27
New York, Amerika, 1922
Bridie ontdekte dat er achter de harde buitenkant van Mrs. Grimsby een zachte, gevoelige vrouw schuilging. Ze wist niets van haar verleden, dus ze kon niet verklaren waarom de oude dame zo verbitterd en ongelukkig was. Maar gedichten en verhalen bleken de sleutel tot haar kwetsbare kern. Mrs. Grimsby hield van taal. Van mooie woorden. Die herhaalde ze en proefde ze als snoepjes op haar tong. Ze wilde elke middag dat Bridie haar voorlas op de veranda en ze vroeg telkens opnieuw om verhalen over Ierland. De verhalen over kasteel Deverill waren haar het liefst. Ze was gefascineerd door de geesten die als gevolg van een vloek gevangen zaten binnen de muren van het kasteel, net zoals ze geboeid was door de uitzonderlijke gave die zowel Lady Deverill als Kitty bezat. En zo werd Bridie gedwongen terug te gaan naar het verleden. De deur die ze zo vastberaden achter zich had dichtgetrokken, ging op een kier open en haar herinneringen werden blootgelegd als de donkere hoeken van een kamer waarin plotseling het licht aanging. ’s Nachts droomde Bridie van haar vader, van de geur van gerookte haring, van het geluid van de viool en van de oude volksliedjes waarmee ze was opgegroeid. Soms zag ze in haar dromen ook de Banshee, en de landlopers, en de intimiderende gedaante van pastoor Quinn in zijn zwarte habijt. Dan was het alsof zijn brandende ogen tot in haar ziel keken, op zoek naar de zonden die ze had begaan, en dan schoot ze wakker met tranen op haar wangen en haar kussen.
De zee rook in Amerika heel anders dan in Ierland en daar was Bridie blij om. Ze stond zichzelf niet toe te treuren om wat ze had achtergelaten. Amerika was nu haar thuis, het verleden bestond alleen in haar hoofd. Ierland was zo ver weg – helemaal aan de andere kant van de wereld – dat Bridie het niet kon bevatten. Ze las geen kranten, ze luisterde niet naar de gesprekken in de kerk, en wanneer ze in de salon flarden opving van gesprekken over de burgeroorlog, verdrong ze haar nieuwsgierigheid en drukte ze haar ongerustheid de kop in. Haar enige contact met haar geboorteland waren de brieven die ze aan haar moeder schreef, en het geld dat ze naar huis stuurde. Haar enige teken van zwakte was haar betraande kussen.
Miss Ferrel, Mrs. Gottersman en Mr. Gordon waren Bridies enige metgezellen, maar van vriendschap was geen sprake. Vroeger, toen ze haar moeder had geholpen in de keuken van het kasteel, had Bridie een sterke verbondenheid gevoeld onder de bedienden, en een oprechte genegenheid jegens de familie Deverill. Ze herinnerde zich hoe haar moeder plezier had gemaakt met de keukenmeiden, hoe ze vaak op hen had gemopperd, maar heimelijk had genoten van hun drukke, vrolijke gepraat. Ze herinnerde zich Skiddy, de oude kamenier van Lord Deverill, en O’Flynn, de butler, die nog ouder was dan Mr. Gordon. Van Skiddy had ze hem mogen helpen met het poetsen van de gouden knopen op de jagersjas van Lord Deverill. En O’Flynn had haar ooit met een vaatdoek achternagezeten rond de keukentafel, tot ze zich stikkend van het lachen op de plavuizen had laten vallen. De twee oude mannen waren een en al vrolijkheid en welwillendheid geweest. Maar in de huizen van Mrs. Grimsby heerste een ijzige stilte, als in een graftombe. Gelach klonk er nooit, hoogstens het cynische grinniken van Mrs. Grimsby wanneer ze aan haar inhalige familie dacht. Bridie vond Mrs. Gottersman zo zuur als een citroen, Mr. Gordon zo stijf als een stengel selderij en miss Ferrel, die wel altijd vriendelijk tegen haar was, zo formeel als een perfect gedekte tafel. Ze bedienden Mrs. Grimsby op haar wenken en werden om beurten bij haar geroepen voor vertrouwelijke, korte gesprekjes. Ze hielden elkaar nauwlettend in de gaten. Ze vertrouwden niemand. En ze leefden voor dat klopje op de hand, voor die gefluisterde onderonsjes. Op haar beurt zat Mrs. Grimsby in haar enorme stoel, als een dikke spin die loerde naar de vliegen in haar web. En Bridie sloeg het allemaal gade, zei niets, vroeg niets, maar deed gewoon haar werk.
Toen ze na de zomer teruggingen naar Manhattan, vond ze eindelijk een vriendin. Ze heette Rosetta, een kranig, dapper meisje uit Italië. Bridie en zij zagen elkaar bij de mis en nadat ze een paar zondagen aarzelend hadden geglimlacht maakten ze eindelijk een praatje. Rosetta was ook met een stoomschip naar Amerika gekomen. Haar ouders hadden zich in Brooklyn gevestigd, waar haar vader met andere Italianen een bedrijfje was begonnen, terwijl haar moeder voor Rosetta’s broertjes en zusjes zorgde en thuis als naaister werkte. Rosetta had een betrekking als dienstmeisje in een van de grote huizen, net om de hoek bij de kerk. Ze werkte voor een echtpaar van wie zij actrice was en hij theaterproducent. De actrice was grillig, overgevoelig en verwend, en ze had een heleboel minnaars, volgens Rosetta, die zeer bedreven was in het luisteren aan deuren en het gluren door sleutelgaten. Ze deed Bridie een beetje aan Kitty denken. Toen het contact hechter werd, spraken ze af op de dagen dat ze vrij waren. Dan zaten ze samen op een bankje in Central Park of ze dronken thee in een café, totdat ze – het was inmiddels hartje winter – de trein namen naar Brooklyn en de dag bij Rosetta thuis doorbrachten, waar Bridie het lekkerste eten kreeg dat ze ooit had geproefd. Door Rosetta besefte ze pas hoe eenzaam ze was geweest en hoezeer ze had gesnakt naar vriendschap.
Niet lang na Kerstmis gebeurden er vreemde dingen in het huis van Mrs. Grimsby. Om te beginnen ontdekte Bridie een dikke rol dollarbiljetten met een touwtje eromheen onder het bed van de oude dame. Zo veel geld had ze nog nooit bij elkaar gezien. Sterker nog, als het van haar was geweest, dacht ze niet dat ze het ooit allemaal zou kunnen uitgeven. Terwijl ze ermee in haar bevende handen stond, moest ze denken aan de brief van Jack die ze had gelezen. De brief die hij aan Kitty had geschreven. En ze voelde zich weer net zo schuldig als toen, alsof God naar haar keek en afwachtte wat ze zou doen. Zonder er nog langer over na te denken legde ze het geld op het nachtkastje van Mrs. Grimsby, want ze veronderstelde dat het daarvanaf was gevallen, en ze ging verder met het aan kant maken van de kamer. Een paar dagen later ontdekte ze in de zak van een van Mrs. Grimsby japonnen een stel diamanten oorknoppen. Bridie wierp een bewonderende blik op de glinsterende, kostbare edelstenen en legde de oorknoppen vervolgens netjes op de kaptafel. Het derde incident betrof een porseleinen beeldje, op de schoorsteenmantel boven de haard in de eetkamer. Toen Bridie het oppakte om het af te stoffen, liet het bovenlichaam los van de rok. Doodsbang dat Mrs. Grimsby haar de mantel zou uitvegen vanwege haar onvoorzichtigheid, zette ze de twee helften weer op elkaar. Het was een keurige breuk. Niemand zou er iets van merken. Maar haar eerlijkheid was sterker dan haar angst, dus ze liep met het kapotte beeldje naar de oude dame.
‘Madam.’ Ze maakte een reverence. Mrs. Grimsby zat een brief te lezen in haar stoel in de oranjerie. Het kostte haar moeite, want haar ogen werden steeds slechter.
‘Wat is er, Bridget?’ Haar gezicht betrok toen Bridie haar de twee helften van het beeldje voorhield. ‘Heb jij dat gedaan?’
‘Het was al gebroken toen ik het wilde afstoffen, madam.’
‘Ja, ja, dat zal wel.’ De oude dame nam haar wantrouwend op. ‘Weet je wel hoe kostbaar dat beeldje is?’
Bridies wangen brandden van schaamte. ‘Nee, madam.’
‘Het is honderden dollars waard. Honderden dollars. Zelfs al zou je de rest van je leven je salaris opsparen, dan nog zou je het niet kunnen terugbetalen. Wat heb je voor excuus?’
Ontkennen was zinloos. Mrs. Grimsby zou haar toch niet geloven. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat het me heel erg spijt, madam.’ Ze boog haar hoofd.
Dat leek de oude dame tevreden te stellen. Ze hield Bridie de brief voor. ‘Weet je wat hierin staat?’
‘Nee, madam.’
‘Mijn twee nichten uit Boston komen volgend voorjaar naar de stad en ze vragen of ze hier mogen logeren. Denk je dat je voor ons alle drie kunt zorgen?’
Bridie dacht aan het huwelijk van miss Elspeth, toen Lady Elmrod ook in het jachthuis had verbleven en ze voor alle drie de zussen had moeten zorgen. ‘Dat zal wel lukken, madam.’ Ze was niet in de positie om te weigeren, al helemaal niet nu Mrs. Grimsby haar ervan verdacht het beeldje te hebben gebroken.
‘Ik erger me dood aan ze. Want ze denken dat ik elk moment de geest kan geven en ze willen er zeker van zijn dat ze in mijn testament komen.’ Mrs. Grimsby zuchtte, met een zelfvoldane glimlach. ‘We zullen eens zien hoe hard ze hun best doen.’ Ze grinnikte zodat haar kinnen wiebelden.
Toen Bridie de kamer uit liep, stond Mr. Gordon in een hoekje van de gang te luisteren. Hij keek hoofdschuddend op haar neer toen ze langs hem liep. Bridie ziedde van verontwaardiging. Er was in het hele huis niemand die zo plichtsgetrouw haar werk deed als zij. Ze wierp een blik over haar schouder. De butler ging de kamer van Mrs. Grimsby binnen en trok de deur zorgvuldig achter zich dicht.
De volgende keer dat ze Rosetta zag, deed Bridie verslag van wat er was gebeurd. Rosetta had onmiddellijk door dat er iets niet in de haak was. ‘Is er iemand van het personeel jaloers op je?’
Bridie dacht aan miss Ferrel. ‘Misschien de huishoudster. Ze werkt al twaalf jaar voor Mrs. Grimsby. We zijn geen vriendinnen, maar ze is wel altijd aardig tegen me.’
‘Toch zou ik haar niet vertrouwen,’ zei Rosetta. ‘Als ik jou was, zou ik goed op mijn tellen passen. Het klinkt alsof ze probeert je in de val te lokken. Waarschijnlijk had ze gehoopt dat je het geld en de oorringen zou stelen. En waarschijnlijk was zij het die dat beeldje heeft gebroken.’
‘Denk je dat echt?’ vroeg Bridie geschokt.
‘Je moet voorzichtig zijn, Bridget. Als je je baan kwijtraakt… Het valt niet mee om hier werk te vinden.’
‘Over werk gesproken, miss Ferrel dacht dat ik binnen een maand weer weg zou zijn. De vorige dienstmeisjes hadden het ook nog geen maand volgehouden, zei ze. Maar Mrs. Grimsby is goed voor me. Ze vindt het prettig als ik haar voorlees en als ik haar vertel over Ierland.’
‘Vindt ze het ook prettig als de huishoudster haar voorleest?’
‘Nee.’
‘Ecco!’ riep Rosetta triomfantelijk. ‘Ze is jaloers! Een slang, dat is ze! Wees voorzichtig, Bridget.’
Het was nooit bij Bridie opgekomen dat miss Ferrel wel eens jaloers op haar zou kunnen zijn. Maar de vondst van het geld en de sieraden was inderdaad merkwaardig, alsof iemand probeerde te bewijzen dat ze niet eerlijk was. Mr. Gordon, de butler, kon het niet geweest zijn. Hij mocht haar weliswaar niet, maar hij had geen toegang tot de slaapkamer van Mrs. Grimsby. Anders dan miss Ferrel, die Bridie regelmatig papieren uit het bureau van de oude dame had zien halen en die de roodfluwelen juwelencassettes weer in de kluis deed wanneer Mrs. Grimsby naar de opera of een andere avond in gala was geweest. Miss Ferrer was de naaste vertrouwelinge van de oude dame. Dus het was niet ondenkbaar dat ze zich stoorde aan de intimiteit tussen Bridie en Mrs. Grimsby wanneer Bridie voorlas in de oranjerie. Maar ze hoefde zich geen zorgen te maken. Bridie werd in geen enkel opzicht voorgetrokken. Ze was simpelweg beschikbaar om een verveelde, eenzame oude vrouw voor te lezen.
Vanaf dat moment nam Bridie het zekere voor het onzekere. Elke avond voordat ze naar bed ging, controleerde ze haar slaapkamer, voor het geval dat de huishoudster iets van waarde in haar la of onder haar kussen had verstopt. En bij het afstoffen keek ze goed uit of er niet iets gevaarlijk op de rand van een tafeltje of een schoorsteenmantel was gezet. Wanneer ze op iets waardevols stuitte dat niet op zijn plek lag, legde ze het netjes terug, telkens met het tevreden gevoel dat ze miss Ferrel te slim af was geweest. Bridies gereserveerdheid leek de huishoudster niet te ontgaan en ze deed extra haar best om aardig te zijn, maar daar trapte Bridie niet in. Ze bleef wantrouwend, in het besef dat miss Ferrels vriendelijkheid maar schijn was en dat de huishoudster probeerde haar een hak te zetten.
Zoals afgesproken kwamen in het voorjaar de twee nichten uit Boston logeren. Mrs. Halloway en Mrs. Kesler waren zussen, allebei begin dertig, getrouwd en moeder van jonge kinderen die ze thuis hadden gelaten en over wie amper werd gesproken. Ze omhelsden hun tante uitbundig. ‘O, wat hebben we u lang niet gezien! Het is gewoon schandalig!’ Ze complimenteerden Mrs. Grimsby met haar juwelen en haar schitterende huis. En ze hadden cadeautjes meegebracht, verpakt in het mooiste papier, dichtgebonden met de prachtigste, kleurigste zijden linten en strikken. Mrs. Grimsby deed alsof ze er blij mee was en legde ze opzij. Ze zou ze later openmaken, zei ze. Eigenlijk gaf ze niet om cadeaus.
Ze organiseerde etentjes ter ere van haar logees en ze ging met hen naar de opera en naar balletvoorstellingen. De nichten waren knappe, modieus geklede vrouwen, die ogenschijnlijk onbezorgd als kolibries door het huis fladderden in hun fleurige verenkleed. ‘Ja, thuis is alles in orde, tante. Het kon niet beter.’ Ze vertelden over de zakelijke successen van hun man, over hun buitengewoon drukke en interessante sociale leven. Wanneer hun illustere vriendenkring ter sprake kwam, vielen er beroemde namen en deden ze in geuren en kleuren verslag van de extravagante feesten waarvoor ze werden uitgenodigd.
Bridie keek huizenhoog op tegen zulke bijzondere, bevoorrechte wezens die door God rijkelijk met schoonheid waren gezegend. Maar terwijl ze zich onopvallend door het huis bewoog en onopgemerkt haar werk deed, hoorde ze de nichten praten over de enorme schulden die ze hadden gemaakt omdat ze niet wilden onderdoen voor hun vrienden, over de spanningen waaronder ze leden als gevolg van de worsteling het hoofd boven water te houden. ‘Dat ouwe wijf heeft miljoenen op de bank,’ zei Mrs. Halloway, net op het moment dat Bridie langs hun kamer kwam.
‘Een inhalige vrek, dat is ze, Evie,’ mopperde haar zus. ‘Volgens mama gaat alles naar Paul. Het schijnt dat hij drie keer in de week langskomt. En dat tante hem adoreert.’
‘Onzin,’ snauwde Mrs. Halloway. ‘Paul is de zoon van oom Joe en tante kan haar broer niet uitstaan omdat hij gokt. Dus het lijkt me erg onwaarschijnlijk dat ze Paul, of zijn broers en zussen, ook maar een penny nalaat.’
‘En ons wel? Waarom zou ze?’
‘Omdat ze geen kinderen heeft en omdat mama haar zus is. Ze moet het toch aan iemand nalaten. Wij zijn haar enige familie en ze heeft twee huizen stampvol dure spullen, om nog maar te zwijgen over haar bankrekeningen. Volgens mama is tante zo rijk als Croesus. Wie dat ook mag zijn.’
‘Ze ziet er veel te goed uit, vind je ook niet?’
‘Dikke mensen worden niet oud,’ zei Mrs. Halloway vals.
‘Ik hoop dat je gelijk hebt, want ik kan papa niet nog een keer om geld vragen.’
‘Je bent niet de enige,’ zei Mrs. Halloway met een diepe zucht. ‘We hoeven haar nog maar een paar dagen naar de mond te praten, dan kunnen we weer naar huis. En dan is het een kwestie van afwachten. Volgens mij maakt ze het niet lang meer…’
‘Wat een geluk dat ze geen kinderen heeft!’
‘Zeg dat wel. Ze heeft het anders een eind geschopt, als je bedenkt dat haar moeder uit dat zompige Ierland komt.’
‘Ssst! Dat mag niemand weten! Dat onze grootmoeder een Ierse boerin was! Het is ook te gênant voor woorden!’ Ze begonnen allebei te giechelen.
‘Ik zeg altijd dat onze voorouders met de Mayflower zijn meegekomen!’ zei Mrs. Halloway. ‘Dat moet jij ook doen, Evie. Immigranten uit Ierland, dat is uitschot!’
Bridie haastte zich de gang door, naar de kamer van Mrs. Grimsby om de gordijnen dicht te trekken en het bed open te slaan. Had ze het goed gehoord? Was de moeder van Mrs. Grimsby uit Ierland naar hier gekomen? Daar had Mrs. Grimsby nooit iets over gezegd. Was dat de reden dat ze geen genoeg kon krijgen van verhalen over Ierland? Wilde ze gewoon meer weten over het land waar haar moeder vandaan kwam? Bridie had met Mrs. Grimsby te doen. Haar hele familie deed alsof ze hun dierbaar was, maar het ging hun alleen maar om haar geld. Daar hoefde Bridie zich tenminste geen zorgen over te maken. Rosetta vond haar gewoon aardig om wie ze was.
Een paar dagen later gingen de nichten terug naar Boston en had Mrs. Grimsby alleen nog haar neef, Paul Heskin, die haar regelmatig bleef bezoeken. Wanneer ze thee dronken in de oranjerie, informeerde hij belangstellend naar haar gezondheid. Een beetje té belangstellend, vond Bridie.
Sinds ze had ontdekt dat miss Ferrel probeerde haar zwart te maken in de ogen van de oude dame, hadden zich geen vreemde incidenten meer voorgedaan. Maar Bridie liet zich niet in slaap sussen door een misplaatst gevoel van veiligheid. Ook al kreeg ze weinig betaald, ze wilde haar betrekking niet kwijtraken. Dus ze zou miss Ferrel geen schijn van kans geven.
Die zomer was de hitte in Manhattan dusdanig moordend dat Mrs. Grimsby eerder dan gebruikelijk het hele huishouden naar de Hamptons verplaatste. Maar de reis was vermoeiend, de rit met de auto en het in- en uitstappen kostten haar erg veel inspanning. Bridie en miss Ferrel ondersteunden haar, maar de oude dame was zo zwaar dat ze het zonder de chauffeur niet afkonden. Toen ze eindelijk bij het huis in de Hamptons arriveerden, was Mrs. Grimsby zo uitgeput dat ze op bed ging liggen. Met Precious naast zich. En ze kwam de hele maand juli haar bed niet uit. Mr. Gordon en miss Ferrel omringden haar met goede zorgen, maar ze was niet in de stemming voor geheime onderonsjes. De enige die ze om zich heen duldde, was Bridie. Ze vroeg Bridie om haar te draaien, om haar voeten toe te dekken wanneer ze zich blootwoelde, en om haar voorhoofd te deppen wanneer ze erg veel last had van de hitte. In augustus waagde ze zich eindelijk op de veranda en terwijl ze uitkeek over zee leek ze eindelijk tot rust te komen.
‘Ik wil dat je me voorleest,’ zei ze op een avond toen de zon wegzakte achter het huis.
‘Wat zal ik lezen?’ vroeg Bridie.
‘Yeats.’
Bridie liep naar de slaapkamer. Het boek lag – zoals steeds, de laatste tijd – op het nachtkastje. Ze ging ermee in de rieten stoel zitten en sloeg het open. ‘Welk gedicht zal ik voorlezen, madam?’
‘“Het lied van zwervende Aengus”,’ zei Mrs. Grimsby. ‘Mijn moeder kwam uit Ierland. Wist je dat?’
Bridie deed alsof ze verbaasd was. ‘Nee, madam, dat wist ik niet.’
‘Ze praatte net als jij. Met een zuidelijk Iers accent. Zacht, lyrisch, bijna alsof ze zong. En zingen deed ze ook echt. De oude liedjes uit haar vaderland. Aan haar dank ik de liefde voor poëzie. Die liefde was haar erfenis, samen met dit.’ Mrs. Grimsby tastte onbeholpen naar het medaillon op haar boezem. ‘Het is niets waard, maar voor mij is het kostbaar.’ Ze zuchtte diep, hijgend. ‘Lees maar voor, Bridget.’ Vol verwachting sloot ze haar ogen.
Precious ging bij Bridie op schoot zitten, zoals ze dat tegenwoordig wel vaker deed. ‘Ik stapte tussen hazelaars, Omdat het brandde in mijn brein, En brak een tak af, pelde hem, En stak een besje op die lijn. En witte vlinders vlogen rond, En witte sterren doofden uit; Het besje in de stroom gaf mij, Een zilveren forel als buit.’ Aan het eind van de eerste strofe gekomen keek Bridie op. De zware oogleden van de oude dame waren gesloten. Ze ademde rustig. In haar ooghoek flonkerde een traan, helder als kristal. Bridie las verder. Toen het gedicht uit was, besloot ze Mrs. Grimsby niet te storen, maar koos ze een ander gedicht. ‘Als slaap je overmant en jij daar oud En grijs het vuur inkijkt, neem dan dit boek, En lees, droom van je zachte blik en zoek Je diepe ogenschaduw, eens vertrouwd.’ Iets deed Bridie opnieuw opkijken. Misschien was het de roep van een zeevogel, misschien het verslappen van het gezicht van de oude dame of van haar hand die langs haar lichaam viel. Of misschien was het Bridies intuïtie die haar vertelde dat er iets was veranderd, als de onzichtbaar schuivende platen onder het aardoppervlak; iets wat haar vertelde dat een ziel was heengegaan, vertrokken naar een beter oord. Bridie keek naar Mrs. Grimsby en wist onmiddellijk dat de oude dame de aarde had verlaten.
Langzaam stond ze op en sloeg een kruis. Ze was verrast door het verdriet dat in haar opwelde. Plotseling voelde ze zich erg alleen, als een vlot dat op drift was geraakt, stuurloos overgeleverd aan de stormen en de hoge golven. Behalve Mrs. Grimsby had ze niemand. En Mrs. Grimsby was er niet meer.
Ze riep miss Ferrel, die haastig kwam toesnellen. De huishoudster voelde de pols van de oude dame, toen schudde ze haar hoofd. ‘Ze is dood,’ zei ze zacht. ‘Ze heeft het leven eindelijk losgelaten. Moge ze rusten in vrede. En moge God haar haar zonden vergeven.’ Precious had zich opgekruld op de schoot van haar bazinnetje. Mr. Gordon verscheen in de deuropening en boog zijn hoofd, maar Bridie kon geen spoor van verdriet in zijn gezicht ontdekken. Ze liep de treden van de veranda af, het strand op. Het was haar eerste vrije moment sinds ze een maand eerder waren gearriveerd, maar ze kon er niet van genieten. Wat moest er nu van haar worden? Zou degene die de huizen van Mrs. Grimsby erfde, haar in dienst houden? Of zou ze haar ontslag krijgen en op zoek moeten naar een andere betrekking?
Tegen de tijd dat ze terugkwam was het lichaam van Mrs. Grimsby weggehaald. Haar stoel bood een verloren aanblik. Het huis leek groot en koud en heel erg leeg. Miss Ferrel had de familie geïnformeerd. ‘Ze zullen zich als aasgieren op de erfenis storten,’ zei ze verbitterd. Ze ging op de treden van de veranda zitten, met haar armen om haar knieën.
‘Wat gebeurt er nu met ons?’ vroeg Bridie.
‘Dat weet ik niet. Ik denk dat ze u wel in dienst zullen houden. Iedereen heeft een kamenier nodig. Maar wat mezelf betreft weet ik het nog niet zo zeker. Ik ben moeilijker te plaatsen.’ Ze schonk Bridie een glimlach. ‘Ze was erg op u gesteld. Dat bleek wel uit alle keren dat ze u vroeg haar voor te lezen.’
‘Ze vond mijn accent leuk, geloof ik.’
‘Het ontroerde haar. Dat kwam omdat haar moeder Ierse was.’
‘Dat vertelde ze. Vanmiddag pas. Vlak voordat ze stierf.’
‘Ze schaamde zich voor haar Ierse afkomst, dus ze had het er nooit over. Voordat u kwam, had ze dat boek met gedichten van Yeats volgens mij nog nooit ingekeken. Alice las haar andere boeken voor. Geen Yeats. Je hebt een gevoelige snaar bij haar geraakt, Bridget. Mag ik Bridget zeggen?’ Ze glimlachte. ‘Ik hoop dat je me als een vriendin wilt beschouwen.’
Bridie voelde zich in verwarring gebracht. ‘Ik dacht dat u me niet mocht.’
Miss Ferrel fronste. ‘Hoe kom je daar nou bij?’
Bridie verstijfde. ‘Ik dacht dat u een hekel aan me had. U had twaalf jaar voor haar gewerkt, maar ze vroeg mij om haar voor te lezen…’
‘Dacht je dat ik jaloers op je was?’
Bridie haalde haar schouders op. ‘Dat geld onder het bed, dat had u daar toch neergelegd? Om me te betrappen op stelen?’
Miss Ferrel keek haar verbijsterd aan. ‘Geld? Waar heb je het over?’
‘En die oorbellen…’
‘Welke oorbellen?’
‘U wilde dat Mrs. Grimsby zou denken dat ik niet eerlijk was.’
‘Ik weet echt niet waar je het over hebt.’
Bridie begon zich hoe langer hoe slechter op haar gemak te voelen. ‘Er lag wel een paar duizend dollar onder haar bed. En in een zak van een van haar japonnen vond ik diamanten oorbellen. Ik dacht dat u dat had gedaan. Wie kan het anders zijn geweest?’
‘Ik was het in elk geval niet, Bridget. Echt niet.’
‘Maar wie dan wel?’
Miss Ferrel dacht even na. ‘Mr. Gordon?’
‘Waarom zou hij dat hebben gedaan?’
‘Misschien omdat hij wel jaloers was. Tenslotte heeft hij het langst voor haar gewerkt. Hij was nog meer dan ik haar vertrouweling.’
‘Nou ja, wie het ook was, het doet er niet meer toe. Ze is dood,’ verzuchtte Bridie.
‘Nee, het doet er niet meer toe,’ herhaalde Miss Ferrel peinzend. Ze zei niets over het geld dat zíj onder het bed van Mrs. Grimsby had gevonden. En dat ze in haar zak had gestoken.
Nadat Bridie en de rest van het personeel naar New York waren teruggekeerd, duurde het niet lang of de nichten arriveerden, samen met hun moeder, precies zoals miss Ferrel had voorspeld. En terwijl ze door het huis liepen begonnen ze al ruzie te maken over wie wat zou krijgen van de schilderijen, de kostbare snuisterijen en de meubels. ‘Die tafel zal beeldig in mijn eetkamer staan,’ zei Mrs. Halloway. ‘En dan horen de stoelen er natuurlijk ook bij.’
‘Maar die wil ik.’ Mrs.Kesler stak haar onderlip naar voren en keerde zich vragend naar hun moeder.
‘De stoelen horen bij de tafel, Tally. Dus je zult iets anders moeten kiezen. Waarom neem jij dat prachtige bed niet?’
Mrs. Kesler trok haar neus op. ‘Ik moet er niet aan denken! Daar heeft zij in gelegen. En vanwege dat kolossale lijf is het vast en zeker doorgezakt in het midden.’
‘Je kunt er toch een nieuwe matras op leggen?’ opperde haar zus grijnzend.
‘Met het geld dat ik van haar erf kan ik wel twintig nieuwe matrassen kopen!’ verklaarde Mrs. Kesler uitbundig. ‘Goed dan, Evie, jij mag de stoelen hebben. En ik neem het bed, zonder de matras. En ik wil de Perzische tapijten. Alle Perzische tapijten.’
‘Is dat niet een beetje hebberig?’ vroeg hun moeder.
‘Evie hoeft ze niet. Die heeft zelf al prachtige kleden. En ze krijgt de stoelen. Dus ik heb recht op de tapijten!’
Bridie liep de kamer uit. Ze kon het niet langer aanhoren, het gekibbel om de bezittingen van Mrs. Grimsby terwijl de oude dame nog niet eens begraven was. Bij hun vorige bezoek hadden de twee nichten eendrachtig hun tante naar de mond gepraat. Nu ruzieden ze als kraaien om een kadaver. Als Mrs. Grimsby had geweten hoe inhalig en respectloos ze waren, had ze haar huis misschien nog liever in brand gestoken dan haar nichten ook maar iets na te laten.
‘Voordat het testament is geopend kunnen ze natuurlijk niets meenemen,’ zei miss Ferrel later tegen Bridie. De twee nichten en hun moeder waren inmiddels verbeten zwijgend en woedend op elkaar weer vertrokken. ‘Het zou me niets verbazen als Mrs. Grimsby alles aan een goed doel heeft nagelaten.’
‘Mij ook niet. En dat zou hun verdiende loon zijn,’ viel Bridie haar bij. ‘Als ze niets, geen cent, zouden erven!’
‘Zelfs Precious kan nog beter naar het goede doel,’ voegde miss Ferrel eraantoe. ‘Want die akelige nichten schoppen het beestje de straat op.’
‘Werk is werk, maar ik denk niet dat ik blijf als zij hier komen wonen,’ zei Bridie. ‘Ik had nooit gedacht dat ik Mrs. Grimsby nog eens zou missen.’
Miss Ferrel trok hoofdschuddend haar wenkbrauwen op. ‘Je bent een merkwaardig meisje, Bridget.’
De daaropvolgende week bleven Bridie en miss Ferrel in het huis aan Fifth Avenue. Ze hoorden niets van de familie, dus ook al was Mrs. Grimsby er niet meer, toch deden ze zo veel mogelijk gewoon hun werk. Bridie nam stof af en miss Ferrel ruimde het bureau op en ordende de papieren van de oude dame. Toen ze daarmee klaar was, haalde ze alle boeken uit de kast en zette ze in alfabetische volgorde.
Aan het eind van die week stopte de glimmende auto van Mr. Williams voor het huis. De advocaat zag er in zijn pak met hoed even onberispelijk uit als altijd. Toen Miss Ferrel hem opendeed, vroeg hij miss Doyle te spreken. Hij had haar iets belangrijks te zeggen.
In de studeerkamer zette hij zijn koffertje op het bureau en schonk Bridie een welwillende glimlach. ‘Goedemorgen, miss Doyle. Zoals u weet ben ik de advocaat van Mrs. Grimsby. Om te beginnen mijn deelneming met uw verlies.’ Hij ging zitten en zette zijn bril op. ‘Ter zake. U bent er misschien van op de hoogte dat haar testament gisteren is geopend, in aanwezigheid van haar familie.’ Bridie sloeg haar ogen neer en keek naar haar handen die rusteloos in haar schoot lagen. ‘Het kwam als een enorme verrassing voor de familie toen bleek dat Mrs. Grimsby u tot enige erfgenaam had aangewezen, miss Doyle.’
‘Eh… Ik… ik begrijp het niet.’ Bridie was doodsbleek geworden.
Er dansten pretlichtjes in de ogen van Mr. Williams. Hij genoot zichtbaar van de situatie. ‘Dan zal ik me duidelijker uitdrukken, miss Doyle. Amper een paar maanden geleden heeft Mrs. Grimsby me bij zich laten komen om haar testament te veranderen. Haar familie zou raar opkijken, zei ze, maar die had haar nooit een greintje oprechte liefde of genegenheid betoond. “Miss Doyle is daarentegen altijd volstrekt loyaal geweest.” Zo zei ze het letterlijk. “Loyaler dan alle anderen in mijn omgeving. Dus het is met enorm veel genoegen dat ik haar alles nalaat wat ik bezit. En het doet me nog veel meer genoegen om mijn familie uit mijn testament te schrappen. Geen cent krijgen ze van me!”’ Met behendige vingers opende Mr. Williams zijn koffertje. ‘Ik zal u de papieren laten zien. Het gaat om haar volledige bezit en een aanzienlijk kapitaal op de bank.’ Hij schonk Bridie een tevreden glimlach. ‘Maar er zijn twee dingen die ze met name heeft genoemd. Haar boek met de gedichten van Yeats. En dit.’ Hij haalde het gouden medaillon tevoorschijn en gaf het aan Bridie. ‘Mrs. Grimsby heeft de wens uitgesproken dat u zowel het boek als het medaillon met dezelfde zorg en liefde zult behandelen als zij dat altijd heeft gedaan.’ Bridie hield het medaillon in haar bevende handen. ‘Maakt u het gerust open, miss Doyle,’ moedigde Mr. Williams haar aan.
Dat deed Bridie. Door een waas van tranen zag ze achter het glazen venstertje een klein groen klaverblad.