25
‘Bridget, je hebt mijn japon te heet gewassen! Hij is gekrompen,’ zei Mrs. Grimsby beschuldigend toen Bridie uit alle macht probeerde de haakjes en ogen op de rug dicht te maken. ‘Je verwacht toch niet dat ik hierin de deur uit ga?’ Het lag voor op Bridies tong om te zeggen dat niet de jurk kleiner was geworden, maar dat Mrs. Grimsby nog volumineuzer was geworden dan ze al was. Ze was echter wel zo verstandig haar mond te houden. ‘Ik begrijp niet hoe Lady Deverill het met je heeft uitgehouden. Wat heb je aan een sloddervos als kamenier? Ik zie je toekomst somber in als je geen japonnen kunt wassen zonder ze te laten krimpen tot een kindermaatje. Maar daar denk jij natuurlijk anders over. Jij denkt dat ik dikker ben geworden. Ja, ik weet heus wel wat er omgaat in dat nare hoofd van je!’
Bridie liet haar uitrazen. Ervaring had haar geleerd dat ze beter niets kon zeggen, want Mrs. Grimsby wenste niet te worden tegengesproken. Na lang zwoegen had ze eindelijk alle haakjes dicht, ook al stonden de naden van de japon op knappen. ‘Ik krijg amper lucht, Bridget. Wil je me soms dood hebben? Net als de rest? Ze zouden me allemaal het liefst onder de groene zoden zien verdwijnen.’ Mrs. Grimsby keerde zich naar Bridie toe. Haar bezwete gezicht zag vurig roze. ‘Ze verbeelden zich dat ik ze niet doorheb, maar ik kijk dwars door ze heen. Ze denken dat ik niet goed wijs ben, maar het is andersom! Want ik weet hoe ze zijn. Hebzuchtige, inhalige, schijnheilige lijkenpikkers, dat zijn het. Geld is een vloek, Bridget. Dat kun jij je niet voorstellen, maar als je rijk bent weet je nooit of mensen je aardig vinden om wie je bent of om wat ze van je hopen te krijgen. Soms zou ik liever net zo arm zijn als jij. En dan hoeft er maar één te zijn die oprecht om me geeft. Meer heb ik niet nodig. Heb jij mensen die om je geven, Bridget?’
‘Nee,’ antwoordde Bridie zacht.
‘Dat komt omdat je jezelf niet weet te presenteren. Het zou al helpen als je af en toe glimlachte.’ De oude dame grinnikte, maar dat viel niet mee in de dwangbuis van haar japon. ‘Nu ga je natuurlijk zeggen dat er niets te lachen valt. Dat ik je het leven wel erg zwaar maak. Nou, dan kan ik je uit de droom helpen. Míjn leven, dat is pas zwaar! Na Eliots dood is alles veranderd. Toen was ik ineens helemaal alleen, net als jij. Toen moest ik ineens leren voor mezelf op te komen. Maar net zoals het mij is gelukt, gaat het jou ook lukken om een sterke vrouw te worden, Bridget. Misschien leer je zelfs om te glimlachen. En als je dat eenmaal kunt, vind je misschien ook wel een man. Dan kun je zijn kleren ook te heet wassen. Zo, en nu wil ik dat je me uit deze japon helpt. Die kan ik onmogelijk aan. Je hebt hem geruïneerd. Haal maar een andere. Die blauwe. Of is die soms ook gekrompen?’
Mrs. Grimsby verliet het huis in de blauwe japon, die strak om haar enorme boezem spande. Ze waaierde zichzelf krachtig koelte toe en hijgde van inspanning. Bridie keek haar met een zucht van verlichting na. Ook al was ze aan haar tirades gewend, ze voelde zich er nog altijd door geraakt. In haar herinnering ging ze terug naar die eerste keer dat Mr. Deverill haar in zijn armen had genomen en ze voelde een overweldigend verlangen om bemind te worden. Terwijl Mrs. Grimsby vertrok naar haar afspraak, leunde Bridie tegen de muur in de hal. Het duizelde haar toen ze de herinneringen die ze zo lang diep had weggestopt, niet meer kon weerstaan; herinneringen aan de tijd toen ze in Kitty nog een vriendin had gehad. De periode waarin Mr. Deverill haar minnaar was geweest. Een man met sterke armen, een charmante glimlach en ogen die tot in haar ziel leken te kijken en die haar het gevoel gaven dat ze werd gekoesterd. Het gezicht van haar moeder verscheen voor haar geestesoog, gevolgd door dat van haar oma, de oude Mrs. Nagle, met haar pijp in de schommelstoel bij het vuur. Maar voordat ze zich door de beelden kon laten meeslepen, kwam Mr. Gordon nadrukkelijk hoestend de hal in lopen. ‘Wat doet u hier?’ vroeg hij streng, want de voordeur viel onder zijn verantwoordelijkheid, niet onder de hare.
‘Ik heb Mrs. Grimsby naar de auto gebracht.’ Bridie drong de beelden van Ierland en de weemoed die ze opriepen haastig naar de achtergrond.
‘Dan had u mij moeten roepen. Ik werk al veertig jaar voor Mrs. Grimsby. Ze geeft er de voorkeur aan om door mij in de auto te worden geholpen. Hebt u wel gezorgd dat ze een fles water bij zich heeft?’
‘Nee… ik…’
‘Lieve hemel,’ verzuchtte hij, zichtbaar genietend van haar onzorgvuldigheid. ‘Het is snikheet. Dan krijgt ze dorst. Dus ze wil altijd een fles water bij de hand hebben.’
‘Ik nam aan dat de chauffeur…’ begon Bridie.
‘U moet nooit iets aannemen, miss Doyle. Door dingen zomaar “aan te nemen” ben ik niet haar meest toegewijde en vertrouwde bediende geworden. Er wordt van u verwacht dat u uw hoofd gebruikt, zodat zij dat niet hoeft te doen. Ze is oud en broos, ook al denkt u misschien van niet. Ik ben een van de weinigen die zo bevoorrecht zijn ook haar zachtere kant te zien te krijgen. Wanneer ze straks thuiskomt, zal ze last hebben van de hitte. Dus ik zou maar zorgen dat u een verfrissend bad en koud water klaar hebt staan. Heeft ze ook gezegd waar ze heen ging?’
‘Nee, daar heeft ze niets over gezegd.’
Mr. Gordon glimlachte hautain. ‘Aha, laten we het er maar op houden dat ze luncht met familieleden die ze verfoeit. Met alle gevolgen van dien voor haar humeur. Bereid u daar maar vast op voor. Het is een wonder dat u het hier al zo lang volhoudt. Volgens miss Ferrel komt dat doordat u nergens anders heen kunt.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Deze betrekking trekt ongetwijfeld een zware wissel op u. Of hoopt u soms haar zachte kant ook te mogen ontdekken?’
‘Nee, Mr.Gordon, ik zou niet durven.’
‘Mooi zo. Want ik heb er dertig jaar over gedaan om haar vertrouwen te winnen. Ik denk niet dat Mrs. Grimsby er over dertig jaar nog zal zijn. En het zou me verbazen als u het hier nog dertig dagen volhoudt.’
Bridie liep de hal uit, de trap op. Terwijl ze de kamer van Mrs. Grimsby aan kant maakte en de versmade japonnen weer in de kast hing, veegde ze af en toe een traan weg. Waarom bakte Mrs. Gottersman in ’s hemelsnaam al die cakes en taarten? De kokkin zag toch ook dat de oude dame veel te zwaar was? Bridie liet zich op een stoel vallen en sloeg haar handen voor haar gezicht. Ze was moe. Ze had in geen maanden meer een nacht ongestoord kunnen doorslapen. Mrs. Grimsby wekte haar voor het minste of geringste. Om achter de gordijnen te kijken of zich daar een geest verborgen hield. Om haar gerust te stellen dat ze niet alleen was. Of om haar de kamerpot te brengen. Bridie kende niemand die zo vaak en zo graag op de po ging.
Ze zou het liefst naar Mrs. McGuire zijn gegaan, om haar te vragen een andere betrekking voor haar te zoeken. Maar Bessie McGuire had al genoeg voor haar gedaan. Als ze tijd had gehad, zou Bridie wel bij haar langs zijn gegaan, al was het maar om een vriendelijk gezicht te zien. Maar ze mocht amper de deur uit en ze had maar één vrije dag in de maand. Bovendien weigerde ze op te geven. Dat voelde als een nederlaag, zowel tegenover Mrs. McGuire, als tegenover zichzelf. Ze had gezondigd door ongehuwd zwanger te raken. Daar moest ze voor boeten door hard te werken en offers te brengen. Haar enige hoop was dat God haar dan misschien zou vergeven.
Toen Mrs. Grimsby tegen het eind van de middag weer thuiskwam, werd ze bij de deur verwelkomd door Mr. Gordon. Bridie keek toe, verscholen op de overloop. Ze spraken op gedempte toon, de butler helde als buigend riet naar de oude dame toe, zodat hun hoofden elkaar bijna raakten. Mrs. Grimsby klopte hem dankbaar op de hand en schudde haar deinende kinnen. Met zijn hoofd een beetje schuin luisterde Mr. Gordon aandachtig en vol medeleven naar wat ze zei. De oude dame glimlachte vluchtig en wuifde zichzelf koelte toe. Haar gezicht was rood en bezweet, van de hitte maar ook van de wijn, zoals haar licht zwalkende tred deed vermoeden. Ze klopte Mr. Gordon nogmaals op de hand en keek vanonder haar zwart geverfde wimpers bijna lonkend naar hem op. Als een jong meisje dat een jongen die haar leuk vond een sprankje hoop gaf.
Toen Mrs. Grimsby naar de trap liep kwam Bridie haar tegemoet. ‘Goedemiddag, madam.’
Op slag verhardde het gezicht van de oude dame. Van het meisje dat naar Mr. Gordon had gelonkt, was niets meer over. Het had plaatsgemaakt voor de norse, onhebbelijke werkgeefster die moeizaam, in een veel te strakke japon de trap op klom. ‘Help me onmiddellijk uit deze jurk!’ snauwde ze terwijl ze driftig naar haar slaapkamer liep. ‘Je had me nooit zo de deur uit mogen sturen. Ik heb me de hele dag ellendig gevoeld.’ Ze strompelde de kamer binnen en keerde haar rug naar Bridie, steun zoekend bij de ladekast. Toen Bridie alle haken en ogen had losgemaakt, liet Mrs. Grimsby zich in haar onderjurk op het bed vallen. Haar enorme lijf lag uitgeteld op de sprei. Wasbleek, met haar ogen gesloten en haar mond open zag ze eruit als een lijk. Op haar reutelende ademhaling na. ‘Wuif me koelte toe!’ commandeerde ze. Bridie pakte de waaier van de ladekast en vouwde hem open. Terwijl ze ermee voor het gezicht van Mrs. Grimsby heen en weer bewoog, keek ze naar het trillende grijze dons langs de haarlijn en zag ze hoe de zweetdruppeltjes rond de neus en tussen de zachte haartjes op de bovenlip geleidelijk aan verdwenen. Zwijgend luisterde ze naar de ademhaling van de oude dame en bleef ze haar koelte toewuiven tot ze zeker wist dat Mrs. Grimsby sliep. Af en toe trok er een huivering door het kolossale lichaam en ademde Mrs. Grimsby diep en zwaar door haar neus. Eén keer deed ze haar ogen open, zichtbaar verrast dat haar dienstmeisje nog altijd over haar heen gebogen stond. Maar Bridie durfde niet weg te gaan. Want als Mrs. Grimsby wakker werd en ontdekte dat ze was verdwenen, dan zwaaide er wat. En dus bleef Bridie haar koelte toewuiven tot haar armen pijn deden.
De dagen werden korter. Mrs. Grimsby sloeg tijdens haar thee op de veranda een sjaal om haar schouders wanneer de zon achter het huis verdween en het begon af te koelen. Ze leek geen behoefte meer te hebben aan mensen om zich heen, ze ging steeds minder op bezoek en ontving ook minder vaak gasten. In plaats daarvan zat ze liever alleen in de tuin of op de veranda, uitkijkend over de oceaan of verdiept in een boek, met haar leesbril op haar neus. Op een zondag, tegen het eind van augustus, werd Bridie in de tuin ontboden. Mrs. Grimsby zat in een duifgrijze japon op de schommelstoel, luisterend naar het zingen van de vogels. Ze leek in gedachten verzonken, haar gezicht stond verrassend zacht en ontspannen.
‘Ik wil dat je me voorleest.’ Ze gaf Bridie een boek. ‘En met gevoel! Alice las alles op dezelfde toon. Haar stem klonk doods. Trouwens, in haarzelf zat ook niet veel leven. Ze zag eruit als zo’n geprepareerde vis in een lijstje aan de muur. Nou, vooruit. Je hoeft niet “mooi” te zitten, alleen maar te lezen.’ Ze aaide haar kat en sloot vol verwachting haar ogen.
‘Een verzameling gedichten, door William Butler Yeats,’ las Bridie.
‘Het is het eerste cadeau dat ik van mijn man heb gekregen. Yeats is een Ier. Dus ik dacht dat je dat wel leuk zou vinden. En door je accent klinken zijn gedichten nog authentieker, stel ik me voor.’ Mrs. Grimsby hield haar ogen nog altijd gesloten. Bridie verbaasde zich over zo veel vriendelijkheid. Of had de oude dame een Ierse dichter uitgekozen om haar pijn te doen? ‘Ken je Yeats?’ vroeg Mrs. Grimsby.
‘Ja.’
‘Gelukkig maar. Niets zo saai als een onnozele vrouw, zei mijn vader altijd. Hij heeft mijn moeder alles geleerd wat hij wist. Ze kwam niet uit een geprivilegieerd milieu, maar ze bezat een scherpe geest. Je bent geen schoonheid, Bridget, maar als je ook nog onnozel zou zijn kwam je nooit aan de man.’ Ze deed haar ogen open en keek Bridie aan als een havik die zijn prooi fixeerde. ‘Je wilt toch wel een man, hè?’
‘Nee, ik trouw niet,’ antwoordde Bridie vastberaden, misschien zelf wel het meest verrast door de stoutmoedigheid waarmee ze de blik van Mrs. Grimsby beantwoordde.
‘Merkwaardig,’ oordeelde Mrs. Grimsby. Bridie sloeg alsnog haar ogen neer, niet langer opgewassen tegen haar dwingende ogen. ‘Natuurlijk trouw je,’ klonk de snerpende stem van Mrs. Grimsby. ‘Dat doen alle meisjes, want we leven in een mannenwereld, Bridget. Als vrouw alleen ben je hulpeloos, tenzij je geld hebt. Want geld mag dan niet gelukkig maken – kijk maar naar mij – het geeft je wel macht.’ Ze begroef haar dikke vingers in de vacht van de kat. ‘Het is alleen de kunst om de juiste man te vinden. En dat blijft altijd een gok.’
‘Ik ben bij u in betrekking, madam. Verder dan dat denk ik niet.’
Mrs. Grimsby fronste haar wenkbrauwen. ‘En kinderen dan? Wil je die ook niet?’
‘Daar denk ik ook nooit aan,’ antwoordde Bridie zonder blikken of blozen, terwijl ze de stem van haar hart wanhopig het zwijgen oplegde.
‘Ik heb nooit kinderen gekregen, maar ik ben wel gezegend met enorme rijkdom. Eliot was uitzonderlijk getalenteerd. En een buitengewoon succesvol industrieel. Het gevolg is dat ik word omringd door parasieten die zich aan me vastklampen vanwege mijn geld. Neem Paul bijvoorbeeld, mijn neef de hyena. Denk je dat hij voor zijn plezier bij me langskomt?’
‘Hoezo, vindt hij het dan niet prettig u te bezoeken?’
‘Nee, natuurlijk niet. Hij hoopt dat ik snel doodga. Ze hopen allemaal dat ze van me erven.’ Mrs. Grimsby snoof minachtend. ‘Enfin. Ik had je gevraagd om me voor te lezen. Begin maar met “Het meereiland Innisfree”.’
Bridie bladerde naar het gedicht, haalde diep adem en begon te lezen. ‘Ik wil hier alles laten en heengaan, en gaan naar Innisfree…’ Toen ze vluchtig opkeek, zag ze dat Mrs. Grimsby opnieuw haar ogen had gesloten. Haar onderkinnen rustten op haar boezem, haar vingers woelden nog altijd door de vacht van de kat die vredig lag te slapen op haar schoot. ‘Een hut zal ik er bouwen, gemaakt van bies en klei.’
Zonder haar ogen open te doen, sloot Mrs. Grimsby zich bij Bridie aan. ‘Ik zal er negen rijen bonen hebben, een korf voor de honingbij, en in het zacht gegons zal ik wonen, alleen…’ De stem van de oude dame stierf weg en tot Bridies verrassing zuchtte ze van genot. ‘Prachtig, Bridget. Echt prachtig.’ Ze zuchtte nogmaals.
Bridie las door, blozend dankzij het zeldzame compliment dat zo warm en oprecht had geklonken. Toen ze bij het slot van het gedicht was aangekomen vulden haar ogen zich met tranen. Het kostte haar moeite haar stem vast te doen klinken, want elke regel, elke strofe bracht haar dichter bij huis. ‘Ik wil hier alles laten en heengaan, want nacht en dag, Hoor ik hoe het water aan de oevers fluistert; Ik hoor het langs de weg, of lopend langs de huizen, Ik hoor het in het diepst van wat ik ben.’ Terwijl ze het las, zag ze hun kleine boerderij, waar haar vader en moeder rond de keukentafel dansten. Hun ogen schitterden, ze lachten stralend, alsof ze alles om zich heen waren vergeten en alleen op de wereld waren. Bridie had kunnen zweren dat ze de klanken van een viool hoorde, aangevoerd door de wind, over de zee van tijd en afstand.
‘Dat heb je schitterend voorgelezen,’ zei Mrs. Grimsby zacht. Bridie keek op. Er lag een blos op het gezicht van de oude dame, haar wangen glommen als de wangen van een kind. ‘Vertel me eens over Ierland,’ zei ze en Bridie was opnieuw verrast door de tedere klank in haar stem. ‘Is het echt zo mooi als Yeats het beschrijft?’
‘Het is nog veel mooier.’ Denkend aan haar verre thuis voelde Bridie een steek van pijn in haar hart.
‘En hoe zit het met de elfen? Bestaan ze echt?’
‘Mijn vriendin Kitty kan ze zien,’ zei Bridie zacht, ineens bang dat ze te veel had gezegd en dat Mrs. Grimsby haar vrijmoedigheid zou afkeuren.
In plaats daarvan leek ze over Bridies woorden na te denken. ‘Die Kitty, is dat miss Kitty Deverill?’ vroeg ze ten slotte.
‘Ja.’
‘En ze was je vriendin?’
‘Ja, dat was ze…’ Bridies stem stierf weg. De vriendschap tussen Kitty en haar was voorbij.
‘Dat is wel erg ongebruikelijk.’ Mrs. Grimsby deed haar ogen open. ‘Kitty’s moeder was vast niet gelukkig met die vriendschap.’
‘Kitty’s moeder heeft er nooit iets van geweten.’
Mrs. Grimsby trok haar wenkbrauwen op. ‘Dus het ging allemaal in het geniep! Wat een uitgekookt stel waren jullie.’ Bridie schaamde zich, maar Mrs. Grimsby lachte erom. ‘Vertel eens wat over Kitty.’
‘Ze is voor niets of niemand bang.’
‘En verder…’ drong Mrs. Grimsby aan. ‘Hoe ziet ze eruit? Wat is ze voor iemand?’
Bridie legde het boek op haar schoot. ‘Ze heeft titiaanrood haar en ze is onstuimig, eigenzinnig, niet in het gareel te houden. En ze kan geesten zien. Dat is een gave. Die heeft ze geërfd van haar grootmoeder.’
‘Geesten? Wat voor geesten?’ Mrs. Grimsby boog zich naar voren.
Bridie klapte het boek dicht. ‘Er wonen een heleboel geesten op kasteel Deverill.’
‘Hoe komt dat zo?’
‘O, dat is een lang verhaal.’
‘We hebben de hele middag de tijd.’ De oude dame leunde weer naar achteren en ze installeerde zich genietend, als een broedse kip. ‘Dus vertel maar. Ik wil het van a tot z horen.’
Bridie haalde diep adem, ze vertrouwde het plotselinge enthousiasme van de oude dame nog niet helemaal. ‘Het is het verhaal van Barton Deverill en van de vloek waardoor hij werd getroffen.’