ze dat niets hen kon scheiden, zelfs haar vader en haar moeder niet. En ze wist ook dat haar grootmoeder onvoorwaardelijk achter haar zou staan.

Ze verspilde geen tijd met omkleden, maar haastte zich in haar jurk en op haar zwarte knooplaarsjes naar de stallen. Mr. Mills was nergens te bekennen, maar een van de staljongens sloeg haar vanonder zijn lange, zwarte haren nieuwsgierig gade terwijl hij zijn handen afveegde aan een oude lap.

Kitty voelde zich vrij, ze kon de hele wereld aan! Er was niemand die zei wat ze moest doen of laten. Nu ze zeventien was, stonden de knechten voor haar op wanneer ze de stallen binnenkwam. Haar moeder was in Engeland, haar vader aan het front, haar grootvader in Dublin, waar hij steeds meer tijd leek door te brengen. En als haar grootmoeder zag dat ze in een jurk ging rijden, zou ze glimlachend haar hoofd schudden. Adeline bewonderde haar kleindochter om haar lef en haar eigenzinnigheid. En wat Mr. Trench betrof, hij was haar leraar, niet haar kindermeisje, dus hij had geen enkel recht te vragen wat ze deed of waar ze naartoe ging. Maar terwijl Kitty de laan uit galoppeerde, kwam hij net terug van een wandeling. Hij liep over het gazon, waar ze ’s zomers croquet speelden en waar zijn voetstappen donkere plekken maakten in het gras. Maar Kitty zag hem niet, en dus zag ze ook niet de verlangende uitdrukking op zijn gezicht toen hij zijn bril afzette en haar nakeek. Het enige waar Kitty oog voor had, was de ondergaande zon.

Bij de Elfenkring gekomen liet ze zich uit het zadel glijden en viel ze Jack om de hals. De wind was zilt en koud, dus hij sloeg beschermend zijn armen om haar heen. Zijn lippen vonden de hare door de wirwar van rode lokken, die als het haar van een zeemeermin om haar hoofd wapperden. Ze drukte zich tegen hem aan, zodat zelfs de wind niet tussen hen kon komen. Hij voelde warm en veilig en vertrouwd, en ze ademde zijn geur in als een dronkaard die na langdurige onthouding whiskey rook. Jack kuste haar koude wangen, haar zachte hals, toen legde hij zijn handen langs haar gezicht en keek haar aan. ‘Je bent prachtig, Kitty Deverill.’

‘En jij bent ook niet lelijk, Jack O’Leary.’ Ze keek lachend in zijn ogen, waarin ze een wijsheid las die zijn jaren ver te boven ging.

‘Ik ben smoor op je!’

‘En ik op jou!’

‘Hou je meer van mij dan van Mr. Trench?’ Hij klonk luchtig, maar zijn ogen verrieden dat hij er niet helemaal gerust op was.

Kitty fronste haar wenkbrauwen. ‘Hoe kom je daar nou bij? Ik hou helemaal niet van Mr. Trench.’

‘Dan is het goed.’

‘Waar haal je dat vandaan?’

‘Ik ben gewoon jaloers.’

‘Nou, daar is geen enkele reden voor. Ik ben van jou, met lichaam en ziel. Denk erom dat je daar nooit aan twijfelt.’ Hij kuste haar nogmaals, lang en hartstochtelijk, alsof hij diep in zijn hart wist dat de dag ooit zou komen waarop hij haar voor het laatst zou kussen, dat Kitty nooit de zijne zou worden. En Kitty, die geen vermoeden had van zijn verborgen angst, lachte om zijn vurigheid en helde haar hoofd naar achteren zodat hij zijn gezicht kon begraven in haar hals.

 

Maud kwam met Victoria, Elspeth en Harry voor de kersttijd naar het kasteel. Daar had Harry op gestaan. Hij was nog herstellende van zijn verwondingen en Kitty was geschokt te zien hoezeer hij was veranderd; van een onbekommerde jongen in een volwassen man. Maud keek hem meer dan ooit naar de ogen en in plaats van haar te laten begaan, verloor hij regelmatig zijn beheersing en legde haar woedend het zwijgen op. Hij eiste Joseph weer op als persoonlijke bediende en alleen Kitty wist wat daarachter stak. Ze durfde zijn kamer niet meer binnen te komen, uit angst dat ze de mannen in bed aantrof, maar ze had zo’n gevoel dat Harry daar geen moeite mee zou hebben. Het leek hem niet langer te storen dat ze zijn geheim kende. Integendeel, het bracht hen zelfs nader tot elkaar. Hij zocht vaak haar gezelschap en dan maakten ze lange wandelingen over het strand of ze roeiden de zee op in de boot waarmee hun vader altijd ging vissen. Hoewel het geheim nooit ter sprake kwam en er zelfs niet op werd gezinspeeld, voelde hij zich in haar gezelschap beter op zijn gemak dan bij de anderen.

Bridie luisterde naar wat er in de keuken werd gefluisterd. En Molly, met wie ze de kamer deelde, deed niets liever dan roddelen. Als tijdelijke kamenier van Kitty’s moeder en zussen, wist ze te vertellen dat Maud de neiging had woedend uit te vallen tegen haar dochters. De meisjes waren bang voor haar; zelfs Victoria, die tegenwoordig als gravin door het leven ging. Maar vooral Elspeth moest het ontgelden. Maud greep elke gelegenheid aan om haar erop te wijzen dat ze niet meer de jongste was, dat ze haast moest maken met het vinden van een man, om niet ‘over te schieten’. ‘Als je geen hertog kunt vinden, dan maar een kreupele hertog!’ had ze Elspeth toegebeten toen die zich beklaagde dat er maar weinig geschikte mannen rondliepen. ‘Weet je wel hoe vernederend het is voor een moeder, om een dochter te hebben die niemand wil?’ Bridie was geschokt. Hoe kon een moeder zo harteloos zijn? Maar Maud was ijdel en egocentrisch. De enige voor wie ze bereid was zichzelf weg te cijferen, was Harry. ‘Reken maar dat hij een goed huwelijk weet te sluiten,’ zei ze tegen haar dochters, aldus Molly. ‘Hij is knap, een oorlogsheld en bovendien erfgenaam van een groot landgoed. Ze zullen om hem vechten. Het is doodzonde dat jullie niet allemaal als jongen zijn geboren.’

Kitty sprak haar moeder alleen wanneer het onvermijdelijk was. Ze bleef altijd beleefd, vertelde zo min mogelijk over zichzelf, maar vroeg naar wat haar moeder bezighield. ‘Er worden dit voorjaar in Londen geen debutantes gepresenteerd. Het hele uitgaansseizoen is afgeblazen,’ vertelde Maud tijdens de lunch. Het was de dag voor Kerstmis. ‘Dus je kunt net zo goed hier blijven.’

‘Hoe moet Kitty dan ooit een man zien te vinden?’ vroeg Victoria zelfvoldaan. ‘Die arme Elspeth heeft ook al niet veel geluk gehad.’

‘Is dat het enige wat je interesseert, Victoria? Het huwelijk?’ vroeg Kitty.

‘Hoezo? Wat zou me nog meer moeten interesseren?’

‘Als een vrouw geen andere optie heeft dan trouwen, dan had ik liever een man willen zijn,’ verklaarde Kitty.

Elspeth rolde met haar ogen. ‘Je klinkt als een suffragette.’

‘Suffragettes willen geen man zijn, Elspeth. Ze willen gewoon gelijke rechten voor mannen en vrouwen,’ wees Kitty haar terecht, geërgerd door de onwetendheid van haar zussen.

‘De plaats van een vrouw is thuis,’ mengde Hubert zich in de discussie. ‘Het zwakke geslacht heeft in de politiek niets te zoeken.’

‘Ik heb te doen met de jonge vrouwen van vandaag,’ zei Adeline. ‘Door de oorlog is er een hele generatie mannen weggevaagd.’

‘Dan moeten we allemaal maar met een Ier trouwen,’ zei Kitty uitdagend. De reactie waarop ze had gehoopt, bleef niet uit.

Maud tuitte woedend haar lippen. ‘Dat is natuurlijk belachelijk!’

‘We kunnen niet te kieskeurig zijn. En lieverkoekjes worden hier niet gebakken,’ merkte Elspeth op, denkend aan Peter Packenham, die ze altijd al aantrekkelijk had gevonden.

‘Nou en of de meisjes Deverill kieskeurig moeten zijn,’ protesteerde Hubert. ‘Mijn kleindochters trouwen met het beste wat Engeland te bieden heeft.’

‘Het beste wat Engeland te bieden heeft, wordt aan het front genadeloos neergemaaid.’ Harry verbrak abrupt zijn stilzwijgen. ‘Het spijt me, moeder, maar ik vind het werkelijk weerzinwekkend, dat het uithuwelijken van uw dochters het enige is waaraan u kunt denken. Op het continent sterven ze met honderden, met duizenden tegelijk. En degenen die het overleven, zullen nooit meer dezelfde zijn. Dus vergeef me als ik geen enkele compassie kan opbrengen voor uw beproeving.’

Maud verbleekte. Hubert veegde zijn mond af met zijn servet. O’Flynn stond in de houding en deed alsof hij niets had gehoord. ‘Zo is het wel genoeg, Harry,’ zei zijn grootvader streng. ‘De oorlog berooft ons land van zijn jonge mannen, daar heb je gelijk in. Maar het leven gaat door en je zussen moeten trouwen. Het is heel begrijpelijk dat je moeder zich daar zorgen over maakt.’

‘En denk maar niet dat ik me niet óók zorgen maak om je vader, Harry,’ zei Maud afgemeten, met een ijzige, grimmige trek om haar mond. ‘Denk maar niet dat ik niet treur om Rupert en George en om alle anderen die hun leven hebben verloren aan het front. Dat ik niet treur om jou en me afvraag waar de lieve, zachtmoedige jongen is gebleven die ik heb grootgebracht.’

Harry keek haar recht aan. ‘Die is gestorven op het slagveld, moeder. Lieve jongens hebben aan het front niets te zoeken.’

De ogen van Maud glinsterden vochtig.

Adeline gebaarde naar O’Flynn dat hij kon afruimen. ‘Laten we het glas heffen op Bertie,’ zei ze. ‘Laten we bidden voor zijn behouden thuiskomst en voor een eind aan deze afschuwelijke oorlog.’ Ze hieven hun wijnglas, althans verenigd in die vurige wens.

 

De volgende dag ging de familie naar de kerk. Hubert nam Adeline, Harry, Maud en Victoria mee in de Daimler, de anderen werden door Mr. Mills gereden, in de sjees. Kitty en Elspeth zaten naast elkaar met een deken over hun knieën. Allebei verdiept in hun gedachten keken ze vanonder hun hoed naar het sombere landschap, naar de meeuwen die zwenkend en duikend langs de ijzige hemel joegen. ‘Ik vind mama walgelijk,’ zei Elspeth plotseling.

Kitty wist niet wat ze hoorde. Ze keerde zich naar haar zus en besefte ineens hoe mager en bleek ze was geworden. ‘Voel je je niet goed?’

‘Ik ben misselijk! Van haar,’ antwoordde Elspeth verbitterd. ‘Ik benijd je, Kitty. Jij woont hier, bij grootpapa en grootmama. Jij kunt doen wat je wilt. Maar ik moet straks weer met mama mee, terug naar Kent. Het voelt als een gevangenis.’

‘Zo erg kan het toch niet zijn?’

‘Eric is zo saai.’ Elspeth lachte schuldbewust. ‘De saaiste man in heel Engeland.’

Kitty sloeg een hand voor haar mond. ‘Elspeth, Victoria zou je vermoorden!’

‘Ze houdt niet van hem. Ik weet niet eens of ze hem wel aardig vindt. Maar hij is rijk en dat is het enige wat telt.’ Met een verloren blik in haar ogen keerde ze zich naar Kitty. ‘Maar er moet toch meer zijn? Je moet als vrouw toch kunnen trouwen met een man van wie je houdt?’

‘Grootmama houdt van grootpapa, dat weet ik zeker.’ Terwijl ze het zei dacht Kitty aan Jack en voelde ze de vertrouwde warmte die haar als een bontmantel omhulde.

‘Denk je dat mama van papa houdt?’ vroeg Elspeth.

‘Ja. Op haar eigen manier,’ antwoordde Kitty naar waarheid. ‘Voor zover mama van iemand kan houden. Buiten zichzelf.’

Elspeth wendde zich zuchtend af. ‘Ze heeft jou nooit gemogen. Waarom eigenlijk niet?’

Kitty haalde haar schouders op. Ook al was het gebrek aan liefde wederzijds, de afwijzing door haar moeder deed nog altijd pijn. ‘Ik weet het niet.’

‘Volgens mij is ze bang voor je. Dat zie ik in haar ogen. Ze heeft geen vat op je omdat je haar de baas bent. Je gaat je eigen gang. Je laat je niets zeggen. Ik wou dat ik dat kon.’

‘Ik ben anders dan mama,’ zei Kitty.

‘Je bent ook anders dan papa. Je lijkt op grootmama. Jullie zouden moeder en dochter kunnen zijn.’

‘Grootmama is meer een moeder voor me geweest dan mama.’

Plotseling pakte Elspeth haar hand. ‘Ik wil dat we vriendinnen zijn, Kitty,’ zei ze hartstochtelijk. ‘Het spijt me dat ik altijd zo akelig tegen je heb gedaan. Dat spijt me echt heel erg. Ik heb je afschuwelijk behandeld.’

‘Ik wil ook graag dat we vriendinnen zijn.’ Kitty glimlachte naar haar zus. Niemand was alleen maar goed of slecht, wist ze. ‘Ik ben alleen bang dat ik je niet tegen mama kan beschermen.’

‘Nee, maar wie dan wel?’ Elspeth klonk wanhopig.

‘Een man,’ antwoordde Kitty. ‘Je moet verliefd worden en trouwen. Dan ben je van mama verlost.’

‘En dan moet ik vervolgens doen wat mijn man zegt. Dus daar schiet ik weinig mee op,’ zei Elspeth dof.

‘Nee, je moet zien dat je een man vindt die je als zijn gelijke behandelt. Je hoeft niet met iemand zoals Eric te trouwen. Je moet je hart volgen, Elspeth.’ Kitty vouwde haar handen in haar schoot en rechtte haar rug. ‘Dat doe ik ook.’