30

 

 

 

 

New York, Amerika, 1923

 

 

Bridie zat in de tuin van Mrs. Grimsby’s huis aan Fifth Avenue, met de schoenendoos uit Ballinakelly op schoot. De doos was het enige wat haar verbond met haar verleden, en met haarzelf. Ze zou dolgelukkig moeten zijn dankzij de reusachtige erfenis, maar ze voelde zich angstig. En klein, en verloren, en erg ver van huis.

Tot op dat moment had Bridie nooit enige zeggenschap gehad over haar bestaan, maar altijd gedaan wat haar werd opgedragen. Ze had zich door de stroom van het leven laten meevoeren, haar bestemming was altijd duidelijk geweest. Maar door Mr. Deverill had haar leven een andere loop genomen en was ze in een vreemd land, helemaal aan de andere kant van de oceaan, terechtgekomen. Ondanks alle onzekerheid had ze een zekere troost geput uit de grenzen die de tirannieke Mrs. Grimsby haar oplegde. Met de dood van de oude dame was Bridie plotseling onafhankelijk geworden, maar ook stuurloos, zonder iemand die haar zei wat te doen.

Voorzichtig deed ze de doos open. Het zwarte lakleer van de dansschoenen die ze jaren geleden van Lady Deverill had gekregen, glansde nog net als toen. Er welde een snik op in Bridies keel, een dikke traan viel op haar hand toen ze een van de schoenen uit de doos nam. De zilveren gesp glinsterde in de zon en Bridie dacht aan haar vader. Ze zou er al het geld van Mrs. Grimsby voor willen geven om hem terug te hebben, desnoods voor één dag. Hij zou wel weten wat ze moest doen. Ze probeerde zichzelf moed en vertrouwen in te spreken, maar het was tevergeefs. Ze werd verteerd door heimwee, door een gevoel van leegte en eenzaamheid dat als een loden last op haar drukte.

Net toen de wanhoop haar te machtig dreigde te worden, zag ze in de glimmende gespen de gezichten van de meisjes op school die haar hadden bespot omdat ze ‘als landloper’ zulke mooie schoenen droeg. Op slag veranderde haar wanhoop in wrok. Uitdagend stak ze haar kin naar voren en veegde ze met de rug van haar hand over haar ogen. Ze was geen landloper! Ze was een rijke vrouw! Op haar drieëntwintigste had ze niet alleen geld maar ook bezittingen die een vermogen waard waren. Ze kon wel honderd paar schoenen kopen als ze dat wilde. En van het ene op het andere moment verhardde de angst die haar week maakte, tot graniet. Ze zou iedereen laten zien dat ze niet met zich liet spotten! Zelfs Kitty, die het hart van Jack had gestolen en het hare daardoor had gebroken. Als ze dat niet had gedaan, zou Bridie niet gevoelig zijn geweest voor de avances van Mr. Deverill. Dan was het allemaal niet gebeurd. Zonder Kitty had ze nog met haar moeder en haar oma bij het vuur gezeten. En misschien ook wel met Jack. Zonder Kitty zou hij misschien ook van haar hebben gehouden.

Ze stond op en liep naar binnen. Miss Ferrel, Mr. Gordon en Mrs. Gottersman waren vertrokken, met een verbitterde trek om hun mond die verried hoe onrechtvaardig ze zich behandeld voelden. Bridie besefte dat ze allemaal op althans een deel van Mrs. Grimsby’s fortuin hadden gehoopt. Dat ze daar zelfs op hadden gerekend. Door die zachte klopjes op hun hand, door de vertrouwelijke gesprekjes die ze met hen voerde, had Mrs. Grimsby hen allemaal in de waan gebracht dat ze een bijzondere positie innamen. De oude spin in het web had ervan genoten hen te manipuleren. En hun uiteindelijk het nakijken te geven. Inmiddels had Bridie begrepen dat niet Mr. Gordon of miss Ferrel dat geld onder het bed had gelegd, maar Mrs. Grimsby zelf. Misschien bij wijze van test. Om te zien wie ze kon vertrouwen, wie het verdiende van haar te erven. Nou, zij verdiende dat veel minder dan de rest van het personeel, vond Bridie. Nu ze rijk was zou ze het geld met de anderen delen. Al was het maar om de oude dame dwars te zitten. Mrs. Grimsby had haar personeel tijdens haar leven genoeg narigheid bezorgd. Het leek niet meer dan rechtvaardig wanneer de bedienden door haar dood werden beloond voor wat ze hadden moeten verdragen.

Bridie dacht terug aan de tijd toen Kitty en Celia zich hadden opgedoft voor het zomerbal, terwijl zij in de keuken had moeten werken en alleen door een kier van een deur, door een spleet in de gordijnen naar al die pracht had mogen kijken. Ze herinnerde zich de mooie japonnen van Kitty en Celia, hun zorgvuldig ingevlochten haar, hun leren laarsjes en zijden kousen, hun fraaie jassen en handschoenen. En een gevoel van haat dat haar tot op dat moment vreemd was geweest, ontkiemde in haar. Een gevoel van haat dat zich als woekerkruid rond haar hart zou slingeren, om de goedheid daarin te verstikken die haar niets had opgeleverd. Haar tijd was gekomen, dacht ze rancuneus. Ze ging schoenen en japonnen kopen, net zo mooi als die van Kitty en Celia, en ze ging trouwen met de rijkste man die ze kon vinden, want dat was de manier om status te verwerven en respect af te dwingen. Nu ze rijk was, zou ze een felbegeerde partij zijn.

Vastberaden om iets van haar leven te maken nam Bridie bezit van het huis aan Fifth Avenue, waarvan de heksentoren haar niet langer angst aanjoeg. Ze had jarenlang de kans gehad Kitty te observeren, dus ze wist hoe ze zich als een dame diende te gedragen. Hoe ze zich moest kleden, hoe ze moest staan, hoe ze zich in een gezelschap hoorde te bewegen. Ze wist hoe ze haar Ierse accent moest camoufleren, hoe ze met opgeheven hoofd door het leven moest gaan en hoe ze de schone schijn moest ophouden. Was dit niet wat ze altijd had gewild? Een ander leven? Een ander leven dan dat van Bridie uit Ballinakelly?

Om te beginnen vroeg ze Rosetta om bij haar in dienst te komen als kamenier. Ze genoot van haar nieuwe rol. Nu was zij de vrouw des huizes, met Rosetta als haar bediende, net zoals zij vroeger Kitty’s kamenier was geweest. Aanvankelijk wees Rosetta het aanbod af. Ze zou zich niet op haar gemak voelen, als kamenier van haar vriendin, zei ze. Maar Bridie wist haar over te halen door haar meer loon te bieden dan ze ergens anders ooit zou krijgen. ‘Laten we zeggen dat je mijn gezelschapsdame bent,’ opperde Bridie. ‘Het kan me niet schelen hoe je jezelf noemt. Ik wil je gewoon bij me hebben, dat is alles. Je bent mijn enige echte vriendin en ik heb je nodig.’ Uiteindelijk zwichtte Rosetta. Bridie schakelde Mrs. McGuire in om, tegen een royale vergoeding, een kok en een butler voor haar te vinden. Ze gooide de ramen open om het huis te luchten; om het te bevrijden van de laatste restanten van Mrs. Grimsby’s norse aanwezigheid en van de verschaalde geur van haar oude lichaam. Ze liet de zon binnen, om het huis te doen stralen van geluk, net als kasteel Deverill in de zomer, wanneer de Ierse zon door de hoge ramen naar binnen scheen en de hal in een gouden gloed dompelde.

Het nieuws dat de rijke weduwe haar hele bezit aan haar kamenier had nagelaten, kreeg uitvoerig aandacht in de pers en het duurde niet lang of Bridie was een cause célèbre. Ze bracht de tongen danig in beroering. Sommigen vonden het schandalig dat de weduwe haar familie het nakijken had gegeven en beschuldigden Bridie ervan dat ze van meet af aan op het geld van de oude dame uit was geweest. Anderen geloofden daarentegen dat de hardwerkende kamenier recht had op elke penny die ze van Mrs. Grimsby had geërfd. Amerika was tenslotte het land waar hard werken werd beloond en miss Doyle had keihard gewerkt voor haar erfenis, terwijl de familie van Mrs. Grimsby niets had gedaan om haar kapitaal te verdienen, behalve haar in de laatste maanden van haar leven opportunistisch naar de mond praten. De discussie werd behalve in de pers ook in de hogere kringen van New York gevoerd, waar Bridie hét onderwerp van gesprek was tijdens voorname lunches en diners. De meningen bleven verdeeld. De deftige oude families aan Fifth Avenue haalden hun neus op voor de parvenu uit Ierland die hun buurvrouw was geworden, en hielden hun deuren voor haar gesloten. De minder conventionele jongere generatie daarentegen, die veren in het haar droeg en danste op jazzmuziek in geheime kroegen waar illegale drank rijkelijk vloeide, was nieuwsgierig naar de beruchte miss Doyle.

Het duurde niet lang of Bridie kreeg niet alleen damesbezoek, uit nieuwsgierigheid en uit de behoefte om fondsen te werven voor goede doelen, maar er kwamen ook mannen aan de deur; types zonder scrupules die op zoek waren naar een rijke vrouw. De eerste man die Bridie een bezoek bracht, was niemand minder dan Paul Henkin, ‘mijn neef de hyena’ zoals Mrs. Grimsby hem had genoemd. Bridie had hem nooit gemogen, met zijn terugwijkende kin en de berekenende blik in zijn ogen. Toen ze nog voor zijn tante werkte, had er nog geen ‘dankjewel’ afgekund, maar nu was hij een en al onoprechte charme en pluimstrijkerij. Vanuit Mrs. Grimsby’s stoel in de oranjerie nam Bridie hem minachtend op, want ze doorzag hem als de opportunist die hij was en die misbruik probeerde te maken van haar naïviteit en onervarenheid. Maar ze was niet gek. Mrs. Grimsby had haar geleerd cynisch te zijn ten aanzien van de beweegredenen van haar medemens. Dus ze stuurde de neef zonder pardon de deur uit en besloot op zoek te gaan naar een man die net zo rijk was als zij. Nu ze geld had, was ze niet van plan dat weer kwijt te raken door een onverstandig huwelijk.

Maar als alleenstaande jonge vrouw was ze kwetsbaar, een gemakkelijke prooi voor mannen met oneerbare bedoelingen. Zonder chaperon of iemand die haar vergezelde, kon ze zich niet vrijelijk bewegen. Ze had geen vader en geen broer om haar te escorteren, geen vriendin die zich over haar kon ontfermen. Er was echter een man op wie ze veilig een beroep kon doen; een man die haar kon adviseren in deze uiterst ongebruikelijke en delicate situatie.

‘Bedankt voor uw komst, Mr. Wiliams,’ zei ze vanuit Mrs. Grimsby’s stoel in de oranjerie, waar het zachte zonlicht van de vroege herfst haar in een warme, gouden gloed dompelde.

De advocaat schonk haar een geamuseerde, maar tegelijkertijd bewonderende glimlacht. Het lelijke eendje was veranderd in een zwaan. ‘Mag ik u complimenteren met uw charmante verschijning, miss Doyle?’

‘Tja, Mr. Williams, geld stelt een vrouw in staat er op haar best uit te zien.’

‘Geld is geen oplossing, maar het maakt de dingen wel gemakkelijker. Hoe dan ook, Mrs. Grimsby zou trots op u zijn.’

‘Ik ben haar dankbaar voor haar ruimhartigheid. Ze koesterde geen enkele genegenheid jegens haar familie. Wanneer haar nichten en haar neef haar bezochten – hier, in deze zelfde kamer – doorzag ze hun valse vleierij. Ze sprak hen niet tegen, maar ze wist waarvoor ze kwamen.’

‘Ooit is ze net zo begonnen als u, miss Doyle. Haar moeder was als klein meisje met haar ouders en de rest van het gezin uit Ierland hierheen gekomen. Behalve de kleren die ze droegen, hadden ze niets. Helemaal niets. Wat haar onderscheidde van haar familie, was haar liefde voor de literatuur. Ze was dol op lezen, iets wat Mrs. Grimsby van haar erfde. Als kind al las ze alles wat ze te pakken kon krijgen. Mr. Grimsby was veel ouder dan zij. Hij had een goede opleiding genoten, maar ze zeggen dat hij getroffen was door haar intelligentie. Ze hebben elkaar leren kennen in de bibliotheek!’

‘Waar is hij zo rijk mee geworden?’

‘Met de fabricage van drukpersen,’ antwoordde Mr. Williams glimlachend. ‘Mr. Grimsby was een van die briljante ondernemers die een succes maken van elk project dat ze aanpakken. Voordat hij stierf was Mrs. Grimsby de ongekroonde koningin van het uitgaansleven in New York. Triest genoeg bleven haar baljurken in de kast toen ze alleen kwam te staan en werd ze in toenemende mate cynisch en zwartgallig. U kunt zich voorstellen dat de huwelijkskandidaten zich om haar verdrongen. Vanwege haar geld. Maar ze vertrouwde niemand. Ik vlei mezelf met de gedachte dat ze in mij wel vertrouwen had. Ik was niet op haar hand uit, noch op haar geld. Ze steunde op me als haar raadsman en vertrouweling. Toen u haar leerde kennen was ze een oude vrouw, miss Doyle. Maar ooit, in haar jonge jaren, was ze een schoonheid.’

‘Ik las haar altijd voor,’ vertelde Bridie weemoedig. ‘En dan leek het wel alsof ze milder werd. Alsof wat ik las, door het harde pantser drong waarachter degene die ze werkelijk was, zich verborg. Ik vond het fijn om haar voor te lezen.’

‘En nu staan al haar boeken tot uw beschikking.’

‘Inderdaad.’ Ze liet haar blikken over de planken gaan. ‘Haar boeken waren haar waarschijnlijk dierbaarder dan alles wat ze verder bezat.’ Bridie zuchtte en dwong zichzelf terug te keren naar het heden. ‘Ik heb uw hulp nodig, Mr. Williams.’

‘Zegt u het maar, miss Doyle. Wat kan ik voor u doen?’

‘Ik verkeer in een lastige positie…’ Ze aarzelde, niet goed wetend hoe ze haar situatie moest uitleggen zonder indiscreet te worden. ‘Ik ben alleen, in een stad waar ik nauwelijks iemand ken, zonder ook maar een echte goede vriend of vriendin in de hogere kringen…’

Mr. Williams glimlachte meelevend. ‘Wat vindt u ervan als ik u voorstel aan Mrs. Williams? Mijn vrouw heeft een rijk sociaal leven en ze zou het heerlijk vinden u te introduceren in haar vriendenkring. Een kleurrijke groep mensen die oprecht in u geïnteresseerd zullen zijn. Want dat is wat u nodig hebt, miss Doyle. Aanspraak en vermaak.’

‘Inderdaad.’

‘Een mooi huis en dure kleren, dat is allemaal prachtig, maar een vrouw in uw positie heeft vrienden nodig.’

‘Een vrouw in mijn positie heeft een man nodig, Mr. Williams. Vergeeft u me mijn openhartigheid. Een vrouw zonder man heeft geen status in onze maatschappij en kan zich niet vrijelijk bewegen. Ik heb een man nodig die net zo rijk is als ik. Niet iemand die alleen maar op mijn geld uit is.’

De advocaat leek verrast door haar openhartigheid. ‘Dat begrijp ik.’

Ze stond op. ‘Ik denk inderdaad dat u me begrijpt, Mr. Williams. Daarom heb ik u ook laten komen.’

De advocaat volgde haar naar de overloop. ‘Om een rijke man te vinden bent u hier in de juiste stad, miss Doyle.’ Hij schudde haar de hand.

‘Ik maak heel graag kennis met uw vrouw.’

‘Waarom komt u morgenavond niet bij ons eten?’ stelde hij enthousiast voor.

Bridie glimlachte. ‘Dat lijkt me enig.’

 

Bridie vond Elaine Williams onmiddellijk sympathiek. De vrouw van de advocaat was vrijmoedig, bruisend en energiek. Bridie schatte haar begin dertig. Rusteloos als een vogeltje zat ze geen moment stil, ze kwetterde onophoudelijk, bewoog druk met haar kleine witte handen, en haar lach klonk licht en luchtig als vogelgetsjilp. Haar korte, blonde haar viel in zwierige krullen om haar hoofd, haar grote blauwe ogen straalden, haar vlotte glimlach was warm en ondeugend.

‘Beaumont zegt altijd dat geld geven aan goede doelen dé manier is om de juiste mensen te leren kennen,’ vertelde ze Bridie. ‘En daar heeft hij gelijk in. Bij fundraisers ontmoeten de rijken elkaar. In deze stad draait alles om geld, Bridget. Oud geld gaat alleen met oud geld om, maar nieuw geld staat open voor iedereen. Dus met jouw geld ben je overal welkom! Dat zul je snel genoeg merken.’

Elaine ging meteen aan de slag. Ze nam Bridie mee naar de kapper, waar haar korte haar in een modieuze boblijn werd geknipt, licht golvend bij de slapen. Ze hielp haar met de keuze van een nieuwe garderobe – de meest flatteuze, soepel vallende japonnen tot net boven de knie, kunstzijden kousen, clochehoeden, veren boa’s, hoofdbanden met pailletten en schoenen met hakken. Ze leerde Bridie hoe ze zich moest opmaken, terwijl ze in Elaines rommelige slaapkamer naar jazz luisterden die uit de radio schalde. Bridie was een snelle leerling. Ze stortte zich op haar nieuwe rol met dezelfde toewijding als waarmee ze jarenlang op kasteel Deverill haar werk had gedaan, hetgeen haar uiteindelijk de promotie tot kamenier had opgeleverd. Terwijl Mr. Williams haar op financieel gebied adviseerde, ontfermde zijn vrouw zich over Bridies sociale leven. En allebei genoten ze ervan op te trekken met de jonge vrouw die in heel New York nog altijd het gesprek van de dag was.

In gezelschap van Elaine durfde Bridie te stralen. Ze liet zich dankbaar alle aandacht aanleunen tijdens bijeenkomsten waar geld werd ingezameld voor een goed doel. Bij aankomst liet ze zich fotograferen door de pers, en eenmaal binnen was ze het middelpunt van alle aandacht. En ze werd met respect behandeld, alsof ze meetelde! Behalve de oude New Yorkse families leek het niemand te kunnen schelen dat ze nog maar kort geleden als dienstmeisje had gewerkt. En er was niemand die haar verleden kende, niemand die wist hoe ver ze zich had opgewerkt vanuit een dorp als Ballinakelly. Ze speelde haar rol als een ervaren actrice en iedereen ging erin mee. Bridie zelf ook, want ze had geen keus. Dit was de rol van haar leven. Het duurde niet lang of ze vergat wie Bridie Doyle werkelijk was en waar ze vandaan kwam. Bridget Doyle was mooi, beroemd en – dat was het meest opwindend – geliefd en gewild. Ze had geen verleden, geen verdriet, geen zorgen want ze had geld genoeg om haar geluk te kopen. Met het enorme kapitaal dat ze had geërfd, vertrouwde ze erop dat ze nooit meer ongelukkig zou zijn.

 

In het nieuwe jaar liet Bridie zich meevoeren in een opwindende nieuwe wereld van overdaad. Ze had plotseling drommen vrienden en werd omstuwd door mannen die naar haar hand dongen. Ze ging van het ene feest naar het andere, waar ondanks de Drooglegging zwaar werd gedronken. Bridie ontdekte tot haar verrukking dat ze zich zelfverzekerder voelde wanneer ze drank op had. Een gin-tonic stelde haar in staat Kitty Deverill perfect te imiteren. De alcohol maakte dat ze haar remmingen verloor. Ze werd er spraakzamer en goedlachser van. En ze vond het heerlijk om te dansen. Om de armen van een man om zich heen te voelen. Om te worden bewonderd. In haar herinnering ging ze terug naar de meisjes in Ballinakelly die zo gemeen tegen haar waren geweest, en ze wenste dat ze haar nu konden zien. Ze vroeg zich af of haar toekomst toen al in de sterren geschreven had gestaan. Of alles voorbestemd was geweest.

De mannen die haar het hof maakten, waren zo verschillend als bonbons in een doos. Sommige – de chocolaatjes in een simpel papiertje – waren weliswaar romantisch, maar het ontbrak hun aan het enige wat voor Bridie telde: geld. Andere – de deftig verpakte bonbons – hadden wel geld, maar ze waren vulgair en vrijpostig, en ze hadden het veel te goed met zichzelf getroffen. En ten slotte waren er de exoten, de uitzonderingen in kleurige wikkels, die Bridie angst aanjoegen want ze was niet aan deze Europeanen gewend, hoewel hun indrukwekkende buitenlandse titels wel een zekere aantrekkingskracht op haar uitoefenden. Wanneer ze ’s avonds thuiskwam vertelde ze al haar avonturen in geuren en kleuren aan Rosetta, die geduldig op haar wachtte om haar te helpen met uitkleden wanneer ze te veel had gedronken, en die leek te genieten van haar verhalen over ongeschikte huwelijkskandidaten. Wanneer ze samen op Bridies bed lagen, gierend van de lach, vergaten ze hun nieuwe rol en waren ze gewoon weer vriendinnen, zoals ze ooit waren begonnen.

Het gebeurde een paar keer dat Bridie zich liet betoveren door een dichter of een schrijver, wiens gevoelige gezicht en zachtaardige manieren haar aan Jack deden denken, maar dan herinnerde ze zich wat ze zich had voorgenomen en wimpelde ze hun avances koeltjes af. Ze was niet van plan ooit nog verliefd te worden. Op niemand. De liefde had haar niets opgeleverd, behalve een gebroken hart. Als ze trouwde, dan deed ze dat om zekerheid in haar leven te hebben en omdat het huwelijk nu eenmaal een maatschappelijke vereiste was. De man met wie ze trouwde, zou haar metgezel zijn in het leven. Maar ze zou niet van hem houden.

 

Met Kerstmis ging ze alleen naar de mis. Rosetta bracht de dag door bij haar familie. In gedachten ging Bridie naar haar moeder en haar oma, naar Sean en Michael, en ze verdrong het gevoel van heimwee dat haar dreigde te overweldigen. Het was stil in de kerk. Zo stil dat ze de zachte, hardnekkig verdrongen stem van haar geweten kon horen. Zonder muziek, zonder het geluid van dansende, pratende, lachende mensen dat haar afleidde, kwamen de herinneringen aan Ballinakelly naar boven. De boerderij, de warme haard, de koeienstallen, de kou, de modder, het vocht, de armoede. Ja, vooral de armoede herinnerde ze zich maar al te goed. Nog niet zo lang geleden had ze niet eens schoenen gehad, los van de dansschoenen die ze van Lady Deverill had gekregen en die nog steeds in de doos zaten. Terwijl ze naar de marmeren Christus aan het kruis boven het altaar keek, dacht ze eraan hoe ze twee keer per dag had gebeden wanneer het Angelus werd geluid, hoe ze allemaal hadden geknield na het eten, hoe haar moeder was voorgegaan in gebed: Heer, open Gij mijn lippen door Uw kracht… Miste ze haar dochter? Bad ze voor haar? Bridie boog beschaamd haar hoofd en besloot vaker naar de mis te gaan. Ze mocht dan soms vergeten wie ze zelf was, maar wie God was, daarvan moest ze altijd doordrongen blijven.

Ineens kwam het idee bij haar op om naar huis te gaan, als een kurk die omhoogschoot naar de oppervlakte. Ze voelde een steek van heimwee naar de boerderij en naar de stoofpot van haar oma, naar de geur van natte grond en van koeien, naar de stemmen van haar broers die met een groot glas donker bier de sombere staat van Ierland bespraken. Ze verlangde naar de smaak van karnemelk en sodabrood, naar het stampen van dansende voeten, naar het ontroerende crescendo van stemmen die zongen, naar de hartverscheurende klanken van een eenzame viool. Maar de kurk zonk weer net zo snel als hij was komen bovendrijven. Naar huis gaan was onmogelijk. Ze was niet meer het meisje van vroeger. Het leven zoals ze dat in Ierland had geleid, bestond niet meer. Het enige wat ze daar zou vinden, was verdriet en verlies, herinneringen aan Jack, aan Mr. Deverill, aan het kindje dat ze had moeten afstaan en aan het kindje dat bij de geboorte was gestorven. Hier in New York had ze een nieuw leven opgebouwd. Hier was ze Bridget. En dat beviel haar. Hoe zou ze in haar mooie kleren naar Ierland kunnen teruggaan? Hou zou ze weer kunnen slapen op de stromatras van haar oude bed? Haar leven was zo anders geworden, ze was aan een bepaalde luxe gewend geraakt. Zelfs hier wist ze dat haar rijkdom onvermijdelijk een afstand zou scheppen tussen haar en Rosetta, hoezeer ze ook probeerde dat te voorkomen. Dus misschien was er door haar geld ook een afstand ontstaan tussen haar en haar familie. Zij was verdergegaan, haar familie was gebleven. Die deur was voorgoed achter haar dichtgevallen.

Na afloop van de dienst stak ze vier kaarsen aan voor haar familie, twee voor de kinderen die ze het leven had geschonken, en ten slotte een kaars voor de zielenrust van haar vader. Vervolgens liep ze mistroostig de kerk uit.

Bij de deur gekomen kruiste haar blik die van een heer met zilvergrijs haar en een keurige grijze baard. Hij schonk haar een welwillende glimlach. ‘Het is niet goed om met Kerstmis zo verdrietig te kijken, jongedame.’

Ze boog licht haar hoofd. ‘Ik ben niet verdrietig,’ zei ze beleefd. Toen liep ze naar buiten, waar de zon scheen.

‘Mij houdt u niet voor de gek.’ Hij kwam naast haar lopen. ‘Ik heb u tijdens de mis gadegeslagen. Als dit uw niet-verdrietige gezicht is, dan durf ik me nauwelijks af te vragen hoe u kijkt wanneer u verdrietig bent.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Lockwood is de naam.’

Bridie wierp een blik op zijn mooie jas, zijn dure pak en hoed, zijn paraplu met zilveren handvat waarin zijn initialen waren gegraveerd, en ze legde haar hand in de zijne. ‘Miss Doyle,’ stelde ze zich voor.

‘Dat wist ik al.’ Hij glimlachte schalks. ‘U bent tenslotte een beroemdheid in de stad.’ Bridie bloosde. ‘Het spijt me, ik wilde u niet in verlegenheid brengen,’ haastte hij zich te verklaren. ‘Maar u lijkt me zo alleen, en dat zie ik niet graag. Een vrouw alleen, die bovendien verdrietig kijkt. En helemaal als het gaat om een knappe vrouw.’

Bridie glimlachte, zwichtend voor zijn charme en voor de glimmende groene auto die langs de stoep stond, met daarnaast een gedienstige chauffeur met een pet, gekleed in een gesteven uniform, die blijkbaar zelfs met Kerstmis werkte. ‘Kijk, zo mag ik het zien. U woont hier vlakbij, dus sta me toe dat ik een eindje met u meeloop.’ Mr. Lockwood wuifde naar de chauffeur. ‘Ga maar vast naar huis, Maxwell. Ik red me wel.’ De chauffeur stapte in, de auto zette zich in beweging en reed weg door de gesmolten sneeuw.

Bridie keek de straat uit, die er verlaten bij lag. Iedereen was naar huis, voor de kerstlunch. Ze stopte haar handen in haar jaszakken en begon te lopen. ‘Zo te zien bent u ook alleen, Mr. Lockwood,’ zei ze glimlachend.

‘Mijn zoon is al naar huis. Hij had trek, dus hij kon niet langer wachten. Ik heb vier kinderen, maar de andere drie wonen niet in de stad. Mijn twee dochters zitten aan de westkust en in het diepe zuiden, en mijn andere zoon is naar Canada vertrokken. Ashley, die nog thuis woont, is mijn jongste.’ Ze stonden inmiddels voor Bridies huis. Mr. Lockwood had pretlichtjes in zijn grijze ogen. ‘We zijn bijna buren, u en ik. Ik heb Mrs. Grimsby gekend. Ze was een krachtige persoonlijkheid. Een vrouw die niet met zich liet spotten. Maar ik heb dit huis altijd wat grimmig gevonden. Dat komt waarschijnlijk door de toren. Die doet me denken aan een heksenhoed.’

Bridie schoot in de lach. ‘Dat is precies wat ik dacht toen ik hier kwam. Maar het huis jaagt me nu geen angst meer aan.’

‘Volgens mij is er maar weinig dat u angst aanjaagt, miss Doyle.’ Hij keek met een medelevende glimlach op haar neer. ‘Weet u zeker dat u zich niet eenzaam voelt, zo helemaal alleen?’

‘O, maar ik ben niet alleen. Ik heb een heleboel vrienden en -’

‘Natuurlijk hebt u die,’ viel hij haar in de rede. ‘Een knappe, rijke vrouw als u is altijd omringd door vrienden.’ Hij grinnikte vermoeid en een beetje cynisch. ‘Maar met wie viert u Kerstmis? Voor zover ik heb begrepen is uw familie in Ierland achtergebleven.’

‘Ja, ze…’

‘Ik ben een goed christen, miss Doyle. Dus ik zou u willen uitnodigen voor de kerstlunch. Het is niet goed dat een jonge vrouw zoals u alleen is met Kerstmis. Mijn zoon Ashley zal het verrukkelijk vinden, zo’n knappe jonge vrouw aan tafel. En ik zou u dankbaar zijn voor uw gezelschap. Want ik vrees dat Ashley en ik samen weinig inspirerend zijn.’

‘Is er geen Mrs. Lockwood?’ vroeg Bridie.

‘Nee, helaas niet. Ik ben weduwnaar.’

‘O, neemt u me niet kwalijk.’

‘Ik neem u helemaal niets kwalijk. Het leven geeft en het leven neemt. Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. U zou een oude man heel gelukkig maken wanneer u mijn uitnodiging aannam. Maar de beslissing is aan u, miss Doyle. Gaat u mee om het kerstmaal met ons te gebruiken?’ Hij had iets zwierigs, met de pretlichtjes in zijn ogen, zijn ondeugende glimlach en zijn kalme zelfvertrouwen. Hij wist wie ze was en Bridie veronderstelde dat hij haar een geschikte vrouw vond voor zijn zoon. Ze kon niet ontkennen dat ze nieuwsgierig was. En ze vond Mr. Lockwood sympathiek. Zijn manier van doen beviel haar wel. Misschien was zijn zoon net zo sympathiek. En misschien was hij rijk genoeg voor haar. Anderzijds, misschien…

Glimlachend schoof ze haar arm door de zijne. ‘Wat bijzonder vriendelijk van u, Mr. Lockwood. Ik ga graag met u mee voor de kerstmaaltijd en om kennis te maken met uw zoon. Maar in Ierland zeggen we: Hoe ouder de viool hoe zoeter de klank.’

Mr. Lockwood grinnikte en ze liepen samen de straat uit, waarvan het natte plaveisel glansde. ‘U hebt de Ierse charme mee hierheen genomen, miss Doyle.’ Hij klopte haar op de hand. ‘En daar kunnen we allemaal ons voordeel mee doen.’